Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
DiagnostiekenAssessment
› 2 HC 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
DiagnostiekenAssessment
, deel 3
2 HC 2
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Het is belangrijk kom kritisch te kijken naar tests, waar kijk je naar = Hoe is het gemeten? (item-format) / wat is ‘gemiddeld / hoe is het verdeeld (uitbijters, variabiliteit)? Itemformat = Hoe kan je items formuleren? Selected response items (meerkeuze)/constructed response items open vragen ) Selected response items = MC waar/nietwaar matching items(kruis aan) Constructed response items = korte antwoorden / fill in the black/ essays / portfolios /interviews dus eigenlijk ZELF ANTWOORD OPSCHRIJVEN Voordelen en nadelen van Selected response items = veel items mogelijk in test / scoring is efficiënt en objectief / moeilijk om te schrijven (dat je er niet meerdere dingen uit kan opmaken, het moet eenduidig zijn) / random gokken is mogelijk / meten bijv geen schrijfvaardigheid Voordelen en nadelen van Constructed response items = minder items mogelijk / scoring is subjectief / minder moeilijk om te schrijven (je kan met veel woorden uitleggen wat je bedoelt) / gokken is lastiger / meten soms meer schrijfvaardigheid dan wat je echt wilt weten Welke meetniveaus heb je = nomimaal/ ordinaal/ interval/ ratio Nominaal = categorieen (man/vrouw) Ordinaal = rank-order, maar afstand tussen nummers is ongelijk (de afstand is niet hetzelfde 19-11 kan of A-B kan) Interval = continue schaal met gelijke afstand tussen punten (maar geen echt 0 punt) bijv IQ Ratio = Continue schaal met een echt 0 punt, zoals gewicht Meetniveau indeling, numeriek daaronder valt = ratio / interval Meetniveau indeling, categorisch daaronder valt = ordinaal /nominaal Wat beinvloedt de schaaltypes = de soort statistiek, beschrijvend of niet Een schaal in een onderzoek kent de waarde 1 toe aan vrouwelijke deelnemers en de waarde 2 aan mannelijke deelnemers. Welke type schaal wordt hier gebruikt? = Nominaal Assessments zijn een onderdeel van een test, waar of niet waar? = Niet waar. Een test is onderdeel van een assessment Test en assessment, want maakt uit van wat? = Je hebt een assessment en een test valt daaronder. Dus… een test is onderdeel van een assessment Aantal jaren getrouwd, wat voor een schaal is dit = ratio schaal (het heeft echt een 0 punt ) Likert schaal = bij bijv ‘ik houd van lezen’ dan kan je invullen ja of nee. Of nooit-soms-vaak-bijna altijd of helemaal niet mee eens – niet eme eens- mee eens etc. maar ook…. De vraag.. Hoeveel boeken heeft u thuis ongeveer A) 0-10 boeken b) 11-125 boeken C) 26-100 boeken etc Let op bij het stellen van vragen en antwoorden bij vragenlijsten, de manier van stellen = soms zijn er items die negatief gesteld zijn en waarvan het antwoord moet worden ‘omgedraaid’ om mee te mogen tellen COTAN = Commissei TestAangelegenheden Nederland. Het beoordeelt testen . Doel, bevorderen van de kwaliteti van tests en testgebruik in Nederland Beoordelingsprocedure COTAN = 1. Aanmelding 2. Twee beoordelaars beoordelen het testmateriaal anoniem 3. Initeile beoordeling naar indiener (indiener mag reageren ) 4. Definitieve beoordeling in COTAN-documentatie 5. Evt herbeoordeling bij nieuwe onderzoeksgegevens en test versie. KIJK OOK NAAR JAARTALLEN.. hoe oud is het Score is gestandaardiseerd = score moet voor elk kind hetzelfde betekenen. (en bijv niet alleen randstad ) Het is belangrijk voor de COTAN. Belangrijk voordat je je test opgeeft bij de cotan = in NL moet de test verkrijgbaar zijn/ voor professioneel gebruik ./ validiteit, betrouwbaarheid en normen ondrerzocht / maakt direct of indirect uispraken over personen mogelijk / gestandaardiseerd Waar beoordeelt de COTAN allemaal op? = 1. Uitgangspunten van de testconstructie 2./ kwaliteit testmateriaal 3. Kwaliteit van de handleiding 4. Normen 5. Betrouwbaarheid 6. Begripsvaliditeit 7. Criteriumvaliditeit Kwaliteit van het testmateriaal, waar wordt er naar gekeken = testopgaven (gestandaardiseerd/fair/correct geforumleerd) SCORINGSPROCES (Objectief/foutenvermeden) INSTRUCTIE / VERSCHIL IN BEOORDELING, PAPIER-ENPOTLOOD VS COMPUTER (bijv pc vragen naar beveiliging en kwaliteit Kwaliteit handleiding, waar wordt er naar gekeken = handleiding moet 2 soorten info bevatten (praktische aanwijzingen afname scoring en interpretatie / info over onderzoek naar de test ) bij afname via computer over installatie Criterium validiteit = in hoeverre zijn de testscores een goede voorspeller van niet test gedrag (bijv in hoeverre de CITO daadwerkelijk VWO voorspelt