Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans contexte
› 0 Vervolgwoordenschat 5-8-9-11-13-14
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans contexte
0 Vervolgwoordenschat 5-8-9-11-13-14
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le bœuf = het rundvlees la crème = de room la farine = het meel l'huile = de olie laitier, laitière = zuivel- le miel = de honing l'œuf = het ei le poulet = de kip la saucisse = de worst le sirop = de siroop l'alcool = de alcohol l'alimentation = de voeding l'assiette = het bord avaler 2 = doorslikken, opdrinken le bistro = het café conserver = bewaren la coupe = de schaal le déjeuner = de lunch le dîner = het avondeten fondre = smelten la fraîcheur = de versheid frais, fraîche = vers, fris garder = bewaren goûter = proeven le goûter = vieruurtje gras, grasse = vet liquide = vloeibaar nourrir 2 = voeden, onderhouden la nourriture = het voedsel le petit-déjeuner = het ontbijt le plateau = het dienblad le potage = de soep le pourboire = de fooi pressé, pressée = uitgeperst la recette = het recept le régime = het dieet la tasse = het kopje la vaisselle = de afwas l'A.D.N. = het DNA le buste = het bovenlijf la cellule = de cel cérébral, cérébrale = hersen- le cerveau = de hersenen le coude = de elleboog le crâne = de schedel la figure = het gezicht le foie = de lever la gorge = de keel l'index = de wijsvinger interne = inwendig la maturité = de volwassenheid la mémoire = het geheugen le menton = de kin le muscle = de spier le nerf = de zenuw l'organe = het orgaan la paume = de handpalm la paupière = het ooglid le poignet = de pols le poil = de haar le poing = de vuist la poitrine = de borst la reproduction = de voortplanting le shampooing = de shampoo la sueur = het zweet la tension = de bloeddruk la toilette = het toilet le vaisseau = het bloedvat la veine = de ader anormal, anormale = abnormaal atteint (de), atteinte (de) = lijden aan aveugle = blind (se) blesser = zich verwonden la blessure = de blessure le cancer = de kanker cardiaque = hart- la cicatrice = het litteken la cigarette = de sigaret le décès = het overlijden la dépression = de depressive la douleur = de pijn douloureux, douloureuse = pijnlijk étouffer = stikken la folie = de waanzin fou, fol, folle = gek l'handicap = de handicap incapable = niet in staat l'infection = de infectie la lésion = het letsel le malaise = de flauwte muet, muette = stom la plaie = de wond sain, saine = gezond sourd, sourde = doof surmonter = overwinnen survivre = overleven trembler = trillen le trouble = de stoornis blessé, blessée = gewond (s')endormir = inslapen l'équilibre = het evenwicht l'existence = het bestaan grandir = groter worden inconscient, inconsciente 2 = bewusteloos, onbewust la pression = de druk la respiration = de ademhaling réveiller = wekken (se) reveiller = wakker worden la solitude = de eenzaamheid le souffle = de adem souple = soepel supporter = verdragen vieillir = ouder worden vital, vitale = levens- absorber = opnemen l'aiguille = de naald artificiel, artificielle = kunstmatig le bandage = het verband la consultation 2 = het spreekuur, het doktersbezoek consulter = raadplegen le diagnostic = de diagnose la gravité = de Ernst l'hygiène = de hygiène l'intervention 2 = de ingreep, de operatie masser = masseren l'ordonnance = het recept l'oxygène = de zuurstof la précaution = de voorzorgsmaatregel le remède = het geneesmiddel sanitaire = gezondheids- le secours = de hulp le suicide = de zelfmoord l'urgence = het spoedgeval le virus = het virus chuchoter = fluisteren contempler = aandachtig bekijken distinguer = onderscheiden s'écrier = uitroepen l'imagination = de verbeelding imaginer = zich voorstellen murmurer = mompelen la perception = de waarneming la vision = het gezichtsvermogen s'adapter = zich aanpassen l'aise = het gemak le bien-être = het welzijn le choc = de schok la concentration = de concentratie conscient, consciente = bewust convaincu, convaincue = overtuigd la conviction = de overtuiging le désespoir = de wanhoop la dignité = de waardigheid s'efforcer = zijn best doen l'espérance = de verwachting l'ignorance = de onwetendheid la maîtrise = de beheersing l'instinct = het instinct mental, mentale = mentaal la morale = de moraal préoccupé, préoccupée = bezorgd psychologique = psychologisch affecter = ontroeren l'angoisse = de angst l'anxiété = de onrust bouleverser = van streek brengen calmer = kalmeren content, contente = tevreden