Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Taalfilosofie
› 3 College 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Taalfilosofie
3 College 3
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Op welke twee manieren kun je volgens Frege identiteitsuitspraken behandelen? = Als relatie tussen objecten (referentialisme) en als relatie tussen namen van objecten. (Frege dacht in zijn Begriffsschrift (1879) dat dit waar was, maar dat dacht hij later niet meer.) Kan identiteit de relatie tussen objecten zijn en waarom wel of niet? = Bij het referentialisme zijn a en b bij de uitspraak a is b precies hetzelfde, want ze zijn datgene waar ze naar verwijzen. Met welke oplossing komt Frege voor de relatie tussen objecten bij identiteit? = Hij komt met de Metalinguïstische analyse: dat je naar woorden verwijst i.p.v. personen. De relatie tussen twee verschillende namen. Wat is het probleem met dat identiteit een relatie tussen twee verschillende namen is? = Iedereen kan een willekeurig woord gebruiken om iets te benoemen. Bijv. De Eiffeltoren en Jeweetwel voor Obama. Dan is de uitspraak De Eiffeltoren is Jeweetwel waar. Het zegt dus niets over de waarheid in de wereld. Je kan met taal van alles afspreken, maar daarom zou de waarheid van identiteitsuitspraken puur een kwestie zijn van de Linguïstische concequenties die we hanteren. Zijn conclusie: Je moet twee betekenisbegrippen hebben: Sinn: inhoud en Bedeutung: verwijzing. Tegenwoordig is men meer geïnteresseerd in Sinn. Allebei de opties kunnen niet verklaren hoe informatieve identiteitsuitspraken werken. Waarom betreft identiteit niet de objecten? = Echter, als identiteit een relatie tussen objecten was, dan zouden alle ware identiteitsuitspraken triviaal zijn. - Als ‘Johanna Westerdijk is de eerste vrouwelijke hoogleraar’ waar is, verwijzen ‘Johanna Westerdijk’ en ‘de eerste vrouwelijke hoogleraar’ allebei naar dezelfde vrouw. - Wat de zin dan uiteindelijk zegt is dat die vrouw gelijk is aan zichzelf. - Maar dit is oncontroversieel, want iedere persoon is gelijk aan zichzelf. Waarom is identiteit geen relatie tussen namen? = Een spreker kan om het even welke uitdrukking gebruiken om iets te benoemen. Nobody can be forbidden to use any arbitrarily producible event or object as a sign for something. (p. 152) - Ik kan bijvoorbeeld besluiten om zowel ‘de Eiffeltoren’ als ‘Jeweetwel’ te gebruiken als namen voor Barack Obama. I Dan is ‘De Eiffeltoren is Jeweetwel’ een ware uitspraak. Of een identiteitsuitspraak waar is, hangt dan niet af van de toestand van de wereld, maar van hoe ik besluit mijn taal te gebruiken. I Dat vindt Frege een weinig aantrekkelijke optie. Als identiteit een relatie tussen namen was, dan zou de waarheid van identiteitsuitspraken puur een kwestie zijn van de linguïstische conventies die we hanteren. I Volgens Frege rapporteert ‘Johanna Westerdijk is de eerste vrouwelijke hoogleraar’ echter niet over een willekeurige beslissing, maar over een substantieel feit. Frege concludeert dat we een extra ingrediënt aan ons betekenisbegrip moeten toevoegen: naast een Bedeutung (verwijzing) hebben talige uitdrukkingen ook een Sinn (inhoud). Wat is telescoopanalogie bij Freges Platonisme? = Iemand kijkt door de telescoop. De man zelf is de Bedeutung. Beeld lens is de Sinn, beeld netvlies is de Anschauung. Het beeld op de lens is voor anderen toegankelijk maar het beeld op je netvlies is privé. De Sinn is voor iedereen hetzelfde, het is objectief en