Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
examentraining Duits IC
› 0 Hoofdstuk 2 deel 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
examentraining Duits IC
0 Hoofdstuk 2 deel 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
dürfen = mogen sollen = moeten denn = want herstellen = produceren Hersteller = producent verständlich = begrijpelijk Verständnis = begrip wachsen = groeien versprechen = beloven versuchen = proberen bekommen = krijgen machen = doen brauchen = nodig hebben fast = bijna nett = aardig (aus)reichen = cvoldoen aufschließen = openen aufgeschlossen = openen auslösen = veroorzaken bedürfen = nodig hebben Bedürfnis = behoefte eng = nauw erst = past klar = duidelijk knapp = bijna offenbar= blijkbaar schlimm = erg Aussage = uitspraak Annahme = stelling Verfasser(in) = auteur sich beziehen = zich verhouden Beziehung = verhouding sich verhalten = zich verhouden Verhältnis = verhouding bedeuten = betekenen Bedeutung = betekenis ersetzen = vervangen entsprechen = overeenkomen met behaupten = beweren Behauptung = bewering schliessen aus = concluderen uit erwähnen = noemen hervorgehen aus = voortkomen uit Absatz = alinea Satz = zin Zeile = regel Seite= pagina dem 3. Absatz nach = volgens de 3de alinea Ergänzung = aanvulling Erklärung = uitleg, verklaring Bestätigung = bevestiging Beschränkung = beperking, afzwakking Einschränkung = inperking, afzwakking Begründung = verklaring Grund = reden Folge = gevolg Schlussfolgerung = conclusie Gegensatz = tegenstelling Erweiterung = uitbreiding Erläuterung = verklaring, toelichting Steigerung = versterking bisher = tot nu toe derzeit = nu häufig = vaak heute = vandaag immer = altijd innerhalb von ... = in een tijdsbestek van ... inzwischen = intussen jetzt = nu manchmal = soms nachdem = nadat nie(mals) = nooit nun = nu oft = vaak schließlich = tot slot schon = al, reeds selten = zelden sobald = zodra sofort = meteen während = terwijl, tijdens wann = terwijl, tijdnes wann = wanneer wenn ... dann ... = als ... dan ... bereits = al damals = destijds dauerhaft = duurzaam letztlich = recent mittlerweile = ondertussen rasch = snel ständig = steeds zunächst = allereerst Körper = lichaam Gedächtnis = geheugen Schmerz = pijn Alter = leeftijd Herz = hart Hirn = hersenen nähren = voeden Nahrung = voeding Behörde 2 = de overheid, de autoriteiten Gesellschaft = maatschappij Wirtschaft = economie Gesetz = wet Geschäft 2 = zaken, winkel Kunde = klant wählen = kiezen Umwelt = milieu Leute = mensen Kampf = strijd Geschichte 2 = geschiedenis, verhaal Werbung = reclame Bundesland = deelstaat sich benehmen = zich gedragen sich verhalten = zich gedragen Verhalten = gedrag Benehmen = gedrag schützen = beschermen Schutz = bescherming Ereignis = gebeurtenis kündigen = ontslaan Kündigung = ontslag Maßnahme = maatregel sich beschäftigen = zich bezighouden sich bewerben = solliciteren vorbeugen = voorkomen Wahl = keuze Wettbewerb 2 = wedstrijd, concurrentie
Ingezonden op 05-04-2017 - 217x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!