Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Kenleer/Wetenschapsfilosofie
› 15 College 7 Wetenschapsfilosofie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Kenleer/Wetenschapsfilosofie
, deel 1
15 College 7 Wetenschapsfilosofie
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waar gaat het wetenschappelijk realisme debat over? = Over de vraag: Wat is de ontologische status van theoretische entiteiten? Wat wordt er bedoelt met ontologische status? = De vraag of iets echt bestaat of niet. Wat zijn theoretische entiteiten? = Dingen die we niet direct kunnen waarnemen, maar wie wel worden voorondersteld (atomen, zwarte gaten, etc.) Ze worden wel gepostuleerd door theorieën. Welke drie posities zijn er bij het realisme debat? = Het realisme, het Instrumentalisme en het Agnosticisme. Hoe denkt het realisme over de ontologische status van theoretische entiteiten? = De theoretische entiteiten bestaan werkelijk. Hoe denkt het instrumentalisme over de ontologische status van theoretische entiteiten? = Je moet een wetenschappelijke theorie niet letterlijk nemen. Een theorie is een handig hulpmiddel om verschijnselen te voorspellen. Maar het zegt niets over de realiteit. Ze bestaan niet echt. Theorie is niet letterlijk, maar een hulpmiddel om verschijnselen mee te voorspellen. Wie was de vroegste instrumentalis? = Ptolemaeus. Hoe dacht Ptolemaeus over de ontologische status van theoretische entiteiten met het instrumentalisme? = Hij had een theorie over de planeten. Hij zag zijn eigen theorie niet per se als de werkelijkheid, maar als een rekenhulp. Mensen konden het bovenmaanse niet bevatten, omdat goddelijke wetten daar spelen, maar wij kunnen er wel voorspellingen over proberen te doen. Hoe denkt het Agnosticisme over de ontologische status van theoretische entiteiten? = We weten het niet, dus we kunnen er niet veel over zeggen. Wie neemt de positie van het Agnosticisme aan en wat zegt hij erover? = Van Fraassen. Hij noemt het zelf constructief empirisme. Hij zegt dat we het niet weten en er daarom niet veel over kunnen zeggen. Waar zegt een wetenschappelijke theorie doorgaans iets over en welke vraag komt daarbij kijken? = Niet alleen over observeerbare zaken, maar vaak ook iets over niet-observeerbare zaken. (Moleculen, zwarte gaten, atomen, etc.) De vraag die daarbij komt kijken is of dat wetenschap ook in het domein van niet-observeerbare zaken naar betrouwbare kennis van de werkelijkheid streeft. Vanaf wanneer komt de positie van de realist? = Vanaf de jaren ’50 (na het logisch positivisme). Welke twee redeneringen heeft de realist dat de wetenschap ook in het domein van theoretische entiteiten betrouwbare kennis van de werkelijkheid nastreeft? = 1. Theorieën gaan over de werkelijkheid. Uitspraken zijn waar of onwaar. 2. Er zijn soms goede redenen om te geloven dat een theorie bij benadering waar is. Wat zal een instrumentalist inbrengen tegen het idee van de realist dat theorieën gaan over de werkelijkheid en een uitspraak waar of onwaar is? = Ze ontkennen het. Theorieën gaan niet over de werkelijkheid en zijn enkel een hulpmiddel. Hoe denkt een logisch positivist over de ontologische status van theoretische entiteiten? = We kunnen enkel iets zeggen over de observeerbare theorieën. We kunnen nooit een waarheidswaarde toekennen aan niet-observeerbare entiteiten, dus moeten we een instrumentalistische houding aannemen volgens hen. Alleen de observeerbare wetenschap is verifieerbaar. Zij maakten een onderscheid tussen observatie-uitspraken (deze zijn waar of onwaar en empirisch te verifiëren) en theoretische uitspraken (kunnen we niet waarnemen en daarom geen waarheidswaarde toekennen). Hoe denkt van Fraassen over het idee van de realisten dat er soms goede redenen zijn om te geloven dat een theorie bij benadering waar is? = Hij ontkend