Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
› 8 Weblecture 6 en college 8 Sartre
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
8 Weblecture 6 en college 8 Sartre
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer leefde Jean-Paul Sartre? = Van 1905 tot 1980. Vertel wat over Sartre. = De generatie tussen Heidegger en Habermas in Frankrijk. Hij was de belangrijkste Franse filosoof van toen. Populair door zijn filosofie en romans en toneelstukken en vanwege zijn activisme. Hij was bijzonder links. Groot moreel, leiderschap, eigen krant. Icoon van wat het was om filosoof te zijn. Existentialisme is een sleutelwoord om zijn filosofie te begrijpen. Aan een oog was hij min of meer blind. Aantal belangrijkste werken: 1937 - La Transcendance de l'Ego. 1943 - L'être et le néant: Essai d'ontologie phenomenologique. 1945 - L'existentialisme est un humanisme. 1960 - Critique de la raison dialectique. Het ik en het ding. Het zijn en het niet. Het is een toespraak die zonder Sartres toestemming is uitgegeven: Is existentialisme humanisme? Sartre was niet gelukkig met de publicatie. Als toespraak was hij goed, maar als gepubliceerde tekst was hij er niet zo tevreden mee. Om Sartre te begrijpen is het interessant om te kijken naar zijn literaire werk. Hij gebruikt literatuur voor filosofie en andersom. Hij zat bij Simone de Beauvoir in de klas. Boek over dat hij loopt in een park en komt een boom tegen die er maar gewoon staat. Het roept walging op. Het is er maar te zijn. Het groeit maar. Die ervaring komt terug in latere werk. Het er maar zijn. Geen zin, geen bedoeling, vooral geen schepping. Het is er maar. Er valt niets aan te veranderen. Daar tegenover de verbeelding. Fictie en verbeelding als het rijk waar ook vrijheid heerst. Aan de gedetermineerdheid ontsnappen. Absurditeit: het is er maar. Daar tegenover immanentie. Dat zijn zo belangrijke thema’s uit de filosofie van Sartre. Welke thema’s komen terug in Sartres latere werk? = - Existentie / facticiteit. -absurditeit en immanentie. -kwade trouw. Wat is absurditeit bij Sartre? = Het er maar zijn zonder bedoeling of schepping. Dat staat tegenover immanentie. Wat is Sartres uitgangspunt? = De fenomenologie van Husserl. Wat is in het kort de kritiek die Sartre gaf op Husserl in 1937? = 1. Bewustzijn is een zuivere transcenderende beweging. 2. Bewustzijn heeft dus geen vaste kern. Er is geen transcendentaal, buitenwereldlijk ego. 3. Ik-begrip is resultaat van reflectie en fictie. Wat vindt Sartre zo belangrijk aan de fenomenologie van Husserl? = Dan is het belangrijk te weten waarmee Sartre zelf is opgegroeid. Hij is opgegroeid in Frankrijk met de verteringsfilosofie. Je moet denken aan de magen van een koe. Er is een ding op zichzelf in de buitenwereld. Op een of andere manier ondervinden we daar prikkels van. En die worden door allerlei mechanismen in ons bewustzijn gemaakt tot wat wij kennen. Afstand tussen wat Kant noemt Ding an sich en anschauung. De wereld zoals hij aan ons verschijnt is een wereld doe door allerlei processen heen is gegaan voordat het een object voor ons is. En er is ook een afstand tussen wat wij ervaren en de werkelijke wereld, die wij niet kunnen kennen. De bevrijdende kracht van de fenomenologie van Husserl is dat het hele idee van de vertering en a priori principes met een penstreep wegdoet en met zijn concept van intentionaliteit het idee brengt dat de wereld en bewustzijn tegelijk gegeven is. Er is geen immanentie in de binnenwereld die moet uitzoeken hoe hij in de buitenwereld moet komen. De hele afstand tussen binnen en buitenwereld wordt opgeheven door het begrip intentionaliteit. Wat is intentionaliteit volgens Sartre? = Intentionaliteit is eigenlijk een twee