deelbaar. Wat is de Sinn bij Freges Platonisme? = De Sinn is de waarheidsconditie van een bepaalde zin, maar geen semantiek. Semantiek richt zich op betekenis: Bedeutung en Sinn, maar zal zich vooral richten op Sinn. Sinn is niet het observeren, wel iets wat ik kan watten. Wat is de Bedeutung en de Sinn van een zin bij Freges Platonisme? = Bedeutung van een hele zin is altijd de waarheidswaarde. De Sinn van een hele zin is altijd de propositie, de achterliggende gedachte. Waarom is Bedeutung van een zin de waarheidswaarde? = De Bedeutung van een zin is de Bedeutung van de onderdelen. Bijv. morgenster draait om de zon: waar. Avondster draait om de zon: waar. Het alternatief is dat ze verwijzen en dan krijg je dat alleen ware zinnen verwijzen. Frege wil onderscheid maken tussen zinnen die waar, onwaar of defect zijn. Defect is niet kunnen verwijzen. Als iets niet verwijst is dat een diep defect in de taal. Er is niets mis met een onware zin, behalve dat hij niet waar is. Woorden als ‘leuk’ en ‘lekker’ zijn ook een probleem. Je kunt het niet objectief bekijken, het is een mening. Frege zegt er niets over. Relativisme zegt dat het waar is voor mij. Wat is mentalisme? = Het mentalisme stelt dat de betekenis van een talige uitdrukking een beeld/idee in het hoofd van de taalgebruiker is. Wat wil Frege met zijn telescoopanalogie? = Frege wil met zijn telescoopanalogie verduidelijken hoe het mentalisme verschilt van zijn platonistische visie. - Het belangrijkste verschil is dat volgens het mentalisme betekenissen privé en subjectief zijn, terwijl ze volgens het platonisme publiek toegankelijk en objectief zijn. Sinn bestaat ook als er geen mensen zijn. Wat is Freges kritiek op het mentalisme en wat voor verschil is er met zijn Platonisme? = Dat Sinn ook bestaat zonder mensen, het is niet afhankelijk van concepten in ons hoofd. En als je in een taal die je niet goed spreekt iets verkeerds zegt en de ander begrijpt het, heb je het volgens het mentalisme goed gecommuniceerd, maar je wil het verbeteren en dat geeft een objectieve taal aan. Daarmee stap je van het mentalisme af. Sinn is objectief en bestaat los van de taalgebruiker en de subjectieve beelden van netvlies van mensen bestaan alleen als er mensen zijn. Frege maakt dus eigenlijk een onderscheid tussen drie componenten in het begrip ‘betekenis’. Welke? = Bedeutung: de verwijzing van een uidrukking. Sinn: de objectieve cognitieve inhoud van die uitdrukking. Colouring and Shading (Färbung/Beleuchtung): de subjectieve voorstelling bij die uitdrukking. Net zoiets als Anschauung. Anders dan Sinn is de Färbung van een uitdrukking irrelevant voor de waarheidswaarde van de zin waarin die uitdrukking voorkomt. Wanneer is betekenisverschil in een zin een verschil in Bedeutung, Sinn en in Colouring and shading? = Het is een kwestie van Bedeutung als de ene zin waar is en de andere niet. - Het is een kwestie van Sinn als de ene zin toch nieuwe kennis kan opleveren, ook al wist je andere al. – Het is een verschil in Colouring and Shading als de zinnen in dezelfde omstandigheden waar zijn, en de zinnen brengen precies dezelfde informatie over. Wat is het probleem met informativiteit bij Sinn? = Dat iedereen andere eigenschappen benoemd en dat we zo allemaal een andere Sinn hebben. Volgens Frege maakt dat niet uit, als je maar een deel van de Sinn correct hebt. De Sinn bepaalt de Bedeutung en dat maakt bij de waarheidswaarde niet uit. Waarom heeft Frege drie vormen van Bedeutung? = Omdat