het, omdat er nooit goede redenen zijn om te geloven dat een theorie bij benadering waar is. Is er volgens een realist een onderscheid tussen theorie en observatie uitspraken? = Nee. Als je mag zeggen dat goudvissen en aardbeien bestaan, dan mag je ook zeggen dat neutronen en protonen bestaan. In welk jaren zouden de meeste filosofen zich een wetenschappelijk realist hebben genoemd? = In de jaren ’60. Welke argumenten hebben filosofen uit de jaren 60 aangevoerd voor hun positie als wetenschappelijk realist? = 1. Consilience: dit wil zeggen dat als we iets vanuit onafhankelijke hoeken kunnen bevestigen, dan wordt het reeds aannemelijker dat het werkelijk bestaat. We kunnen het bestaan van bijv. atomen ogenschijnlijk bevestigen op verschillende onafhankelijke perspectieven, des te sterker wordt je claim. 2. Methodologisch voordeel: De wetenschappelijke realist zou een methodologisch voordeel hebben tegenover de instrumentalist en de agnost, omdat alleen hij werkelijk interesse heeft in het doen van nieuwe ontdekkingen. (Dit argument is niet heel sterk, omdat andere stromingen dezelfde drang hebben. Zo zijn instrumentalisten ook op zoek naar nieuwe ontdekkingen, maar zullen zij geen ontologische claim doen, alleen de empirische consequenties benadrukken.) 3. Het succes argument / no-miracle argument: het spectaculaire succes van de volwassen wetenschappers is alleen verklaarbaar wanneer we aannemen dat deze theorieën bij benadering waar zijn en dat de (onobserveerbare) entiteiten die deze theorieën postuleren naar werkelijk bestaande dingen verwijzen. Realisten zijn onder de indruk van de wetenschap, het succes van de wetenschap is geen wonder omdat de wetenschap bij benadering waar is en verwijzen naar bestaande dingen. Waarom denkt Hilary Putnam dat het succes van hedendaagse wetenschap geen wonder is? = Omdat we dat succes kunnen verklaren. Op welke manier heeft het no-miracle argument een vorm van een abductief argument? = Het is niet logisch geldig, omdat de conclusie verder reikt dan de premissen toelaten. Een argument van deze soort is IBE: inference tot the best explanations. Je hebt een fenomeen X en je moet Y aannemen om X te verklaren, dus Y is waar. De conclusie is niet altijd logisch dwingend maar soms niet onvoorkombaar. (Soms wijzen tekenen op iets en is het rationeel om aan te nemen dat het iets is. Het is een aanname want je kan de tekenen ook anders verklaren, maar op bepaalde momenten lijkt iets aannemelijk te zijn. Wat wil de realist met het no-miracle argument? = Het succes van de wetenschap verklaren (S) en dat kan als hij aanneemt dat de wetenschap bij benadering waar is en verwijst naar de werkelijkheid (W). Dus: WS, wetenschap is succesvol (S), dus (W). Wat is er mis met het succesargument van de realist? = Het is een drogredenering, maar wel het sterkste argument voor het wetenschappelijk realisme. Wat is het succesargument van de realist? = Het succes van de wetenschap wordt verklaard, omdat theorieën waar zijn. Het is niet logisch dwingend. Sommige critici menen zelfs dat het een drogredenering is. Succes van een theorie is geen garantie voor de waarheid. Noem een critici van het succesargument van de realisten? = Larry Laudan. Hoe gaf Larry Laudan kritiek op het succesargument van de realisten? = Door een hele lange lijst te maken van allerlei theorieën die succesvol, maar onwaar waren. Die lijst was heel lang, want elke theorie faalt uiteindelijk. Een paar voorbeelden: Astronomie van Ptolemaeus (ondanks een foute theorie kon hij eclipsen voorspellen.) (2de eeuw n. Chr.