polige notie: Er is altijd bewustzijn en er is altijd iets waar het bewustzijn bewust van is. Dat valt samen. Dat is altijd samen gegeven. Filosofie is een beschrijving van die leefwereld van binnenuit, in plaats van een hele abstracte tekentafel filosofie. Intentionaliteit is een begrip van Husserl volgens Sartre. We mogen weer bij de wereld zijn. We mogen/moeten het weer over dit glas hebben. Daar gaat filosofie weer over volgens de fenomenologie. Dat is het enthousiasme dat uit die recensie spreekt. Wat voor kritiek heeft Sartre op Husserl? = De kritiek die Sartre op Husserl ontwikkelt daarin zou je kunnen samenvatten in deze drie punten. Ten eerste als je de intentionaliteitgedachte serieus neemt dan moet je hem ook radicaal nemen. Dan moet je het idee over boord gooien dat bewustzijn een soort doosje is en dat de wereld in dat doosje moet komen. En het bewustzijn is dan in zichzelf gesloten. Het is een soort immanentie. Als je de serieus neemt, moet je zeggen dat bewustzijn niets is, niet gesloten. Een beweging, transcendente beweging, oorspronkelijke, zuivere beweging en geen dingetje waar een ander dingetje in moet. Bewustzijn heeft dan geen vaste kern. Bewustzijn is dus geen dingetje, dus niets. En juist omdat het niets is, is het een radicale openheid en maakt zich voortdurend open voor de buitenwereld. Als je het punt van bewustzijn als openheid serieus neemt, moet je niet van bewustzijn nog iets vast willen maken, het ego, etc. Hou toch vast aan het idee dat wereld en bewustzijn altijd tegelijkertijd gegeven zijn. Ik en buitenwereld zijn er tegelijkertijd. Twee kanten van hetzelfde proces. Het bewustzijn heeft geen vaste kern. Er is geen ik in het bewustzijn. Bewustzijn is eigenlijk anoniem, zegt Sartre. Dat is een hele radicale stelling. Je zou kunnen zeggen dat bewustzijn geen eigenaar heeft. Toch praten we over bewustzijn. Wat is dat dan? Hoe doen we dat dan? Dan komt het punt dat de Nederlandse vertaling: het ik is een ding een hele goede vertaling is. Omdat dat de kern is van het verhaal. Dat wat we tot ik maken is zelf het resultaat van een bewustzijnsact. Het bewustzijn reflecteert op allerlei akten die in mijn bewustzijn te vinden zijn en komt tot ontdekking dat er een ik is. Het ik is net zoiets als een tafel of stoel waarop we gericht kunnen zijn. Normaal gesproken ben je er niet mee bezig, maar in sommige gevallen is het nodig om na te denken over wat de dagelijkse dingen verbindt. Dat is het ik. Het is altijd secundair. Dat komt altijd pas nadat er bewustzijnsakten geweest zijn die niet het ik als thema hadden. Ik als narratieve functie lijkt op Daniel Dennett. Dennett komt er op via Darwinisme en neurowetenschappen. Het transcendentale ego van Husserl loopt bij Sartre helemaal leeg. Dat ik is maar een object onder objecten en het is ook nog eens een fictief object, niet zoals een stoel. Husserl is volgens Sartre een beweging een radicale openheid. Hoe denkt Sartre over bewustzijn? = Dat is niets en juist daarom staat het overal voor open. Sartre begint de ontologische ingang van het zijn en niet met twee zijnswijzen. Welke twee? = Etre-en soi vs. Etre-pour soi. En Facticiteit vs. Transcendentie. Samen “de situatie”. Het is net zoiets als bij Heidegger ansich en fursich. Etre-en soi is de zijnsmodus van de dingen. De boom is maar een Etre-en soi. De boom is er maar. Het is een vaste zijnswijze. Etre-pour soi is een zijn voor zich. Het zijn van een bewustzijn. Zelfbewustzijn. Sartre doet er heel veel pagina’s over maar kort door de bocht kun je nu naar de titel: het zijn en het niet. Want het Etre-pour soi is het niets, is een gat. En het is dankzij het feit dat het bewustzijn iedere keer een gat slaat en niets is, dat de dingen kunnen