je bij het referentialisme twee dingen met dezelfde Bedeutung met elkaar zou kunnen wisselen zonder dat het de waarheidswaarde aantast. Als er op woordniveau geen verschil is, zou dat op zinsniveau ook niet moeten. Maar Frege merkte dat dat niet altijd op gaat. Dat de ochtendster om de zon draait, wil niet automatisch zeggen dat de avondster dat ook doet. Dus de Bedeutung is een verwijzing naar zichzelf als woord en dan mag je ze niet verwisselen. Wat wordt de Bedeutung in de zinnen: ‘Piet zei dat de morgenster om de zon draait.’ ‘Piet zei dat de avondster om de zon draait.’? = De Bedeutung wordt hier wat anders de Sinn is. Er is een relatie tussen Piet en de propositie die hij uitdrukt. Dat is een indirecte Bedeutung en dat is ook bij geloofscontexten. Daarbij wordt Sinn de Bedeutung. Sinn was het niveau van de inhoud van de zin. Dat is ook met hopen. In termen van use en mention: de aangehaalde woorden worden genoemd in plaats van gebruikt. - De Bedeutung van ‘de morgenster’ in die zin is dus het woord ‘de morgenster’. - Als Piet inderdaad d´at woord in de mond heeft genomen, is het waar. Wat is directe rede? = Een voorbeeld waarbij Bedeutung de Sinn wordt. Piet zei:’…’. Wat is indirecte rede? = Een voorbeeld waarbij de Bedeutung de Sinn wordt. Piet zei dat…. Uitdrukkingen in indirecte rede verwijzen naar datgene wat normaal gesproken hun Sinn is. Met de zin wil je iets zeggen over de strekking van wat Piet zei. - De zin is waar als Piet een zin geuit heeft die de informatie overbracht dat de morgenster om de zon draait. - Merk op: ook bij dit probleem (en bij Freges oplossing) is compositionaliteit voorondersteld. Wat zijn geloofscontexten? = Een voorbeeld waarbij de Bedeutung de Sinn wordt. Piet gelooft dat Superman kan vliegen. Opnieuw hebben de onderstreepte woorden niet hun gewone Bedeutung. - In zo’n geloofscontext verwijzen ze naar de ‘Gedanke’ van Piet. Dus naar de Sinn van de zin ‘Superman kan vliegen’. - Wat de zin zegt is dat Piet van deze Sinn gelooft dat ze waar is. - Merk op: Piet gelooft niet dat Clark Kent kan vliegen. Indirecte contexten zijn alom tegenwoordig en behelzen in het bijzonder filosofische begrippen (‘willen’, ‘hopen’, ‘het is noodzakelijk dat’, ...). ‘Dat’ maakt van een zin een soort naam voor de propositie. Wanneer mag je een Bedeutung vervangen? = Als ze dezelfde Bedeutung en dezelfde Sinn hebben. In ‘Über Sinn und Bedeutung’ identificeert Frege twee problemen voor het referentialisme. Welke twee problemen? = 1. Het referentialisme kan niet verklaren hoe identiteitsuitspraken informatief kunnen zijn. 2. Het referentialisme kan niet verklaren waarom je namen voor hetzelfde object niet altijd voor elkaar kunt substitueren. In Freges betekenistheorie, die draait om het onderscheid tussen Sinn en Bedeutung, kunnen deze fenomenen wel verklaard worden. Wat behelst het probleem van substitutie in geloofscontexten? = Ze verwijzen naar de ‘Gedanke’ van degene die iets gelooft. Iemand gelooft ‘dat’. Het woord ‘Dat’ maakt van een zin een soort naam voor de propositie. Het zorgt er dus voor dat de Bedeutung niet verwisselt kan worden en zelfs de plaats van de Sinn inneemt. Hoe lost Frege dit probleem op? = Door te zeggen dat de Bedeutung daar de plaats van de Sinn inneemt. Geef nog twee voorbeelden van contexten waarin Sinn een centrale rol speelt? Leg ze zo precies mogelijk uit. = Directe en indirecte rede??
Ingezonden op 25-04-2017 - 1245x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!