Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
E.XAMENS
› 1 MAW
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
E.XAMENS
1 MAW
Jaar 6 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
POLITIEK 1 politiek; proces van politieke besluitvorming = een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten politiek probleem = een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft met tegengestelde belangen en die de mensen (mede) door overheidsingrijpen veranderd willen zien overheidsbeleid = dagelijks gebruik. de genomen besluiten van en de getroffen maatregelen door de overheid overheidsbeleid = wetenschappelijk gedefinieerd. een politiek bekrachtigd plan, waarin gekozen doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde zijn vastgesteld politiek volgens Easton = het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarse middelen verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan ‘gezag moeten hebben’ en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking collectieve goederen = goederen die van algemeen belang geacht worden, die moeilijk via de markt kunnen worden, maar die in principe voor iedereen beschikbaar zijn macht = het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden politieke macht = het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen gezag = mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem 2 rechtsstaat = een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid democratische rechtsstaat = een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd 3 actief kiesrecht = het recht om te kiezen passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden evenredige vertegenwoordiging = alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels kiesdeler = hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel kiesdrempel = een partij moet een bepaald minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels fractiediscipline = de afspraak om bij wetsvoorstellen hetzelfde te stemmen als de andere partijleden representativiteit = de mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de wens van de kiezers ontbindingsrecht = het recht om het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven zwevende kiezers = de mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en tijdens de verkiezingen vaak nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen 4 kabinet = de ministers en staatssecretarissen regering = de koning en de ministers stemrecht = het recht om wetsvoorstellen goed- of af te keuren recht van amendement = het recht om een deel van een wetsvoorstel te wijzigen recht van initiatief = het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen budgetrecht = het recht om de jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen vragenrecht = het stellen van vragen aan de bewindslieden recht van interpellatie = het ter verantwoording roepen van bewindspersonen over het (voorgenomen) regeringsbeleid. er komt een spoeddebat, steun van minimaal 30 kamerleden nodig recht van motie = de mogelijkheid van de tweede kamer om een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister motie van afkeuring = het beleid van een minister wordt afgekeurd motie van wantrouwen = de minister wordt zelf negatief beoordeeld recht van enquête = de mogelijkheid van de tweede kamer om zelfstandig een onderzoek in te stellen als de kamer naar haar mening onvoldoende informatie van de regering krijgt. in dat geval worden getuigen onder ede gehoord door een enquêtecommissie lobbyen = door persoonlijke contacten de minister overtuigen van jouw standpunten subsidiariteitsbeginsel = decentraal wat kan, centraal wat moet dualistisch stelsel = een regeringsstelsel waarbij er sprake is van een duidelijke scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging monisme = een regeringsstelsel waarbij de regering steunt op een meerderheid in de volksvertegenwoordiging en daarmee min of meer een eenheid vormt politieke cultuur = de manier waarop in ons land politieke bedreven wordt en de politieke besluiten tot stand komen 5 pressiegroepen = organisaties en groepen die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming (belangen- en actiegroepen) lobbyen = als organisaties met bepaalde belangen proberen om op een informele manier via direct contact met politieke besluitvormers beleid in een voor hen gunstige richting te beïnvloeden 6 politiek systeem = (volgens easton) een stelsel waarbinnen verlangens en eisen van individuen worden omgezet in bindende beslissingen en maatregelen 7 multilateralisme = de bereidheid om problemen samen met andere landen op te lossen 8 ontideologisering = het verdwijnen van de ideologie als leidraad voor het (politieke) leven ideologische partijen = een samenhangend geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving politieke stroming = het geheel van bepaalde ideeën én de groep mensen die zich verenigd heeft rondom die ideeën politieke cultuur = het geheel van opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen in de samenleving over politiek 9 x MASSAMEDIA communicatie = het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap (informatie) overbrengt aan een ontvanger en waarbij mensen de relaties die zij met elkaar hebben vorm en inhoud geven referentiekader = de verzameling van al je persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaringen ruis = verstoring of misvorming van het communicatieproces massamedia = alle middelen die massacommunicatie mogelijk maken publieke opinie = de mening van de meeste burgers over een bepaalde kwestie socialisatie = het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert sociale cohesie = de onderlinge verbondenheid tussen mensen binnen de samenleving doelgroep = de groep kijkers of lezers waarvoor het medium bedoeld is identiteit = het ‘eigen gezicht’ of de ‘kleur’ van een medium, gebaseerd op geloofsovertuiging, politieke voorkeur, intellectuele niveau en specifieke interessegebieden kijkcijfers = hoe meer kijkers, hoe hoger de reclametarieven. hier draait alles om voor commerciële zenders user-generated content = informatie die individuele gebruikers zelf kunnen uploaden en delen censuur = de overheid