verschijnen. Want het feit dat de dingen kunnen verschijnen, komt omdat er ruimte is door dat gat. Bewustzijn neantiseert (vernietseert) dat is een nieuw woord. In die zin zou je kunnen zeggen dat Sartre bij zijn oude idee krijgt en hier wordt duidelijk dat bewustzijn een vernietsende activiteit is. Wat is etre-en soi? = De zijnsmodus van de dingen. Het is een vaste zijnswijze. Wat is etre-pour soi? = Een zijn voor zich. Het zijn van een bewustzijn. Zelfbewustzijn. Het niets, het is een gat. Wat doet bewustzijn volgens Sartre? = Het neantiseert (vernietseert). Noem een voorbeeld van het vernietseren van Sartre. = naar café en je wacht op iemand maar die komt niet. Het café is een gat. Er is iets niet. Je kunt alles tellen, maar hij is er niet en hij is er ook niet niet. Anticipatie is heel belangrijk voor waarneming. Sartre neemt het idee van anticipatie over. Het is mijn anticipatie, omdat ik letterlijk zit te wachten dat het café een lege plek is. Maar het café is natuurlijk geen lege plek. Dat gat in het bewustzijn komt vanwege de vernietsende activiteit. Het is het bewustzijn dat iedere keer een gat slaat in het zijn. Het Pour soi die drager is van het niet. Welke twee termen heeft Sartre voor een deel overgenomen van Heidegger? = Facticiteit en transcendentie. Wat is facticiteit? = Gewoon het gegevene. Het feit dat ik hier zit. Feitelijkheid die je objectief kunt beschrijven. Het is er maar, het is het geval. Wat is transcendentie? = Dat is de beweging die bewustzijn maakt. Maar bewustzijn is altijd transcendentie over iets gegeven. Vanuit een bepaalde gegevenheid. Er zijn altijd objecten en mensen om je heen en als ze er niet zijn, mis je ze misschien. Het is de facticiteit die ik met mijn bewustzijn overwin. De straat is er maar. De straat blijft de straat maar ik kan me er tot verhouden. Dat is een transcenderende beweging. Wat is de dialectiek bij Sartre? = De situatie. Wij zijn altijd gesitueerd. Dus als we het over de vrijheid gaan hebben bij Sartre is het altijd gesitueerd. Dat wil zeggen dat we ergens zijn gefacticiteerd, maar die facticiteit daar kunnen we iets mee doen. Met de vernietsende activiteit van het bewustzijn is ook de vrijheid als ontologische categorie gegeven. Met welke vrijheidsopvatting komt Sartre? = We zijn veroordeeld tot vrijheid. Welke consequentie heeft de vrijheidsopvatting van Sartre in het kort? = De radicale ontkenning van het determinisme, inclusief het onbewuste. Waarom is de filosofie van Sartre een existentialistische filosofie? = Existentialisme is een term die we gebruiken voor menselijke existentie. Dan komen we op misschien wel Sartres bekendste begrip: vrijheid. Het hele project van Sartre is een ontologie en het is op basis van die ontologie dat Sartre iets kan zeggen over antropologie, menselijke zijnswijze en eventueel ethiek. Daarmee doet hij iets met de ontologie wat Heidegger niet wil doen. Sartre doet dat wel op basis van het gat in het zijn en et vernietsen. Bewustzijn is ontologische gesproken de basis voor vrijheid. Een boom is niet vrij. Hij heeft een vast bestaan. Het is het bewustzijn die zich op allerlei mogelijke manieren kan weerhouden, omdat het bewustzijn niets is. Vrijheid zit ingebakken in bewustzijn. En omdat dat noodzakelijk zo is, kunnen we niet anders dan vrij zijn. We zijn dus vrije wezens. We zijn veroordeeld tot vrijheid. De vrijheid zelf is geen keuze. We kunnen niet kiezen om vrij te zijn, want dan kiezen we alsnog. En we kunnen keuzes niet ontlopen, want dan kiezen we om die keuzes te ontlopen. Met andere woorden zijn wij keuzemachines. We moeten keuzes maken. In dat moet zit dwang. Voor de rest zijn we vrij, maar dat is juist precies waartoe we veroordeeld zijn. We zijn helemaal