Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
AnatomieProfCornilie
› 9 9 – Uitscheiding
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
AnatomieProfCornilie
, deel 9
9 9 – Uitscheiding
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hypotoon milieu = zoutconcentratie lichaamsvocht is gorter van die van het water waarin het dier zich bevindt Isotone omgeving = osmolariteit eigen lichaamsvocht is gelijk aan het waterig milieu waarin een organisme vertoeft Hypertoon milieu = zoutconcentratie in het milieu is hoger, het dier dreigt via het proces van osmose het eigen lichaamsvocht te verliezen Waterbalans zoetwatervissen = leven in hypotoon milieu, door osmose wordt via kieuwen enorm veel water in het lichaam gezogen. Deze vissen produceren veel urine om dit weer af te voeren. Uitscheiding van ammoniak is geen probleem Waterbalans mariene beenvissen = leven in hypertoon milieu, riskeren eigen lichaamswater te verliezen en teveel zout op te nemen. Afvalproduct ook hier voornamelijk ammoniak (met beetje ureum) waardoor uitscheiding ervan via urine gepaard gaat met grote verliezen aan water. Urineproductie aanzienlijk maar minder dan bij zoetwatervissen. Compensatie voor waterverlies is veel zeewater drinken, zouten worden actief geëlimineerd, divalente via urine, monovalente (Na+Cl-) via kieuwen. Waterbalans kraakbeenvissen = drie belangrijke adaptaties: 1. Ammoniak omzetten in minder schadelijk ureum, dit vergt minder water als oplosmiddel. 2. Tolereren van veel hogere ureumconcentraties dankzij de aanmaak van trimethylamine oxide dat destabilisatie van eiwitten kan tegengaan. Hogere gehaltes aan ureum + TMAO maakt lichaamsvocht zelfs hypertoon. 3. Een specifieke zoutklier (rectale klier) scheidt het teveel aan binnengekomen zout bij voedselinname. Waterhuishouding amfibieën = vormen ureum als stikstofhoudend afvalproduct zodat ze minder water nodig hebben om dit uit te scheiden, verlies via huid beperken door in koele, vochtige omgeving te zijn. Zo nodig keren ze in water om water op te nemen door osmose. Waterhuishouding zoogdieren = endotherm en een zeer hoog metabolisme en dus meer afvalproducten. De nieren zijn gespecialiseerd in het concentreren van de urine. Stikstofafval afgevoerd in vorm van ureum maar tijdens passage doorheen niertubuli wordt water uit filtraat opnieuw grotendeels geresorbeerd. Waterhuishouding vogels en reptielen = vormen urinezuur i.p.v. ureum als stikstofhoudend afvalproduct, is totaal niet toxisch en vergt weinig water. Zowel passief gefilterd als actief afgescheiden t.h.v. nieren. In cloaca verder geconcentreerd. Mariene beschikken vaak over specifieke zoutklieren die zout in heel hoge concentraties kunnen uitscheiden, bij zeevogels aangepaste speekselklieren, bij schildpadden traanklieren. Waterbesparende strategieën = verlies door evaporatie reduceren, verlies door excretie via nieren verminderen, mest concentreren, tolereren van grotere verliezen aan lichaamsvocht en endogene waterproductie door oxidatie van koolhydraten en vetten (100g koolhydraten verbranden: 56g water vrij) Verlies door evaporatie (ademhaling) reduceren = Ademhaling via longen i.p.v. huid, huidverdikking, vochtige milieus opzoeken, ’s nachts actief zijn, ademhaling & ademhalingscirculatie uitschakelen Verlies door excretie via nieren verminderen = minder toxische stikstofhoudende afvalproducten vormen, urine zeer sterk concentreren, minder urine produceren Vorm en ligging nier/nefros = boonvormige organen, retroperitoneaal t.h.v. thoracolumbale overgang tegen dorsale buikwand gelegen. Bij paard rechter typisch hartvormig. Dorsoventraal afgeplat, duidelijkst bij varken. Craniale pool is met peritoneum bekleed, caudale alleen ventraal. Rechternier ligt iets meer craniaal en drukt tegen lobus caudatus van de lever. Linker ligt meer in lendengebied. Bij rund meer naar rechts (mediaanlijn, door pens). Hilus renalis = indeuking richting mediaanlijn, hierlangs ontvangt nier de a. renalis rechtstreeks uit de aorta en zendt ventraal hiervan de v. renalis terug naar vena cava caudalis. Ook de plaats waar de ureter de nier verlaat. Milt-nierband = bij paard is