détester = een hekel hebben aan l'emotion = de emotie émouvoir = ontroeren l'enthousiasme = het enthousiasme envier = benijden éprouver = ervaren la fierté = de trots furieux, furieuse = woedend la haine = de haat la honte = de schaamte inquiet, inquiète = ongerust s'inquiéter = zich zorgen maken intense = intens jouir = genieten joyeux, joyeuse = vrolijk la larme = de traan le mépris = de minachting l'orgueil = de trots la pitié = het medelijden la rage = de woede ravi, ravie = dolblij le regret = de spijt regretter = spijt hebben van se réjouir = zich verheugen rougir = blozen la satisfaction = de voldoening soucieux, soucieuse = bezorgd le soulagement = de opluchting soulager = opluchten la tentation = de verleiding troublé, troublée = verward abaisser = laten zakken accrocher = ophangen agiter = schudden s'allonger = gaan liggen attacher = vastmaken bousculer = botsen tegen croiser = kruisen debout = overeind détacher = losmaken élargir = vergroten enfoncer = inslaan errer = zwerven hausser = verhogen lâcher = loslaten plier = vouwen se précipiter = zich haasten presser = drukken aigu, aiguë = schel amer, amère = bitter brûlant, brûlante = gloeiend heet confortable = comfortabel étroit, étroite = nauw foncé, foncée = donker- fragile = breekbaar invisible = onzichtbaar lisse = glad massif, massive = massief mou, molle = slap obscur, obscure = duister l'obscurité = het duister serré, serrée = strak silencieux, silencieuse = stil sombre = somber sonore = luid tendre = teer visible = zichtbaar l'architecte = de architect l'artisan, l'artisane = de ambachtsman l'assistant, l'assistante = de assistent le charpentier = de timmerman le chauffeur = de chauffeur le coiffeur, la coiffeuse = de kapper le commerçant, la commerçante = de winkelier le comptable, la comptable = de boekhouder le constructeur, la constructrice = de fabrikant le danseur, la danseuse = de danser l'expert-comptable = de accountant le gardien, le gardienne = de bewaker l'hôtesse de l'air = de stewardess l'informaticien, l'informaticienne = de informaticadeskundige le jardinier, la jardinière = de tuinier le marchand, la marchande = de koopman le mécanicien, la mécanicienne = de monteur le menuisier = de timmerman le metteur en scène = de regisseur le paysan, la paysanne = de boerin le plombier = de loodgieter le pompier = de brandweerman le producteur, la productrice = de producent le technicien, la technicienne = de technicus le vendeur, la vendeuse = de verkoper l'ambition = de ambitie l'aptitude = de vaardigheden assumer = op zich nemen attribuer = toewijzen avancer = vorderen la besogne = de klus le collaborateur, la collaboratrice = de medewerker la collaboration = de samenwerking collaborer = samenwerken la compétence = de vaardigheid la conférence = de conferentie la coopération = de medewerking le critère = het criterium le délégué, la déléguée = de afgevaardigde le déplacement = de overplaatsing la détermination = de vastberadenheid les directives = de richtlijnen élaborer = uitwerken explorer = verkennen la gestion = de bedrijfsvoering le grade = de rang l'horaire = het dienstrooster inventer = uitvinden l'invention = de uitvinding perfectionner = perfectioneren la planification = de planning recruter = werven la réduction = de inkrimping renouveler = verlengen le schéma = het schema supprimer = opheffen l'agence = het bureau l'atelier = het atelier le cabinet = de praktijk le chantier = de bouwplaats le confrère = de collega la consoeur = de collega le congé = het verlof la démission = het ontslag la firme = de firma la grève = de staking la main-d'oeuvre = de arbeidskrachten la norme = de norm qualifié, qualifiée = geschikt la retraite = het pensioen le syndicat = de vakbond l'ambiance = de sfeer l'apparition = het verschijnen l'auditoire = de toehoorders le bal = het bal célébrer = vieren la cérémonie = de ceremonie décerner = toekennen se dérouler = plaatsvinden figurer = voorkomen grouper = groeperen l'hommage = het eerbetoon la noce = de bruiloft la participation = de deelname participer à = deelnemen aan la présentation = de presentatie la réception = de receptie la séance = de zitting le spectacle = de voorstelling spectaculaire = spectaculair le spectateur, la spectatrice = de toeschouwer le visiteur, la visiteuse = de bezoeker les voeux = de gelukwensen antique = antiek le chef-d'oeuvre = het meesterwerk le dessin = de tekening l'édifice = het monumentale gebouw la galerie = de