vrij in keuzes, behalve in de keuze niet vrij te zijn en daar zit iets paradoxaals in. Veroordeeld tot vrij zijn klinkt niet helemaal positief. Bij Sartre zit er iets positiefs in die vrijheid, maar ook iets negatiefs. We zijn veroordeeld om iets te doen. We kunnen niet anders dan kiezen, we kunnen er niet aan ontsnappen. Waarom zijn we volgens Sartre veroordeeld tot vrijheid? = Omdat bewustzijn ontologisch gesproken de basis is voor vrijheid. Het bewustzijn kan zich op allerlei mogelijke manieren weerhouden, omdat het bewustzijn niets is. Vrijheid zit ingebakken in bewustzijn en omdat het noodzakelijk zo is, kunnen we niet anders dan vrij zijn en zijn we veroordeeld tot vrijheid. De vrijheid zelf is geen keuze. We kunnen niet kiezen om niet vrij te zijn, want dan kiezen we alsnog en we kunnen keuzes ook niet ontlopen, want dan kiezen we om keuzes te ontlopen. Met andere woorden zijn wij keuzemachines. We moeten keuzes maken. In dat moeten zit dwang. Voor de rest zijn we vrij, maar dat is juist precies waartoe we veroordeeld zijn. We zijn helemaal vrij in keuzes, behalve in de keuze niet vrij te zijn en daar zit iets paradoxaals in. Veroordeeld tot vrij zijn klinkt niet helemaal positief. Bij Sartre zit er iets positiefs in die vrijheid, maar ook iets negatiefs. We zijn veroordeeld om iets te doen. We kunnen niet anders dan kiezen, we kunnen er niet aan ontsnappen. Welke (radicale) consequenties heeft het vrijheidsbegrip van Sartre? = Sartre is in de 20e eeuw de meest radicale antideterminist. Dit vrijheidsbegrip van Sartre gaat gepaard met een radicale ontkenning van het determinisme. Want in welke situatie we ons bevinden, wat de aard van de facticiteit ook is, hoe dan ook is die situatie in de transcenderende beweging van het bewustzijn te overwinnen. Sartre gebruikt hele radicale voorbeelden. Ook al ben je gevangen en zit je met je handen en voeten vast, dan nog heb je de keuze hoe je omgaat met de situatie. Je kunt de facticiteit overwinnen met je bewustzijn. Je kiest hoe je je verhoudt tot die facticiteit. Stel je bent in Zwitserland en je wil van A naar B dan kun je bijna niet anders dan door een berg geen. Je kunt dat als blokkade zien, maar dat hoeft niet. Je kunt je ook als mogelijkheid zien, omdat je bijv. van bergen houdt. Met andere woorden zijn blokkades een functie van onze eigen plannen en verwachtingen. Wat transcendent gezien een hindernis is, heeft een immanente basis. Het heeft te maken met onze eigen verwachtingen. Er zijn dus geen blokkades. Dat geldt zelfs voor dingen als handicaps bijvoorbeeld. Iemand die in een rolstoel zit kan geen marathon lopen. Dan kun je niet kiezen. Het is gewoon geen mogelijkheid. Volgens Sartre is het geen tegenspraak. Je kunt het zien als blokkade, maar je kunt het ook zien als mogelijkheid. Je kunt je er in vrijheid toe verhouden. Datzelfde verhaal kun je ook toepassen in Sartres verhaal over psychoanalyse. De Psychoanalyse van Freud is heel populair geworden in Frankrijk. Sartre had dat niet zozeer. Voor Sartre is het hele idee van het onderbewuste een ontkenning van de menselijke vrijheid. Je zou kunnen zeggen dat Freudiaanse onderbewuste een uitdaging is voor Sartre. Want als Freud kan laten zien dat drie vierde onderbewust is en dat je dan geen keuze hebt, is dat geen ontkenning van vrijheid? Ben je dan niet naïef en dat die transparantie van bewustzijn een mythe is. En toch is dat volgens Sartre niet zo. Het onderbewuste lijkt een weerstandsfactor, maar is het niet. Want hoe je er mee omgaat en hoe je je erdoor laat lijden is een keuze. Als je bepaald wordt door het onbewuste is het volgens Sartre een keuze. Je hebt er dan voor gekozen, ook al denk je dat niet heel bewust te hebben gedaan. Die