–17de eeuw), Vitalisme in de biologie (H. Bergson: Het idee dat elk levend wezen een onstoffelijke levensvonk heeft.) (19de–20ste eeuw), Flogistontheorie in de chemie (Dit werd aan de kant geschoven doordat er zuurstof nodig was voor vuur.) (19de eeuw), Fixisme in de geologie (Dat aardplaten alleen lang elkaar afschuiven, niet van elkaar af of naar elkaar toe.) (19de–20ste eeuw), Catastrofisme in de geologie (De aarde is veel ouder dan toen men dacht.) (18de–19de eeuw, Humorale geneeskunde (Je hebt vier lichaamssappen: zwarte gal, gele gal, bloed en slijm. Dit moet in balans zijn anders wordt je ziek. Van te veel bloed werd je hysterisch. Zo was het populair om bloed af te tappen. (4de eeuw v. Chr.–19de eeuw), Etc. Deze lijst gaat eindeloos door. Wat hij wil aantonen is dat een succesvolle theorie niet per se waar hoeft te zijn. Hij was een van de weinige anti-realisten. Misschien staan onze huidige theorieën straks ook op die lijst. Tot nu toe is er in de geschiedenis geen een theorie overeind gebleven. Wat kan een realist inbrengen tegen Larry Laudan? = Het succes van de huidige theorieën is anders. Toen waren de theorieën niet echt succesvol. Ze werden omarmd bij gebrek aan beter. Ze hadden geen andere keus. Nu hebben we wel keuze uit andere theorieën. Onze theorieën zijn succesvol omdat ze bij benadering waar zijn en naar werkelijk bestaande dingen verwijzen. Wat betekent het als een theorie succesvol is? Je moet hier eerst achter zien te komen en tot die tijd moet je er voorzichtig mee zijn. Dit was de situatie in de jaren ’70. Wanneer is Bas Fraassen geboren? = In 1941. Wanneer kwam het boek van Bas Fraassen uit? = In 1980. Vertel wat over Bas Fraassen? = Hij was hoogleraar in California. (Eerst ergens anders.) Hij pleit voor een middenpositie tussen de andere twee in. Hij noemt het constructief empirisme. Hij is een strenge empirist en empiristen zijn het liefst terughoudend over ontologische claims. Een empirist houdt zich liever bij het waarneembare. Het succes van de wetenschap behoeft geen verklaring en zeker niet door metafysica. Welke verklaring geeft Bas Fraassen over het succes van de wetenschap? = Hij wil er eigenlijk niets van weten, maar als je per se een verklaring wil hebben: Theorieën zijn verwikkeld in survival of the fittest. Een soort Darwinistische verklaring. Het is niet vreemd dat succesvolle theorieën overeind blijven, omdat ze zijn verwikkeld in een strijd om hun bestaan. Wat is volgens Bas Fraassen de belangrijkste eigenschap van een wetenschappelijke theorie? = Empirische adequaatheid: goed kunnen voorspellen. Dat is alles wat we nodig hebben. Dat is voldoende om hem te accepteren. We weten nooit zeker of het waar is, dus moeten we ons beperken tot empirische adequaatheid. Welke overeenkomst heeft Fraassen met een realist? = Dat je een theorie letterlijk moet nemen. Welke positie neemt Fraassen in? = Een agnostische positie. Wat zegt de agnost over theoretische entiteiten? = We weten nooit zeker of ze bestaan. We kunnen alleen weten of ze empirisch adequaat zijn. Fraassen was hier het beroemde scheermes van Ockham: Je moet niet meer entiteiten aannemen dan nodig. Als twee theorieën hetzelfde voorspellen, kies dan de meest simpele theorie. Je moet de entiteiten niet zonder noodzaak vermenigvuldigen, geen onnodige ontologische claims doen. Het is helemaal niet nodig om te speculeren of en theorie waar is. Wat er toe doet is of ze empirisch adequaat zijn. Het is een spaarzame positie. Vanaf 1980 was dit de sterkste positie. Waardoor was het wetenschappelijk realisme een stuk minder populair en kwamen antirealisten in het voordeel? = Door het boek van Bas Fraassen en wat hij zei over niet meer entiteiten aannemen en dat het er alleen toe doet of iets empirisch adequaat is. Wat is het scheermes van Ockham? = Niet meer entiteiten aannemen dan nodig is. Welke twee motieven zijn belangrijk voor het adequaat empirisme? = Theorieën uit het verleden zijn onwaar. Dit is een les uit de geschiedenis. Die van ons zijn dus waarschijnlijk ook onwaar. Onderdeterminatie: Het feit dat we op basis van