galerie l'inspiration = de inspiratie inspirer = inspireren magnifique = prachtig la merveille = het wonder l'orgue = het orgel le pinceau = het penseel le portrait = het portret la statue = het standbeeld la toile = het schilderij adapter = bewerken afficher = aankondigen met affiches applaudir = applaudisseren la chanson = het lied le chant = de zang le chanteur, la chanteuse = de zanger le choeur = het koor la comédie = de komedie la comédie musicale = de musical le décor = het decor dramatique = toneel- le drame = het toneelstuk interpréter = vertolken la mise en scène = de regie prodigieux, prodigieuse = buitengewoon la réalisation = de productie la régie = de regiekamer la répétition = de repetitie la représentation = de voorstelling représenter = opvoeren la séance = de voorstelling la tournée = de tournee la vedette = de ster la version = de versie animer = presenteren automatiquement = automatisch le bouton = de knop la chaîne = de zender le code = de code le commentaire = het commentaar l'enregistrement = de opname enregistrer = opnemen l'episode = de aflevering le fonctionnement = de werking fonctionner = werken la liaison = de verbinding le montage = de montage numérique = digitaal l'onde = de golf le portable = het mobieltje la publicité = de reclame le signal = het signaal sonner = afgaan la touche = de toets l'annonce = de advertentie la bande dessinée = het stripboek la BD = het stripboek la bédé = het stripboek le chapitre = het hoofdstuk le contenu = de inhoud le critique = de criticus l'édition = de editie fantastique = fantasie- le fantôme = de geest illustré, illustrée = geïllustreerd l'index = het register intituler = betitelen la légende = de legende le magazine = het tijdschrift les mémoires = de memoires pittoresque = pittoresk le récit = het verhaal le rédacteur, la rédactrice = de redacteur rédiger = de redactie voeren relier = inbinden relire = herlezen la rubrique = de rubriek le thème = het thema le tirage = de oplage l'athlétisme = de atletiek le bond = de sprong le cavalier, la cavalière = de ruiter la chute = de val composer = samenstellen l'élan = de aanloop l'entraînement = de training entraîner = trainen le football = het voetbal le foot = het voetbal grimper = klimmen le hockey = het hockey la piste = de baan plonger = duiken le ski = het skiën le stade = het stadion stimuler = stimuleren le tennis = het tennis la tribune = de tribune viser = mikken op la voile = het zeilen s'acharner = iets hardnekkig doen affronter = het opnemen tegen le champion, la championne = de kampioen la compétition = de competitie le concours = het concours la défaite = de nederlaag le défi = de uitdaging éliminer = uitschakelen l'exploit = de topprestatie lutter = strijden la performance = de prestatie se qualifier = zich kwalificeren le record = het record regagner = terugwinnen remporter = behalen la revanche = de revanche la tactique = de tactiek le tour = de ronde le tournoi = het toernooi triompher = zegevieren la victoire = de overwinning l'admiration = de bewondering admirer = bewonderen apaiser = sussen l'appui = de steun l'attente = de verwachting avertir = waarschuwen la confidence = de vertrouwelijke mededeling conseiller = aanraden la considération = de waardering consoler = troosten la contribution = de bijdrage croiser = tegenkomen déranger = hinderen ennuyer = vervelen exclure = verstoten adorer = dol zijn op l'affection = de genegenheid l'anneau = de ring caresser = strelen charmant, charmante = charmant le chéri, la chérie = de schat harmonieux, harmonieuse = harmonieus intime = intiem la liaison = de verhouding lié, liée = verbonden manquer = missen paisible = vredig passionné, passionnée = gepassioneerd passionnel, passionnelle = uit hartstocht rompre = verbreken séduire = verleiden la séparation = de scheiding se séparer = scheiden séparé, séparée = gescheiden sexuel, sexuelle = seksueel la tendresse = de tederheid emmener = meenemen fréquenter = veel omgaan met l'honneur = de eer l'hôte, l'hôtesse = de gastheer joindre = bereiken rejoindre = zich voegen bij tenir compte de = rekening houden met la venue = de komst acquérir = verkrijgen l'acquisition = de aanschaf détenir = bezitten dissimuler = verbergen emprunter à = lenen van munir de = voorzien van procurer = verschaffen récupérer = terugkrijgen le trésor = de schat
Ingezonden op 26-03-2017 - 268x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!
Maak gratis account aan