vrijheid is dus een vrijheid in een situatie, in die situatie zit het element facticiteit en dat zou je kunnen zien als een belemmering en als je dat zo ziet dan heb je dat zelf besloten. Wat is mauvaise foi bij Sartre? = Inauthenticiteit. We willen vluchten voor de radicale openheid van de vrijheid. We kiezen dan door de zijnsmodus van het en-soi. Maar dat is paradoxaal. Alleen al het feit dat we kiezen leidt tot een paradox. Hoe denkt Sartre over verantwoordelijkheid? = Vrijheid komt met verantwoordelijkheid. We kunnen onze keuzes niet op iemand anders afschuiven. Volledig en alleen verantwoordelijk voor onze keuzes. Wat is inauthenticiteit volgens Sartre? = We kruipen in onze rol om onze keuzes te ontvluchten, omdat het beangstigend is om steeds te bedenken wat voor ander leven je misschien had gewild en welke radicale keuzes je had kunnen maken. Meestal zitten we in de inauthenticiteit en ontkennen we de zijnsmodus dat we voortdurend vrij en open zijn en dat doen we door een bepaalde rol aan te nemen. Meestal zitten we in de inauthenticiteit en ontkennen we de zijnsmodus dat we voortdurend vrij en open zijn en dat doen we door een bepaalde rol aan te nemen. Als je gaat eten in een restaurant dan ontmoet je een ober. De ober gaat daar helemaal in op en je ziet de ober, niet de mens. Dat doen we omdat dat veilig en zeker voelt en een dam maakt tegen deze radicale openheid, omdat we die helemaal niet aankunnen. Van wiens gedachtegoed is de inauthenticiteit van Sartre een bijwerking? = Van Heidegger. Hoe noemt Sartre het als we inauthentiek zijn? = Oneigenlijk, want we zijn helemaal geen en-soi. Wezenlijk zijn we pour-soi. Maar door uit angst zo’n vaste rol aan te nemen, maken we onszelf tot en-soi. En ook dit is een keuze. Sartre noemt het ook kwade trouw, omdat je niet trouw bent aan jezelf. Je bent die openheid, radicale vrijheid, pour-soi. Je bent niet trouw aan jezelf door te doen alsof je en-soi bent. En door het te doen, maak je duidelijk dat je het niet bent, omdat en-soi zijn ene keuze is en keuzes hebben is wat we wel zijn. Het is dus een paradoxaal punt die mauvaise foi: oneigenlijkheid. Welk ethisch appèl komt er bij Sartres vrijheid kijken? = Raad geven of om raad vragen is kwade trouw, omdat je dan je eigen keuzes probeert over te dragen aan anderen. Want als je raad gaat vragen, ga je naar diegene waarbij je weet dat diegene zegt wat je eigenlijk al wil doen. Je zegt dat diegene het zo zou doen, dus ik doe dat zo. Maar eigenlijk wilde je dat zelf al. Je legt de verantwoording buiten je zelf. Je moet dus geen advies geven en vragen. Een ander punt dat komt uit deze radicale notie van vrijheid bij Sartre is die van verantwoordelijkheid. Als jouw keuzes, jouw keuzes zijn, kan ook alleen jij verantwoordelijk zijn voor je keuzes. Je kunt de verantwoordelijkheid niet afschuiven op je ouders, opvoeding, genen, school etc. Het zijn bepalende factoren, maar ondanks dat kun je de keuzes er niet op afschuiven, want hoe bepalend die factoren zijn, is ook jouw eigen keuze. Keuzes afschuiven op omgeving is mauvaise foi. Als je gewicht geeft aan bepaalde factoren, ontken je je eigen vrijheid. De vrijheid van Sartre is radicale vrijheid, keuze vrijheid (behalve de keuze voor de vrijheid) maar die vrijheid schept ook morele verantwoordelijkheid. Noem kort drie punten over Sartres existentialisme. = 1. Deze verplichting tot het maken van keuzes is typisch voor de menselijke zijnsmodus: de existentie. 