oefent controle uit of de informatievoorziening zendmachtiging = de bevoegdheid voor het uitzenden van radio- en televisieprogramma's stimuleringsfonds voor de pers; svdp = een door de overheid ingesteld bestuursorgaan dat de pluriformiteit van de persmedia moet beschermen informatietechnologie; informatie- en communicatietechnologie = het vakgebied waarbinnen computersystemen en digitale communicatietoepassingen worden ontworpen en gebouwd digitalisering = niet-digitale of analoge informatie wordt omgezet naar digitale data convergentie = samenkomst van verschillende mediatypen op één apparaat of op één gedeeld kanaal oligopolie = markt economische positie waarbij er slechts een klein aantal aanbieders van een bepaalde dienst of product is informatiemaatschappij = technologische, hoogontwikkelde samenleving waarbij communciatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen cultuurimperialisme = het geleidelijk opdringen van de eigen cultuur aan andere landen of volken. in veel afrikaanse landen kijken mensen naar cnn om informatie te krijgen over een oorlog in het buurland mediahype = nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen mediaframe = berichtgeving over een onderwerp die steeds vanuit hetzelfde perspectief plaatsvindt medialogica = Het ontstaan van publieke opinie omdat beleidsmakers, journalisten en burgers/consumenten zich bewust of onbewust aanpassen aan de kaders en regels van de media. Er ontstaat door dit mechanisme een verkeerd beeld van de werkelijkheid soms zelfs een nieuwe werkelijkheid met onder andere gevolgen voor de politieke besluitvorming. selectieve perceptie van de nieuwsmaker = de nieuwskeuze en de berichtgeving worden gestuurd door het persoonlijke referentiekader van de redacteur of verslaggever manipulatie = het vervormen van nieuws door het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten indoctrinatie = het systematisch opdringen van opvattingen door meningen als feiten te presenteren cultuur = alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leen van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en die zij min of meer als vanzelfsprekend beschouwen normen = specifieke regels in een groep of samenleving waarmee mensen hun eigen gedrag en het gedrag van anderen beoordelen waarden = principes die mensen belangrijk vinden om na te streven dominante cultuur = de cultuurkenmerken binnen een samenleving gedragen worden door een groep die overheersend is en veel invloed heeft op het economische en politieke leven subcultuur = een groep waarden, normen en andere cultuurkenmerken heeft die deels afwijken van de dominante cultuur collectieve gedragspatronen = gedragingen die door iedereen binnen de cultuur op een vergelijkbare manier worden aangenomen socialisatieproces = door middel van beïnvloeding en aanpassingen worden waarden en normen van een cultuur overgedragen aan een individu socialiserende instituties = instellingen en organisaties waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt sociale controle = de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden stereotype = een sterk gegeneraliseerd, versimpeld en vertekend beeld van het gedrag en de mentaliteit van een specifieke groep vooroordeel = een mening of houding die niet of onvoldoende op feiten of ervaringen is gebaseerd. veelal negatief discriminatie = mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn multiculturele samenleving; pluriforme samenleving = waar mensen met verschillende culturele achtergronden naast en met elkaar wonen CRIMINALITEIT EN RECHTSSTAAT waarde = een principe dat mensen bealgnrijk vinde om na te streven normen = gedragsregels criminaliteit = elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag (strafrechtelijk) criminaliteit = alle misdrijven die in de wet omschreven staan (geldende moraal samenleving) strafwaardig = gedrag dat volgens iemand of een grotere groep mensen strafbaar zou moeten zijn criminalisering = het strafbaar worden van bepaald gedrag decriminalisering = een strafbare gedraging wordt uit het strafrecht gehaald en is daardoor niet langer meer verboden veiligheidsparadox = ondanks het feit dat het in Nederland volgens de criminaliteitscijfers veiliger wordt, denken de burgers dat de criminaliteit toeneemt en voelen mensen zich steeds onveiliger. veiligheidsutopie = er is sprake van de tegenstrijdigheid bij de burger die enerzijds een maximum aan vrijheid voor zichzelf opeist, maar anderzijds een krachtdadig optreden van de overheid verlangt om de negatieve gevolgen van die vrijheid in te dammen. stereotiep = er ontstaat een vaststaand beeld van een bepaald verschijnsel omdat de media steeds op dezelfde manier over het onderwerp berichten generaliserend = er wordt uit een of enkele bijzondere gevallen een algemene conclusie afgeleid geregistreerde criminaliteit = misdrijven die door mensen bij e politie zijn aangegeven of die door de politie zelf zijn ontdekt proces-verbaal = schriftelijk verslag waarin de politie of een andere opsporingsambtenaar informatie geeft over het tijdstip, de plaats en de toedracht van een overtreding, misdrijf of ongeluk betrouwbaar = als ze zijn gebaseerd op waarnemingen die, onder dezelfde omstandigheden herhaald, steeds dezelfde uitkomst geven validiteit = het onderzoek meet precies wat het moet meten generaliseerbaarheid = de mate waarin uitkomsten van een onderzoek als algemeen geldend kunnen worden beschouwd neutralisatie = het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag sociale desintegratie = mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving rechtsstaat = een land waar burgers met wetten worden beschermd tegen macht en willekeur door de overheid rechtsbron = een officieel document waarin een rechtsregel is vastgelegd jurisprudentie = het geheel aan rechterlijke uitspraken sociaal contract = een soort stille afspraak tussen burgers en overheid opportuniteitsbeginsel = vervolging is niet opportuun, dat wil zeggen niet in het algemeen belang klassenjustitie = het sociale milieu invloed heeft op de opsporing, vervolging en berechting van verdachten
Ingezonden op 01-05-2017 - 612x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!