Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans contexte
› 15 Alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans contexte
15 Alles
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
l'actualité (ev) = de actualiteit l'actualité (mv) = het journaal actuel, actuelle = actueel la cause = de oorzaak causer = veroorzaken créer = oprichten découvrir = ontdekken l'événement = de gebeurtenis le fait = de gebeurtenis l'indépendance = de onafhankelijkheid informer = informeren inquiétant, inquiétante = verontrustend intervenir = ingrijpen la manifestation = de demonstratie manifester = demonstreren la nouvelle = het nieuwsbericht le problème = het probleem protester = protester la réalité = de realiteit le renseignement = de informatie la situation = de situatie l'agitation = de onrust déclencher = doen losbarsten délivrer = bevrijden misérable = ellendig la misère = de ellende nucléaire = nucleair la pauvreté = de armoede le porte-parole = de woordvoerder provenir de = voortkomen uit rassembler = bijeenbrengen se rassembler = weer bij elkaar komen la rumeur = het gerucht la solidarité = de solidariteit l'association = de vereniging célèbre = beroemd la civilisation = de beschaving le club = de club le comité = het comité connu, connue = bekend la culture = de cultuur le don = de gift les gens = de mensen l'institution = de instelling le membre = het lid le milieu = de sociale omgeving moral, morale = moreel l'organisation = de organisatie populaire = volks- la population = de bevolking responsable = verantwoordelijk la société = de maatschappij l'union = de vereniging unir = verenigen l'adaptation = de aanpassing aisé, aisée = welgesteld la bande = de bende collectif, collective = gezamenlijk la collectivité = de gemeenschap la corporation = de corporatie la coutume = de gewoonte la fédération = de federatie le fondateur, la fondatrice = de oprichter la gloire = de roem le groupement = de groepering l'humanité = de mensheid, de menselijkheid les mœurs = de zeden noble = adellijk le prestige = het prestige le privilège = het voorrecht privilégié, privilégiée = bevoorrecht la réputation = de reputatie subsister = blijven bestaan adopter = aannemen l'agent public = de ambtenaar l'Assemblée nationale = de Nationale Vergadering le candidat, la candidate = de kandidaat la capitale = de hoofdstad le citoyen, la citoyenne = de burger le député, la députée = het kamerlid l'élection = de verkiezing électoral, électorale = verkiezings- élu, élue = gekozen le gouvernement = de regering gouvernemental, gouvernementale = regerings- gouverner = regeren l'habitant, l'habitante = de inwoner la liberté = de vrijheid libre = vrij le ministère = het ministerie le ministre = de minister la nation = de natie officiel, officielle = officieel officiellement = officieel l'opposition = de oppositie le parlement = het parlement le/la parlementaire = het kamerlid le parti = de partij le premier ministre = de premier politique = politiek le prince, la princesse = de prins régner = regeren la reine = de koningin la république = de republiek le roi = de koning royal, royale = koninklijk le royaume = het koninkrijk la sécurité = de veiligheid la concession = de concessie conservateur, conservatrice = conservatief la constitution = de grondwet le décret = het decreet le dirigeant, la dirigeante = de leider la doctrine = de doctrine l'empereur, l'impératrice = de keizer l'empire = het rijk intérieur, intérieure = binnenlands le mandat = het mandaat le partisan, la partisane = de aanhanger la patrie = het vaderland proclamer = bekendmaken la réforme = de hervorming la résistance = het verzet la résolution = het besluit la révolte = de opstand la révolution = de revolutie révolutionnaire = revolutionair la session = de zitting socialiste = socialistisch le souverain, la souveraine = de soeverein unanime = unaniem le vote = de stem voter = stemmen l'alliance = het bondgenootschap l'allié, l'alliée = de bondgenoot le communisme = het communisme la convention = het verdrag la délégation = de delegatie la démocratie = de democratie démocratique = democratisch diplomatique = diplomatisch le discours = de