2. Existentie gaat vooraf aan essentie; door onze keuzes creëren we een beeld van hoe we zelf zijn en hoe de mens naar ons idee dient te zijn. 3. Existentialisme is humanisme. Tegen transcendente normativiteit. Wat is existentie volgens Sartre? =De typisch menselijke zijnsmodus. Van wie neemt Sartre zijn betekenis voor existentie over? = Van Heidegger en Kierkegaard, Is existentie hetzelfde als feitelijk bestaan? = Nee, dat is anders. De mens heeft naast bestaan ook existentie. Dat is een bestaan dat zin heeft en waar we keuzes maken. Waarmee houdt de existentialistische filosofie zich bezig? = Met de individuele existentie. Sommige filosofen benaderen ook de eenzaamheid van individuele keuzes, maar Sartre niet. Wat is een belangrijke slogan van Sartre over existentie? = Existentie gaat vooraf aan essentie. Hoe kun je de slogan Existentie gaat vooraf aan essentie zien als afrekening? = Als afrekening van de traditionele antropologie. Afrekening met de traditionele pogingen om DE mens te definiëren. Om te beginnen met Aristotelische pogingen: De mens is een rationeel wezen. DE mens, nou ik dacht het niet. Existentialisme kan helemaal niet over DE mens spreken, want dat gaat over individuen. Wat bedoelt Sartre met existentie gaat vooraf aan essentie? = Door keuzes te maken, creëren we een beeld van wie we zelf zijn. Ik ben iemand die dit soort keuzes maakt. Maar daar zit ook wat normatiefs bij. Als jij in mijn situatie zou zijn, zou jij deze keuze ook moeten maken. Iedereen zou deze keuze moeten maken. In die zin is de essentie een soort ontwerp die voortkomt uit het maken van keuzes. Vandaar dat existentie vooraf gaat aan essentie. Maar daar zit ontwikkeling in. Op je 6e maak je andere keuzes dan je 80e. De essentie verandert dus steeds en beweegt mee. Wat bedoelt Sartre met humanisme? = Humanisme in de zin van geloof in de mens en dus niet in God. De mens staat centraal in het wereldbeeld. De keuzes kunnen we niet afschuiven op allerlei factoren. Sartre veronderstelt Nietzsche: God is dood. Vragen als wie zijn we nou eigenlijk, worden pas mogelijk als het een godverlaten geheel is. Als je je keuzes beargumenteerd omdat het in de bijbel staat, dan schuif je je keuze af. Jij bent verantwoordelijk voor je keuzes en niet God. Wat veronderstelt Sartre van Nietzsche? = De uitspraak ‘God is dood’. In Sartres laatste werk komt de medemens aan bod. Op wie doet Sartre dan een beroep? = Op Hegel. Waarin is het existentialisme doorgedrongen? = In de cultuur en ook in de popcultuur. In de filosofie en eigenlijk in de academische filosofie niet zo en tegelijkertijd weer wel, maar dan in een negatieve rol, als een zondebok. Waarom wordt Sartre door zijn volgende generatie als antiheld gezien? = Ze hadden allemaal een gezamenlijke ambitie: niet doen wat Sartre doet. Dat heeft voor een deel te maken met zijn maatschappelijke optreden. Het idee van jezelf opwerpen als het geweten van het volk. De zekerheid waarmee je allemaal morele oordelen rond denkt te strooien als filosoof. Dat is iets waar ze niets van moesten hebben. Dat betekende niet dat ze niets maatschappelijks hebben. Hun filosofieën zijn allemaal vormen van politieke filosofie en ethische arrangementen. Maar niet in de vorm zoals Sartre dat deed. Sartre nam bijna een priesterlijke rol. Sartre lag de nadruk op bewustzijn, humanisme, vrijheid, dat werden allemaal voor deze generatie termen waar ze tegen waren, wat ze illusies vonden waar ze zich uit moesten bevrijden. Waardoor is Sartre geïnspireerd? = Door de vroege Heidegger. Waarop legt de late Heidegger, die antropocentrisch gaat denken, de nadruk? = Op het ik en het dasein. Waarom wordt de Franse filosofie een antihumanisme? = Omdat ze tegen Heidegger zijn. Welke discussie ontstond er waar Sartre de gebeten hond van werd? = De battle van het antihumanisme en het antropocentrisme. Wie werd er gebruikt om Sartre te vloeren? = Heidegger. Was Sartre ondanks dat hij weg was in de wereld binnen de filosofie, ook niet meer