linkernier meteen stevig ligamentum lienorenale verbonden met het dorsale deel van de milt. Nierkapsel = capsula fibrosa, bevat talrijke bloedvaatjes, kan na insnede gemakkelijk van nierweefsel afgepeld worden. Bij katten komen zeer opvallende kapselvenen voor. Vetkapsel = capsula adiposa, waarin niet is ingebed, dikte varieert naar diersoort en voedingstoestand, zeer prominent bij herkauwers. Verdwijnt pas bij ernstige cachexie/uitmergeling. Renculi = renculus heeft vorm van omgekeerde piramide, cortex renis (nierschors) heeft talrijke speldeknopgrote nierlichaampjes (corpuscula renis), die bevatten nierglomeruli die dienen als filtratie voor primaire urine. Centraal komt de mergzone, medulla renis, voor en deze bevat niertubuli voor herresorptie en concentratie urine en bevat de ductus papillares (afvoerbuisjes) voor de uiteindelijke urine die allen uitmonden op de papilvormige papilla renalis. Een nierkelk omgrijpt deze en vangt urine op en sluist door richting ureter. Multilobaire nier = nier heeft druiventrosvormig uitzicht doordat individuele renculi onderscheiden worden. Bij o.a. beren, zeeroofdieren, walvissen en dolfijnen. Multipapillaire nier met oneffen oppervlak = bij rund zijn groepjes renculi versmolten in een grotere cluster, uitwendig wel duidelijk aflijnbaar. Typisch gelobd oppervlak. Verschillende mergzones gescheuden door columnae renales (nierzuilen), naar diepte toe versmelten ze soms. Afvoerwegen van nierkelken versmelten geleidelijk om gemeenschappelijke ureter te vormen. Multipapillaire nier met effen oppervlak = bij varken en mens heeft verdere versmelting renculi plaatsgevonden, uitwendig volledig effen nieroppervlak. Inwendig blijven versmeltingsplaatsen zichtbaar door columnae renales, ook nierpapillen niet versmolten en monden elk tepelvormig uit op individuele nierkelk waarvan de afvoerwegen draineren in grotere nierkelken die samen uitlopen op gemeenschappelijke nierbekken of pelvis renalis die sinus renalis opvult. Unipapillaire nier = bij carnivoren, paard, schaap en geit. Meest vergoeide vorm, ook inwendig volledig vergroeid, alle nierpapillen zijn versmolten, de ductus papillares monden uit op longitudinale kam of crista renalis die in de pelvis renalis uitpuilt. Crista renalis niet overal even dik, bilateraal van een nauw stuk klimt een uitzakking, recessus pelvis, naar crista renalis op. Vooral duidelijk bij carnivoren en kleine herkauwers. Bij paard is nierbekken craniaal en caudaal verlengd met recessus terminalis waarin ductus papillares uitmonden. In nierbekken en ureter van paard zitten klieren die urine troebel uitzicht geven. Aa. & vv. interlobulares = lopen via recessus pelvis tussen oorspronkelijke nierlobben het nierweefsel binnen. Op overgang nierschors-niermerg geven deze de gebogen aa. & vv. arcuatae af van waaruit kleinere bloedvaten in de schors en merg uitstralen Bijnier/glandula adrenalis = endocrien orgaan dat hormonen produceert die rechtstreeks of onrechtstreeks invloed hebben op de urineproductie. Onregelmatig gevormd, parig aangelegd, gele tot bruine organen ingebed in retroperitoneale vet in de buurt van craniale pool van de nier. Opgebouwd uit bijnierschors (cortex) die bijniermerg (medulla) omgeeft. Bijnierschors = cortex, produceert steroïden als mineralo- & glucocorticoiden en androgenen Bijniermerg = medulla produceert adrenaline en noradrenaline en daarom belangrijk in sympatisch zenuwstelsel Ureter = urineleider, verbindt nierbekken met urineblaas, verlaat nier bij hilus en bocht naar caudaal. Retroperitoneaal tegen psoasspieren in dak van buikholte gelegen, omgeven door vet. Buigen vervolgens caudoventraal af en komen in ipsilaterale zijdelingse ophangband van de blaas om dichtbij mediaanlijn dorsale zijde blaashals te bereiken. Liigamentum vesicae laterale = zijdelingse ophangband van de blaas Vesica urinaria = peervormig, met volumineus corpus. Bolle voorrand is de apex of vertex vesicae die soms aan de top een knotsvormig restweefsel van foetale urachuskanaal bevat. Naar caudaal versmalt corpus tot blaashals/cervix vesicae die overloopt in urethra. De ureters minden uit op slijmvliesplooien, de plicae