toespraak l'étranger = het buitenland extérieur, extérieure = buitenlands global, globale = globaal les négociations = de onderhandelingen se réfugier = vluchten la tension = de spanning le traité = het verdrag l'arme = het wapen armé, armée = gewapend l'armée = het leger l'armement = de bewapening attaquer = aanvallen l'autorité = de autoriteit le camp = het kamp commander = aanvoeren le conflit = het conflict défendre = verdedigen la défense = de verdediging l'ennemi, l'ennemie = de vijand la guerre = de oorlog la lutte = de strijd militaire = militair l'officier = de officier l'ordre = het bevel la paix = de vrede puissant, puissante = machtig le soldat = de soldaat les troupes = de troepen atomique = atoom- la bataille = de slag la bombe = de bom le canon = het kanon le colonel = de kolonel le combat = de strijd combattre = strijden conquérir = veroveren la conquête = de verovering détruire = vernietigen la domination = de heerschappij envahir = binnenvallen l'état-major = de leiding l'explosion = de explosie les horreurs = de wreedheden la légion = het legioen le lieutenant = de luitenant miner = mijnen leggen onder obéir = gehoorzamen le poste = de post le/la rebelle = de rebel redoutable = gevreesd résister à = weerstaan la stratégie = de strategie la terreur = de terreur trahir = verraden l'uniforme = het uniform agricole = agrarisch l'agriculture = de landbouw approcher = naderen la base = de basis bénéficier de = profiteren van la Bourse = de Beurs le capital = het kapitaal la consommation = de consumptie la croissance = de groei la crise = de crisis l'économie = de economie économique = economisch l'expansion = de expansie l'exploitation = de exploitatie l'exportation = de export la fabrication = de fabricage fabriquer = fabriceren fonder = stichten les fond = het bedrijfsvermogen l'importation = de import l'industrie = de industrie industriel, industrielle = industrieel investir = investeren l'inventissement = de investering la machine = de machine net, nette = netto la production = de productie produire = produceren le secteur = de sector les statistiques = de statistieken le système = het systeem l'actionnaire = de aandeelhouder l'apport = de bijdrage le bilan = de balans brut, brute = bruto- la concurrence = de concurrentie le déficit = het tekort la distribution = de distributie l'essor = de bloei la fusion = de fusie l'offre = het aanbod le pétrole = de aardolie le placement = de investering prélever = afschrijven le procédé = de werkwijze la récolte = de oogst le rendement = de opbrengst la restriction = de beperking la subvention = de subsidie accuser = beschuldigen l'avocat, l'avocate = de advocaat le cas = de zaak le droit = het recht ferme 2 = onvoorwaardelijk, streng fournir = leveren le juge = de rechter le jugement = het vonnis juger = rechtspreken juste = rechtvaardig la justice = de rechtvaardigheid la loi = de wet la peine = de straf la preuve = het bewijs le procès = het proces prouver = bewijzen la règle = de regel témoigner = getuigen le témoin = de getuige le tribunal = de rechtbank vrai, vraie = waar abuser de = misbruik maken van autoriser = toestaan la condamnation = de veroordeling condamner = veroordelen conforme = overeenkomstig coupable = schuldig le dommage = de schade établir = invoeren l'execution = de executie l'expropriation = de onteigening imposer = opleggen l'injustice = de onrechtvaardigheid interdire = verbieden interdit, interdite = verboden judiciaire = rechterlijk le juré, la jurée = het jurylid jurer = zweren la juridiction = de rechterlijke bevoegdheid juridique = juridisch légal, légale = legaal légitime = wettig la libération = de bevrijding libérer = bevrijden le notaire = de notaris obligatoire = verplicht obligé, obligée = verplicht obliger = verplichten procéder à = overgaan tot la procédure = de procedure le procureur de la République = de officier van justitie se référer = verwijzen régler = afhandelen rejeter = afwijzen renoncer à = afzien van requérir = eisen la sanction = de straf tenu, tenue = verplicht le tort = de schuld
Ingezonden op 26-03-2017 - 277x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!