populair buiten de filosofie? = Nee, buiten de filosofie is hij nooit weg geweest. Door wie heeft Heidegger de tekst van Sartre gelezen? = Door Jean Beaufret. Hij was op bezoek bij Heidegger en had de tekst van Sartre vertaald. Welke brief schreef Heidegger naar Sartre naar het lezen van zijn tekst? = Brief over de humanisme in 1946. Dit was na Sein un Zeit heel erg bekend geworden. Wat was er volgens Heidegger mis met de westerse cultuur en filosofie? = Het is allemaal humanisme. Wat gebeurt er als je te veel opgaat in de wereld volgens Heidegger en waar is dit goed zichtbaar? = Dan kun je niet tot technologie komen, want denken schept afstand en zonder afstand kun je de wereld niet manipuleren en dat is wat technologie is. Het wordt zichtbaar bij Descartes waar het subject eenzaam wordt: ego. Eerst jezelf denken. De westerse filosofie is volgens Heidegger het zijn krijtgeraakt en in de 20e eeuw het maximale kwijt: Seinsvergessenkeit. En dan komt Sartre en die is volgens Heidegger helemaal van God los. Waar verandert Sartre het Dasein van Heidegger in? = In Huter des Seins: hoeder der zijns. Hoeden is wat ander dan maken en technologie. Het gaat alleen om hoeden en dus niet heel vele mee doen. Wat is een Lichtung bij Heidegger? = Een open plek in het bos. Dat is veel meer een model zoals wij ons naam het zijn gedragen. Filosofie heeft geen doel, probeert mee te denken. Hoe denkt Heidegger over structuur in de wereld? = Onze hele cultuur is het technologische verhaal: we kunnen de wereld met één druk op de knop vernietigen en dat begon al bij de Grieken. Er is geen structuur. Wat zegt Sartre over de existentialistische scholen? = Er zijn er twee. Voor Katholieken en atheïsten en bij de atheïsten horen hij en Heidegger. Sartre zegt daarmee dat Heidegger bij hem hoort. Maar Heidegger is geen atheïst en geen existentialist. Welk argument van Heidegger gebruikt Sartre bij het existentialisme en de zin dat existentie vooraf gaat aan essentie en wat is het probleem? = Geworpenheid. De mens is geworpen en heeft maar te bestaan. (Het komt via Heidegger van Kierkegaard.) Het probleem is dat hij het beargumenteerd vanuit een atheïstisch standpunt. Wat zegt Sartre over Heideggers existentialisme? = Dat die slechter is dan zijn existentialisme. Wat is subjectiviteit? = Eerste beginsel van het existentialisme. Vanuit geworpenheid moet de mens naar de toekomst. Dit is gekoppeld aan Heidegger, maar Sartre koppelt het met een woord dat Heidegger niet zo vaak gebruikt: waardigheid. De mens is waardiger dan tafels, stenen, zelfs dieren. En dus staat de mens op zichzelf en dat is juist helemaal niet Heidegger. Wat voor uitspraak is ‘De mens is wat hij van zichzelf maakt’? = Het is Heideggeriaans, maar de argumentatie die Sartre gebruikt niet. Wat gebeurt er volgens Sartre als je keuzes maakt? = Dan ben je zelf helemaal verantwoordelijk. Je kiest niet alleen voor jezelf, maar je kiest voor alle mensen. Het is een heel raar en paradoxaal punt. Als je keuzes maakt, maak je evaluatieve oordelen. Je geeft aan welke keuze jij goed vindt en daarmee zeg je dat het goed is om in die situatie zo te handelen. Iedereen zou moeten handelen zoals jij handelt. Het is algemeen, het is goed. Wat zie je terug van Sartre dat wanneer je kiest, je voor alle mensen kiest in Kant? = Als je zegt dat je iets mooi vindt, zeg je iets algemeens. Je wil dat de ander het ook mooi vindt. Je gaat in discussie, omdat je verder gaat dan je eigen smaakoordeel. (Smaakoordelen zijn wel subjectief.) Dit model neemt Sartre over in levenskeuzes. Bij wat voor soort keuzes kies je volgens Sartre voor alle mensen? = Niet bij welke smaak ijs je neemt, maar bij je studiekeuze, of je wel of niet in het verzet gaat tijdens