empirische modellen, meerdere theorieën kunnen ontwikkelen met een andere ontologie, dus we krijgen daar nooit een sluitend antwoord op. Wat voor kritiek kwam er op Bas Fraassen? = Hij wil ontologische claims beperken tot wat observeerbaar is, maar waar ligt de grens? Alleen bij wat men met het blote oog kan zien? Maar die grens is vaag. Maar zolang er tegenstelling is, duidelijk wel en niet observeerbaar, mag je de theorie gebruiken. Maar hij gaat wel ver, want alleen al een vergrootglas is niet met het blote oog. Als de evolutie een iets ander paadje was ingeslagen, hadden we andere dingen kunnen zien, bijv. infrarood. En dan hadden we een andere ontologie en een ander kenapparaat. Waarom heeft waarheid een menselijke maatstaf? Wat voor reactie heeft Fraassen op zijn kritiek? = We zitten nu eenmaal opgescheept met dit kenapparaat en dat moet de maatstaf zijn. De evolutie is zo nou eenmaal gegaan. Door het toedoen van Fraassen is het realisme opgedeeld in een aantal posities. Noem er twee. = Entiteiten realisme en comparatief realisme. Door het toedoen van Fraassen is het realisme opgedeeld in een aantal posities. Wat is entiteiten realisme? = Hachting en Cartisright: We kunnen theorieën manipuleren en dat is het criterium of iets bestaat. Niet observeerbaar, maar manipuleerbaar . Door het toedoen van Fraassen is het realisme opgedeeld in een aantal posities. Wat is comparatief realisme? = Kuipers: Onze huidige theorieën zijn misschien niet bij benadering waar, maar ze zijn wel dichter bij de waarheid dan andere theorieën. Wat is er met de nieuwe vormen van het realisme? = Ze zijn zwakker geworden. Door Fraassen zijn ze voorzichtiger geworden. Is realisme debat een empirische of filosofische kwestie? = Het is echt een filosofische kwestie. We kunnen het niet empirisch beslechten. Wat zei Alan Musgrave in 1999 over het realisme debat? = Het is uiteindelijk een filosofische kwestie en aan ons om een positie te kiezen. Hoe luidt het samenloop-van-successen argument van de realist en waarom zijn antirealisten hiervan niet onder de indruk? = Dat hoeveelheid succes bepaalt in hoeverre het waar is. Een antirealist Laudan had een lijst gemaakt met allemaal succesvolle theorieën van vroeger die nu allemaal onwaar blijken te zijn. Realisten beroepen zich doorgaans op een abductief argument oftewel een inference to the best explanation. Wat wordt hiermee bedoeld? = Het is niet logisch geldig, omdat de conclusie verder reikt dan de premissen toelaten. Een argument van deze soort is IBE: inference tot the best explanations. Je hebt een fenomeen X en je moet Y aannemen om X te verklaren, dus Y is waar. De conclusie is niet altijd logisch dwingend maar soms niet onvoorkombaar. (Soms wijzen tekenen op iets en is het rationeel om aan te nemen dat het iets is. Het is een aanname want je kan de tekenen ook anders verklaren, maar op bepaalde momenten lijkt iets aannemelijk te zijn. ?? Sommige filosofen menen dat het realisme de enige positie is die het succes van de moderne wetenschap goed kan verklaren. Welke argument brengt de antirealist hier tegenin? = Het scheermes van Ockham. Niet meer entiteiten aannemen dan nodig. Je hoeft niet te weten of het waar of onwaar is. ?? Wat betekent het dat een theorie of model ‘ondergedetermineerd’ is en waarom is dit een probleem voor de realist? = Het feit dat we op basis van empirische modellen, meerdere theorieën kunnen ontwikkelen met een andere ontologie, dus we krijgen daar nooit een sluitend antwoord op. Omdat als we iets niet kunnen observeren er meerdere antwoorden mogelijk zijn van wat datgene wat we denken dat het is, is. Er zijn meerdere antwoorden en omdat we het niet kunnen zien, kunnen we het ook niet zeker weten of dat onze interpretatie klopt. Waarom wordt het antirealisme soms instrumentalisme genoemd? Wat is de