Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Sociale Psychologie
› 9 Begrippen H9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Sociale Psychologie
, deel 8e editie
9 Begrippen H9
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Groep = twee of meer mensen die een interactie met elkaar aangaan en die onderling van elkaar afhankelijk zijn in de zin dat hun behoeften en doelstellingen ervoor zorgen dat ze elkaar beïnvloeden Interdependentie = wederzijdse afhankelijkheid tussen twee of meer personen Groepsnormen = sociale normen die gelden binnen een bepaalde groep Sociale rollen = gemeenschappelijke verwachtingen in een groep over hoe bepaalde mensen geacht worden zich te gedragen Primaire groep = groep die wordt gekenmerkt door persoonlijke en emotionele relaties Secundaire groep = groep die wordt gekenmerkt door onpersoonlijke en formele omgang Open groep = groep die openstaat voor nieuwe leden Gesloten groep = groep die geen nieuwe leden meer toelaat Lidmaatschapsgroep = groep waaraan de leden slechts verbonden zijn in naam of fysieke aanwezigheid, en verder geen betrokkenheid ervaren Referentiegroep = groep waarin de persoonlijke betrokkenheid van de leden groot is. De groep wordt gebruikt als normgroep bij het vormen van gevoelens, attitudes en gedrag. Een groep kan in deze vorm dienen zonder dat een persoon lid is Groepscohesie = hechtheid van een groep ten gevolge van eigenschappen van de groep die de leden ervan met elkaar verbinden en die onderlinge sympathie bevorderen Sociale facilitatie = neiging van mensen om beter te presteren bij eenvoudige taken en slechter bij moeilijke taken als ze in aanwezigheid zijn van anderen en als hun individuele prestaties worden beoordeeld Social loafing = neiging van mensen om slechter te presteren bij eenvoudige taken maar beter bij moeilijke taken als ze in aanwezigheid zijn van anderen en als hun individuele prestaties niet kunnen worden beoordeeld De-individuatie = proces waarbij mensen hun zelfbewustzijn verliezen doordat zij opgaan in de groep. Als gevolg hiervan staat een gevoel van anonimiteit, wat leidt tot een toename van impulsief en afwijkend gedrag Procesverlies = ieder willekeurig aspect van groepsinteractie dat effectieve probleemoplossing in de weg staat Transactief geheugen = gecombineerde geheugen van twee mensen dat efficiënter is dan het geheugen van beide individuen apart Groupthink (groepsdenken) = soort denken waarbij het belangrijker is om de hechtheid en solidariteit van de groep in stand te houden dan om op een realistische manier naar de feiten te kijken Groepspolarisatie = neiging van groepen om beslissingen te nemen die extremer zijn dan de aanvankelijke neigingen van hun leden Theorie van de geboren leider = idee dat bepaalde eigenschappen iemand een goede leider maken, ongeacht de situatie Transactionele leider = leider die zich meer richt op het kortetermijndoel en aspecten als reciprociteit, plichtmatigheid en extrinsieke motivatie als uitgangspunten neemt in de relatie met zijn volgers Transformationele leider = leider die zich meer richt op de lange termijn en aspecten als inspireren, stimuleren en intrinsieke motivatie als uitgangspunten neemt in de relatie met zijn volgers Contingentietheorie van leiderschap = idee dat de effectiviteit van leiderschap zowel afhankelijk is van hoe taak- of persoonsgericht de leider is als van de mate van controle en invloed die de leider op de groep heeft Taakgerichte leider = leider die zich meer richt op het volbrengen van taken dan op de gevoelens en relaties van de leden Persoonsgerichte leider = leider die zich primair bezighoudt met de gevoelens en relaties van de leden Theorie van situationeel leiderschap = theorie die vier basisstijlen van leiderschap onderscheidt, afhankelijk van de mate van taakgericht- en persoonsgerichtheid Directieve stijl = leiderschapsstijl die met name taakgericht is Overtuigende, coachende stijl = leiderschapsstijl die net zo taakgericht als persoonsgericht is Participerende, ondersteunende stijl = leiderschapsstijl die hoofdzakelijk persoonsgericht is Delegerende stijl = leiderschapsstijl die zich distantieert van zowel taak- als persoonsaspecten van de groep Sociaal dilemma = conflict waarin de gunstigste actie voor een individu schadelijk is voor iedereen als de actie door de meeste mensen wordt gekozen Voor-wat-hoort-wat-strategie = middel om samenwerking te stimuleren door je eerst coöperatief op te stellen maar later altijd precies te reageren zoals je tegenstander de vorige ronde deed Onderhandeling = vorm van communicatie tussen partijen in een conflict waarbij voorstellen en tegenvoorstellen worden gedaan en waarbij alleen een oplossing kan worden bereikt als beide partijen zich daarin kunnen vinden Integratieve oplossing = oplossing voor een conflict waarbij de partijen op basis van hun verschillende belangen op bepaalde punten compromissen sluiten: elke partijen geeft het meest toe op punten die voor haar onbelangrijk zijn maar voor de andere partij belangrijk Wij-groep / in-group = groep waar degene die hem als zodanig typeert zelf lid van is Zij-groep / out-group = groep waar degene die hem als zodanig typeert zelf geen lid van is
Ingezonden op 04-04-2017 - 1291x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!