Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Trabitour vwo 3

3 WW en leerwoordjes A1-B2 + D

Jaar 4 (Atheneum)

aanbieden = anbieten-bot an-angeboten
aankomen = ankommen-kam an- angekommen
aantrekken = anziehen-zog an-angezogen
advies geven = beraten-beriet-beraten
afslaan = abbiegen-bog ab-abgebogen
afsluiten =abschließen-schloss ab-abgeschlossen
afvliegen, vertrekken = abfliegen-flog ab-abgeflogen
bekijken = sich ansehen-sah an-angesehen
bevallen = gefallen-gefiel-gefallen
blijven = bleiben-blieb-geblieben
breken = brechen-brach-gebrochen
dalen = sinken-sank-gesunken
deelnemen aan = teilnehmen an-nahm teil-teilgenommen
doen = tun-tat-getan
dragen = tragen-trug-getragen
drinken = trinken-trank-getrunken
er is, er zijn = geben-gab-gegeben
eten = essen-aß-gegessen
fietsen = Rad fahren-fuhr-gefahren
gaan = gehen-ging-gegangen
geven = geben-gab-gegeben
groeien = wachsen-wuchs-gewachsen
hangen = hängen-hing-gehangen
helpen = helfen-half-geholfen
het koud hebben = frieren-fror-gefroren
heten = heißen-hieß-geheißen
houden, stoppen = halten-hielt-gehalten
inslapen = einschlafen-schlief ein-eingeschlafen
instappen = einsteigen-stieg ein-eingestiegen
komen = kommen-kam-gekommen
krijgen = bekommen-bekam-bekommen
langslopen = vorbeikommen-kam vorbei-vorbeigekommen
laten = lassen-ließ-gelassen
lenen = leihen-lieh-geliehen
lezen = lesen-las-gelesen
liegen = lügen-log-gelogen
liggen = liegen-lag-gelegen
lopen, hard rennen = laufen-lief-gelaufen
meenemen = mitnehmen-nahm mit-mitgenommen
meeschrijven = mitschreiben-schrieb mit-mitgeschrieben
nemen = nehmen-nahm-genommen
opbellen = anrufen-rief an-angerufen
opgeven = aufgeben-gab auf-aufgegeben
opstaan = aufstehen-stand auf- aufgestanden
overstappen = umsteigen-stieg um-umgestiegen
pijn doen = wehtun-tat weh-wehgetan
plaats nemen = Platz nehmen-nahm Platz-Platz genommen
plaatsvinden = stattfinden-fand statt-stattgefunden
schieten = schießen-schoss-geschossen
schijnen = scheinen-schien-geschienen
schreeuwen = schreien-schrie-geschrien
schrijven = schreiben-schrieb-geschrieben
schrikken = erschrecken-erschrak-erschrocken
slapen = schlafen-schlief-geschlafen
sluiten = schließen-schloss-geschlossen
snijden = schneiden-schnitt-geschnitten
sporten = Sport treiben-trieb Sport-Sport getrieben
spreken = sprechen-sprach-gesprochen
staan = stehen-stand-gestehen
sterven = sterben-starb-gestorben
stijgen = steigen-stieg-gestiegen
te binnen schieten = einfallen-fiel ein-eingefallen
televisiekijken = fernsehen-sah fern-fernsehen
teruggeven = zurückgeben-gab zurück-zurückgegeben
terugkomen = wiederkommen-kam wieder-wiedergekommen
uitgaan = ausgehen-ging aus-ausgegangen
uitnodigen = einladen-lud ein-eingeladen
uitstappen = aussteigen-stieg ein-eingestiegen
uittrekken = ausziehen-zog aus-ausgezogen
uitzien = aussehen-sah aus-ausgesehen
vallen = fallen-fiel-gefallen
vangen = fangen-fing-gefangen
verbinden = verbinden-verband-verbunden
vergeten = vergessen-vergaß-vergessen
verhuizen = umziehen-zog um-umgezogen
verliezen = verlieren-verlor-verloren
verstaan/begrijpen = verstehen-verstand-verstanden
vertrekken, wegrijden = abfahren-furh ab-abgefahren
vinden = finden-fand-gefunden
vliegen = fliegen-flog-geflogen
wassen = waschen-wusch-gewachsen
werpen = werfen-warf-geworfen
winnen = gewinnen-gewann-gewonnen
zien = sehen-sah-gesehen
zijn = sein-war-gewesen
zingen = singen-sang-gesungen
zitten = sitzen-saß-gesessen
zwemmen = schwimmen-schwamm-geschwommen

Ingezonden op 14-03-2017 - 376x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Trabitour vwo 3

3 WW en leerwoordjes A1-B2 + D