Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
IT 1
› 1 vocabolario 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
IT 1
1 vocabolario 2
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
il colore = kleur chiaro = licht; helder scuro = donker bianco = wit nero = zwart grigio = grijs blu = (donker)blauw azzurro = (midden)blauw giallo = geel rosa = roze rosa fucsia = fuchsia-roze rosso = rood verde = groen marrone = bruin il terreno = terrein, stuk grond vendere = verkopen comprare = kopen la casa = huis costruire = bouwen la costruzione = bouw, het bouwen; constructie la pianta = plattegrond, bouwtekening le fondamenta = fundering il materiale = materiaal il cemento = cement; beton il vetro = glas il legno = hout ricostruire ‹ricostruisco› = weer (op)bouwen; reconstrueren la ricostruzione = herstel, het herbouwen; reconstructie il restauro = restauratie il muro = muur il tetto = dak il garage = garage la camera = kamer; slaapkamer la stanza = vertrek, kamer la porta = deur sbattere = (deur) dichtslaan; klapperen, slaan aprire = opendoen chiudere = dichtdoen, sluiten la chiave = sleutel la finestra = raam la scala = ladder le scale = trap; trappen lo scalino = traptrede; (stoep)treetje il piano = verdieping il vicino, la vicina = buurman/buurvrouw il campanello = deurbel l'ascensore = lift chiamare = roepen; opbellen il riscaldamento = verwarming l'elettricità = elektriciteit il pavimento = vloer; bestrating, plaveisel il soffitto = plafond decorare = decoreren, versieren la parete = wand il corridoio = gang la camera da letto = slaapkamer la camera dei bambini = kinderkamer lo studio = studeerkamer; werkkamer la camera degli ospiti = logeerkamer il soggiorno = woonkamer la sala da pranzo = eetkamer il salotto = salon, zitkamer il cucina = keuken il bagno = badkamer il bidè = bidet la vasca da bagno = bad(kuip) il gabinetto = wc la toilette = toilet cercare = zoeken, op zoek zijn naar l'alloggio = woonruimte; onderdak il quartiere = wijk cambiare casa = verhuizen il trasloco = verhuizing il proprietario, la proprietaria = eigenaar/eigenares il contratto d'affitto = huurovereenkomst il padrone di casa, la padrona di casa = huisbaas/hospita l'affitto = huur l'inquilino, l'inquilina = huurder/huurster affittare = verhuren; huren (onroerend goed) noleggiare = huren (roerend goed) ammobiliato = gemeubileerd l'agenzia immobiliare = makelaarskantoor la vendita = verkoop il pagamento = betaling il termine = termijn; einde abitare = wonen l'abitazione = woning l'appartamento = appartement, flatwoning il balcone = balkon la fioriera = bloembak il terrazzo = terras, balkon il giardino = tuin arredare = inrichten, meubileren i mobili = meubels l'armadio = kast il cassetto = lade il tavolo = tafel la sedia = stoel il divano = bank, divan la lampada = lamp la tenda = gordijn il tappeto = vloerkleed, tapijt il letto = bed coprire = bedekken la coperta = deken
Ingezonden op 12-04-2017 - 364x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!