overeenkomst en wat het verschil tussen deze twee posities? = Weet ik niet zo goed. Instrumentalisme is dat theoretische entiteiten niet bestaan. Dat is het tegenovergestelde van wat de realist denkt. Ik denk dat ze daarom ook wel antirealisten worden genoemd. Maar een antirealist is tegen het realisme en heeft er kritiek op. Dat wil niet zeggen dat ze meteen denken dat theoretische entiteiten niet bestaan en dat ze het (helemaal) instrumentalisme eens zijn. Realisten menen dat we iets over onderliggende (niet-observeerbare) lagen van de werkelijkheid te weten kunnen komen. Welke argumenten hanteren realisten hierbij? = - Theorieën gaan over de werkelijkheid. Uitspraken zijn waar of onwaar. - Er zijn soms goede redenen om te geloven dat een theorie bij benadering waar is. - Consilience: dit wil zeggen dat als we iets vanuit onafhankelijke hoeken kunnen bevestigen, dan wordt het reeds aannemelijker dat het werkelijk bestaat. We kunnen het bestaan van bijv. atomen ogenschijnlijk bevestigen op verschillende onafhankelijke perspectieven, des te sterker wordt je claim. - Methodologisch voordeel: De wetenschappelijke realist zou een methodologisch voordeel hebben tegenover de instrumentalist en de agnost, omdat alleen hij werkelijk interesse heeft in het doen van nieuwe ontdekkingen. (Dit argument is niet heel sterk, omdat andere stromingen dezelfde drang hebben. Zo zijn instrumentalisten ook op zoek naar nieuwe ontdekkingen, maar zullen zij geen ontologische claim doen, alleen de empirische consequenties benadrukken.) - Het succes argument / no-miracle argument: het spectaculaire succes van de volwassen wetenschappers is alleen verklaarbaar wanneer we aannemen dat deze theorieën bij benadering waar zijn en dat de (onobserveerbare) entiteiten die deze theorieën postuleren naar werkelijk bestaande dingen verwijzen. Realisten zijn onder de indruk van de wetenschap, het succes van de wetenschap is geen wonder omdat de wetenschap bij benadering waar is en verwijzen naar bestaande dingen. Waarom menen realisten dat de wetenschap vanuit een realistisch perspectief sneller vooruitgang kan boeken? Ben je het hiermee eens? = Omdat je kijkt naar of theorieën succesvol zijn en als dat is neem je ze aan als waar. Dat gaat sneller dan theorieën steeds betwijfelen. ?? Ik ben het hier wel mee eens. Ik denk alleen wel dat je nooit zeker kunt weten of iets waar is, zeker als je naar de geschiedenis van wetenschappelijke theorieën kijkt. Maar je moet van iets uitgaan, dus is het uitgaan van succesvolle theorieën wel goed denk ik. De wetenschapsfilosoof Larry Laudan meent dat het succes van een theorie niet noodzakelijk de waarheid van die theorie garandeert. Welke voorbeelden geeft Laudan uit de geschiedenis van de wetenschap? Wat beoogt hij met deze constatering? = Astronomie van Ptolemaeus (ondanks een foute theorie kon hij eclipsen voorspellen.) (2de eeuw n. Chr.–17de eeuw), Vitalisme in de biologie (H. Bergson: Het idee dat elk levend wezen een onstoffelijke levensvonk heeft.) (19de–20ste eeuw), Flogistontheorie in de chemie (Dit werd aan de kant geschoven doordat er zuurstof nodig was voor vuur.) (19de eeuw), Fixisme in de geologie (Dat aardplaten alleen lang elkaar afschuiven, niet van elkaar af of naar elkaar toe.) (19de–20ste eeuw), Catastrofisme in de geologie (De aarde is veel ouder dan toen men dacht.) (18de–19de eeuw, Humorale geneeskunde (Je hebt vier lichaamssappen: zwarte gal, gele gal, bloed en slijm. Dit moet in balans zijn anders wordt je ziek. Van te veel bloed werd je hysterisch. Zo was het populair om bloed af te tappen. (4de eeuw v. Chr.–19de eeuw), Etc. Deze lijst gaat eindeloos door. Wat hij wil aantonen is dat een succesvolle theorie niet per se waar hoeft te zijn.
Ingezonden op 18-03-2017 - 1875x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!