Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans contexte
› 16 Alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans contexte
16 Alles
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
actuellement = op dit moment l'an = het jaar ancien, ancienne = oud l'année = het jaar annuel, annuelle = jaarlijks l'après-midi = de middag l'automne = de herfst autrefois = vroeger l'avenir = de toekomst le centenaire = de honderdste verjaardag continu, continue = continu la date = de datum dater de = dateren uit le début = het begin débuter = beginnen désormais = voortaan la durée = de duur enfin = eindelijk ensuite = vervolgens l'époque = het tijdperk l'été = de zomer la fin = het einde finalement = uiteindelijk futur, future = toekomstig l'heure = het uur l'hiver = de winter immédiat, immédiate = onmiddellijk immédiatement = onmiddellijk l'instant = het ogenblik le jour = de dag la journée = de dag le lendemain = de volgende dag longtemps = lang le matin = de ochtend la minute = de minuut le mois = de maand le moment = het moment la nuit = de nacht le passé = het verleden passé, passée = vorig la période = de periode permanent, permanente = permanent la phase = de fase le présent = het heden le printemps = de lente prochain, prochaine = volgend récemment = onlangs régulier, régulière = regelmatig la saison = het seizoen la seconde = de seconde la semaine = de week le siècle = de eeuw le soir = de avond la soirée = de avond soudain = plotseling souvent = vaak tard = laat le temps = de tijd tôt = vroeg la veille = de dag voor l'aube = de vroege ochtend la demi-heure = het half uur l'horaire = het rooster l'infini = het oneindige la matinée = de ochtend constant, constante = constant définitif, définitive = definitief durable = blijvend éternel, éternelle = eeuwig jadis = vroeger longuement = lang nocturne = nacht- précoce = voortijdig préliminaire = voorbereidend temporaire = tijdelijk calculer = berekenen la charge = de lading chargé, chargée = beladen le chiffre = het cijfer la centaine = het honderdtal le centimètre = de centimeter compléter = afmaken considérable = aanzienlijk contenir = bevatten demi, demie = half la dimension = de afmeting la dizaine = het tiental la dose = de dosis la douzaine = het dozijn énorme = enorm entier, entière = heel l'épaisseur = de dikte l'excès = de overmaat la grandeur = de grootte la hauteur = de hoogte inférieur, inférieure = minder le kilo, le kilogramme = het kilo le kilomètre = de kilometer le litre = de liter la livre = het pond le lot = het deel majeur, majeure = groter la largeur = de breedte la longueur = de lengte la majorité = de meerderheid la masse = de massa la mesure = de maat mesurer = meten le mètre = de meter mi- = midden- le millier = het duizendtal le milligramme = het milligram le millilitre = de milliliter le millimètre = de millimeter la minorité = de minderheid moindre = minder le morceau = het stuk le nombre = het aantal nombreux, nombreuse = veel le numéro = het nummer la paire = het paar la partie = het deel peser = wegen plein, pleine = vol la plupart = het merendeel le poids = het gewicht le pourcentage = het percentage la proportion = de proportie la quantité = de hoeveelheid le quart = het kwart la quinzaine = ongeveer twee weken réduire = verminderen le reste = de rest seul, seule = één la somme = het bedrag supplémentaire = aanvullend la taille = de lengte le taux = het percentage le tiers = het derde deel la tonne = de ton total, totale = totaal tout, toute = heel la trentaine = het dertigtal unique = enig uniquement = enkel l'unité = de eenheid vide = leeg la vingtaine = het twintigtal le volume = het volume l'abondance = de overvloed abondant, abondante = overvloedig l'échantillon = het monster excessif, excessive = buitensporig exclusivement = uitsluitend l'exemplaire = het exemplaar infiniment = enorm l'insuffisance = het tekort pleinement = volkomen répartir = verdelen suprême = opperst le surplus = het overschot totalement = volledig la totalité = het total absolu, absolue = absoluut la caractéristique = het kenmerk le défaut = het defect difficile = moeilijk essentiel, essentielle = essentieel extrême = extreem facile = makkelijk la façon = de manier fondamental, fondamentale = fundamenteel général, générale = algemeen important, importante = belangrijk indispensable = onmisbaar la manière = de manier moyen, moyenne = gemiddeld parfait, parfaite = perfect prêt, prête = klaar principal, principale = hoofd- relatif, relative = relatief spécial, spéciale = speciaal terrible = vreselijk universel, universelle = universeel véritable = werkelijk banal, banale = banaal bizarre = vreemd brusque = plotseling composé, composée = samengesteld courant, courante = gebruikelijk curieux, curieuse = merkwaardig défini, définie = bepaald étonnant, étonnante = verbazingwekkend exact, exacte = exact formidable = fantastisch horrible = afschuwelijk idéal, idéale = ideaal immobile = onbeweeglijk inquiétant, inquiétante = verontrustend insolite = ongewoon intense = intens l'intensité = de intensiteit nécessaire = noodzakelijk original, originale = origineel pénible = lastig remarquable = opmerkelijk singulier, singulière = bijzonder spécifique = specifiek surprenant, surprenant = verrassend tranquille = rustig vain, vaine = vergeefs vif, vive = levendig voulu, voulue = gewenst le bord = de rand central, centrale = centraal le côté = de kant l'endroit = de plek entourer = omgeven l'espace = de ruimte extérieur, extérieure = buiten- le fond = de bodem immense = immens intérieur, intérieure = binnen- partout = overal le plan = het vlak la portée = het bereik la position = de positie profond, profonde = diep la