bijv) het is retroperspectief/gelijktijdig of predictief. Verdelingen testscores = centrummaten en variabiliteit en betrouwbaarheidsinterval Relaties tussen scores = correlaties (richting en grootte) Regressie (voorspellen) Normaalcurve, hoe ziet het eruit? = heeft een symmetrische weergave Gemiddelde = totaal van alle scores / aantal scores (mag alleen bij ratio en interval!!!) het is gevoelig voor uitbijters Mediaan = middelpunt van alle scores (voor ratio/ interval en ordinale schalen) niet gevoelig voor uitbijters. Bij een oneven aantal is de mediaan de score in het midden van de verdeling bij een even aantal is de median het gemiddelde van de twee scores in het midden Modus = score die het meeste voorkomt in de verdeling. Kan bij alle schaaltypes . let op bimodale verdeling (2 hoogste scores) zijn ze onbruikbaar. Bij kleine steekproeven is de modus geen stabiele factor Niet elk gedrag is normaal verdeeld, hoe kan de verdeling dan zijn = skewed Variabiliteit = Doordat iedere steekproef uit andere elementen van de populatie kan bestaan, verschillen de uitkomsten gewoonlijk van elkaar, men noemt dit /spreekt dan van variabiliteit bij steekproeven. Range = hoogste score tot laagste score . het geeft de extreemste waarden aan van de verdeling Standaarddeviatie = de gemiddelde afstand waarmee scores rond het geiddelde varieren. Hoe groter de SD, hoe groter de variantie in de verdeling Variantie = kwadraat van Standaarddeviatie. Interpretatie is lastiger. Vooral belangrijk als teheroetisch concept . De variantie is in de statistiek een maat voor de spreiding van een reeks waarden, dat wil zeggen de mate waarin de waarden onderling verschillen. Hoe groter de variantie, hoe meer de afzonderlijke waarden onderling verschillen, en dus ook hoe meer de waarden van het "gemiddelde" afwijken. Continuüm v.s unieke kwaliteiten = karakteristieken van een conditie komen voor op een continuüm en zijn dus niet uniek! We kunnen dus niet zeggen dat Pietje zijn conditie IS. Want dat is iets anders Heterogeniteit in de diagnostiek = Een diagnose kan op verschillende manieren tot uiting komen. Sommige kinderen met ADHD hebben bijv gedragsproblemen, anderen niet, sommigen hebben leerproblemen, anderen niet etc. DE ADHD’ er bestaat niet.. je bent altijd iemand met een diagnose ADHD je bént nooit de diagnose Ruwe scores van een individu = hebben geen betekenis zonder referentiekaders (er zijn 2 referentiekaders) Referentiekaders. Norm-referenced interpretatie = relatief. Standaardscores (Z/T/IQ) / genormaliseerde standaardscores / percentielen/ grade quivalenten Referentiekaders. Criterium-referenced interpretatie = absoluut. Percentage correct (geslaagd of gezakt/ goed voldoende of goed ) Van ruwe score ga je naar = een interpretatie Norm-referenced interpretatie heten ook wel? En wat is het doel? = standaardscores. Doel is lineaire transformaties, je kan scores met elkaar vergelijken (op dezelfde schaal) . De afstanden zijn gelijk. Een T score gaat bijv van 20 naar 30. Daarboven staat de Z-score weergeven, die gaat van -2 naar -1. De afstanden zijn gelijk in relatieve zin (op de schaal zijn ze even groot ) Genormaliseerde scores, wat zie je = transformatie van relatief scheve verdelingen (door bijv steekproef) naar normaalverdeling. Je ziet dat de percentages niet gelijk zijn. Van 2 naar 3 op de Stanines schaal is niet gelijk als van 5 naar 6. Want van 2 naar 3 is 7-12 procent en van 5 naar 6 is 20- 17 procent. De schaal loopt dus niet gelijk. (stanines/ wechsler/ normaal curve equivalenten) Bij percentiel 80 bij norm-referenced interpretatie van percentielen betekent = 80 procent van de groep scoort LAGER dan jouw persoon Norm-referenced interpretatie grade-equivalenten = grade level toegekend aan score/ ordinale schaal/ niet vergelijkbaar tussen testen/ assumpties (alle kinderen presteren op grade level, dat is statistisch onmogelijk / alsof academische vaaridgheden constante groeisnelheide hebben. Instructie studneten moe op bereikte grade level zijn) KORTOM… NIET GEBRUIKEN Criterium referenced interpretaties = heeft de leerlijk zijn/haar doel bereikt? Waar staat deze leerling (verschil met norm-referenced, want daarbij vragen ze dan bijv hoe de vaardigheid van deze leerling is veranderd tov de gemiddelde groei van medelleerlingen) HET IS ABSOLUUT JIM heeft een VIX(verbal-intelligentie-index) score van 93, hoe heet deze score = een ruwe score. Je kan dan kijken in de verdeling, valt het binnen het gemiddelde? (voor meer info zie laatste sheet)
Ingezonden op 24-03-2017 - 763x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!