uretericae die naar caudaal toe convergeren en trigonum vesicae aflijnen en de crista urethralis vormen (mediane slijmvliesplooi). Lege blaas = volledig intrapelvien (bij carn. apex intraabdominaal). Heeft een zeer dikke wand en vertoont binnenin plooivorming. Geeft de indruk retroperitoneaal te liggen maar excavatio vesicogenitalis ligt net caudaal van uitmonding ureters overheen de blaashals, de ventrale peritoneale aanhechting t.h.v. excavatio pubovesicalis ligt iets minder ver naar caudaal Gevulde blaas = breidt naar craniaal uit, papierdunne wand, blaaswand ligt tegen buikwand. Blaasruptuur door slag of stoot mogelijk. Door druk van blaasinhoud worden ureters dichtgedrukt zodat geen verdere urine kan doorvloeien. Ophangbanden blaas = links en rechts door lig. vesicae laterale die aan de voorrand versterkt is door lig. teres vesiae, dit is een rest van navelslagader a. umbilicalis. Ventraal aan onpare mediane lig. vesicae medianum welke bij carnivoren, in het bijzonder de kat, zeer sterk is uitgebouwd tot aan de navel, kan legen van blaas bemoeilijken. Musculus detrusor vesicae = gladde spierwand van de urineblaas, zorgt voor ledigen bij mictio. Men neemt aan dat circulaire gladde spiervezels op overgang blaashals-urethra functioneel een onwillekeurige sfincter vormen. Urethra = urinebuis, bij vrouwtjes de korte verbinding blaashals-vestibulum vaginae. Bij mannetjes loopt urethra na intrapelvien verloop door in de penis. Urethra feminina = korte urethra ligt dorsaal van symphysis pelvina en is door retroperitoneale bindweefsels vergroeid met bekkenbodem en vagina en over de gehele lengte omgeven door m. urethralis, een rode willekeurige sluitspier die naar caudaal duidelijker wordt en uitmondt in de spieren rond vestibulum vaginae waarna de urethra uitmondt t.h.v. het ostium urethrae externum in de ventrale wand van het vestibulum vaginae. Urethra masculina = pars pelvina en pars penina, pars pelvina loopt tot aan de bekkenuitgang omgeven door m. urethralis, daaronder inwendig een zeer gevasculariseerde zonde (stratum spongiosum) dat eventueel perifeer aangevuld is met een laag klierweefsel (stratum glandulare). T.h.v. arcus ischiadicus buigt urethra masculina naar ventraal en wordt opgenomen in de penis, omringd door corpus spongiosum penis. T.h.v. bocht is urethra vernauwd tot isthmus urethrae, leidt vaak tot urethra-obstructie. Bij stier, ram, bok en beer komt op het einde van pars pelvine in de buitenbocht een kleine recessus urethralis voor, sondage onmogelijk want sonde komt hierin. Nieren vogels vorm en ligging = langgerekte onregelmatig organen, van longen tot einde van het bekken, diep in fossae renales aan onderzijde synacrum en ilium en kunnen hieruit moeilijk verwijderd worden. Omgeven door divertikels van buikluchtzak die een luchtkussen vormt (i.p.v. vetkapsel). Alleen mediaal aangrenzend peritoneum over smalle strook. Bestaan uit 3 donkerbruine kwabben van verschillende grootte. Uitwendig bedekt door dun capsula fibrosa. Mechanisme nieren vogels = geen nierbekken en –kelken. Afvoerbuizen verzamelen zich tot een zeventiental grote afvoerbuizen die na elkaar en rechtstreeks in de ureter uitmonden. Die monden uit in het urodeum, de middelste afdeling van de cloaca waar ook het geslachtsstelsel in uitmondt. Poortadersysteem = bloed van achterste lidmaat wordt vanuit vena iliaca externa ventraal van nier verspreid over een vena portalis renalis cranialis en –caudalis, die het bloed over capillair netwerk omheen de niertubuli verdelen. Venzeuze retour door beide vena renalis uitmondend in ipsilaterale vena iliaca communis die mediaal van nieren draineren in vena cava caudalis. Shunt = tussen vena iliaca externa en ipsilaterale vena iliaca communis komt shunt met gespierde veneklep voor (valvula portalis renalis). Normaal gesloten waardoor bloed door nier moet stromen wat concentrerend vermogen en excretie van urinezuur ten goede komt. Bij verhoogde vraag naar bloed wordt klep geopend en kan bloed vanuit achterbeen rechtstreeks naar lichaamscirculatie zonder nierpassage.
Ingezonden op 18-05-2017 - 1719x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!