surface = de oppervlakte le territoire = het grondgebied l'univers = het universum vaste = ruim la zone = de zone éloigné, éloignée = ver étendu, étendue = uitgestrekt l'extérieur = de buitenkant l'extrémité = het uiteinde l'intérieur = de binnenkant précéder = voorgaan la profondeur = de diepte la proximité = de nabijheid restreint, restreinte = beperkt la sortie = de uitgang sous- = onder- spatial, spatiale = ruimte- la superficie = de oppervlakte blanc, blanche = wit bleu, bleue = blauw le bout = het einde brillant, brillante = glanzend carré, carrée = vierkant le coin = de hoek le colorant = de kleurstof la couche = de laag la couleur = de kleur la courbe = de bocht droit, droite = recht la face = het vlak la forme = de vorm former = vormen gris, grise = grijs jaune = geel la ligne = de lijn le motif = het patroon noir, noire = zwart plat, plate = plat le point = de punt la pointe = de punt rouge = rood la structure = de structuur le tour = de omtrek le trait = de streep vert, verte = groen l'angle = de hoek la barre = de stang le bloc = het blok la boucle = de ring la boule = de bol briller = glanzen la case = het vakje le cercle = de cirkel clair, claire = helder coloré, colorée = gekleurd coupé, coupée = gesneden le creux = de holte foncé, foncée = donker horizontal, horizontale = horizontaal lumineux, lumineuse = licht orange = oranje parallèle = parallel le pli = de plooi le reflet = de reflectie rond, ronde = rond rose = roze le spectre = het spectrum la sphère = de globe la teinte = de tint tracer = trekken le tube = de buis vertical, verticale = verticaal associer = associëren aussi = ook autant = zoveel autre = ander commun, commune = gemeenschappelijk comparer = vergelijken le contraire = het tegenovergestelde la différence = het verschil différent, différente = verschillend divers, diverse = divers égal, égale = gelijk également = ook mêler = mengen le/la même = dezelfde opposé, opposée = tegengesteld opposer = tegenover elkaar zetten pareil, pareille = lijken ressembler à = lijken op semblable = soortgelijk tel, telle = zulk analogue = overeenkomstig anti- = anti- authentique = authentiek comparable = vergelijkbaar la comparaison = de vergelijking confondre = verwarren la contradiction = de tegenspraak contrairement à = in tegenstelling tot différer = verschillen distinct, distincte = verschillend la distinction = het onderscheid l'écart = de afwijking l'égalité = de gelijkheid équivalent, équivalente = vergelijkbaar homogène = homogeen identique = identiek l'indifference = de onverschilligheid l'inverse = het omgekeerde le lien = het verband le mélange = de mengeling la nuance = de nuance la variation = de variatie varié, variée = gevarieerd varier = variëren davantage = meer dernier, dernière = laatst deuxième = tweede double = dubbel la fois = de keer généralement = in het algemeen l'habitude = de gewoonte ne ... que = slechts ordinaire = gewoon précédent, précédente = voorafgaand premier, première = eerst puis = daarna le rang = de rang rare = zeldzaam secondaire = secundair la série = de serie suivant, suivante = volgend antérieur, antérieure = vorig conséquent par = daardoor final, finale = eind- la fréquence = de frequentie fréquent, fréquente = frequent habituellement = gewoonlijk hebdomadaire = wekelijks initial, initiale = aanvankelijk préalable = voorafgaand primaire = primair progressivement = geleidelijk la répétition = de herhaling respectivement = respectievelijk simultanément = gelijktijdig succéder à = opvolgen successivement = na elkaar la supériorité = de superioriteit systématique = systematisch l'avantage = het voordeel le bonheur = het geluk la chance = de kans le danger = het gevaar dangereux, dangereuse = gevaarlijk disparaître = verdwijnen l'échec = de mislukking extraordinaire = buitengewoon favorable = gunstig grave = ernstig le hasard = het toeval heureux, heureuse = gelukkig le mystère = het mysterie l'occasion = de gelegenheid le risque = het risico risquer = riskeren le sort = het lot le succès = het succes la catastrophe = de catastrofe le destin = het lot l'incident = het incident l'inconvénient = het ongemak incroyable = ongelooflijk inévitable = onvermijdelijk le malheur = het ongeluk malheureusement = helaas malheureux, malheureuse = ongelukkig mystérieux, mystérieuse = mysterieus l'obstacle = het obstakel rater = niet slagen la réussite = het success améliorer = verbeteren l'augmentation = de verhoging le changement = de verandering changer = veranderen les circonstances = de omstandigheden la conséquence = het gevolg le développement = de ontwikkeling diminuer = verminderen éclater = ontploffen l'état = de toestand éviter = vermijden l'évolution = de evolutie exister = bestaan la hausse = de verhoging modifier = wijzigen le progrès = de voortgang remettre = terugleggen remplacer = vervangen tenter = proberen tourner = draaien transformer = transformeren accompli, accomplie = voltooid l'accroissement = de toename accumuler = bij elkaar brengen l'amélioration = de verbetering atténuer = verzachten la baisse = de afname baisser = afnemen brisé, brisée = gebroken craquer = knakken croître = groeien déplacer = verplaatsen la diminution = de vermindering évoluer = zich ontwikkelen existant, existante = bestaand l'extension = de uitbreiding intact, intacte = intact s'intégrer = integreren limiter = beperken la modification = de wijziging progresser = vooruitgaan la progression = de vooruitgang le recul = de teruggang la réduction = de vermindering la stabilité = de stabiliteit la transition = de overgang variable = wisselend vider = legen
Ingezonden op 26-03-2017 - 232x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!