de tweede wereldoorlog, je partnerkeuze. Door zelf te kiezen, kies je voor de mens. Je maakt een beeld van de mens. Dit is het leven dat ik wil leiden. Het leven is algemeen: Dit is wat ik vind dat het leven zou moeten zijn, in ieder geval voor mij. Iedereen in mijn situatie kan het beste deze keuze maken. Niet letterlijk iedereen moet dit doen, maar meer iedereen in mijn situatie zou het beste dit kunnen doen. Wat neemt Sartre over van Kierkegaard bij levenskeuzes? = Dat je eigen keuzes maken, daar kun je ook heel bang van worden. Je bent helemaal alleen in die keuzes. Bij Kierkegaard is het Christelijk, maar bij Sartre niet. Dan eindigt hij de laatste paar regels met dat de existentialist de mens opnieuw ontdekt, omdat de mens iedere keer opnieuw keuzes moet maken en iedere keer opnieuw verantwoordelijk is voor die keuzes. De wereld bestaat volgens Sartre uit zijnden, maar waar komt volgens hem het niets vandaan? = Uit het menselijke bewustzijn. De mens maakt onderscheiding en bij het maken van onderscheidingen is er ontkenning. Als iets dit is dan is het dat dus niet. Elke bepaling heeft negaties. Het niets komt dus uit het menselijke bewustzijn. Wij kunnen met het bewustzijn gaten slaan in ons zijn: het is er niet. Dat is de basis van menselijke vrijheid. Wij kunnen kiezen, terwijl een tafel er maar is. De mens kan alleen hier en daar zeggen als hier niet daar is en daar niet hier is. Iedere bepaling heeft een negatie. We hebben dus alle ontologieën zelf gemaakt. De werkelijkheid zelf heeft geen bepalingen en die heeft de mens zelf gemaakt en dat is privilege van de mens. We zijn vrij om die bepalingen te maken. Dit is ook wat Heidegger totaal niet vond. Hoe denkt Sartre over de psychoanalyse van Freud? = Ondanks onderbewustzijn ben je zelf verantwoordelijk. Je mag je onderbewuste motieven opsporen, maar je mag het niet gebruiken als excuus. Het is een ontologisch en normatief punt. Hij bouwt het ontologisch op en daar gebruikt hij Heidegger voor. Tegelijkertijd is het ook normatief: we hebben ook de opgave vrij te zijn. Het opsporen van onderbewuste is prima zolang het maar geen excuus wordt. Het sluit wel aan op Freud: waar onderbewuste factoren zijn, moet je ze bewust maken, want dan kan je ze hanteren. Daar kan Sartre wel wat mee. Leg uit wat Sartre bedoelt met het onderscheid tussen "en-soi" en "pour-soi". = Pour-soi is het bewustzijn. Het is het niets. Het slaat een gat in het zijnde. En en-soi is een boom die maar is. Mensen zijn pour-soi, maar om te ontsnappen aan de keuzes die we steeds moeten maken, kiezen mensen er soms voor om rollen aan te nemen en dan worden ze en-soi. Dit is eigenlijk kwade trouw, want we bedriegen onszelf dan. Het is niet wie we echt zijn. Leg uit wat Sartre bedoelt met de uitspraak "We zijn veroordeeld tot de vrijheid". = We moeten altijd keuzes maken. Zelfs als we geen keuzes maken of keuzes proberen te ontlopen kiezen we voor. Er is maar één ding wat we niet hebben gekozen en dat is dat we keuzes moeten maken. Daarom zijn we veroordeeld tot vrijheid. Leg het verband uit tussen het niets en het bewustzijn bij Sartre. = Het bewustzijn heeft geen kern. Het is geen doosje waar de rest van de wereld in komt. Het is daarom niets. En juist daarom staat het overal voor open. Het is ons bewustzijn dat het niets maakt, doordat we bepalingen hebben. Een stoel is niet een tafel en hier is niet daar. Daardoor hebben we negatie en hebben we het niets. Ons bewustzijn slaat gaten in het zijnde. Daarom is het bewustzijn niets volgens Sartre. Leg uit wat Sartre verstaat onder kwade trouw ("mauvaise foi"). = Je bent niet trouw aan jezelf. Je doet je voor als en-soi terwijl je eigenlijk pour-soi bent. Leg uit welke kritiek Sartre heeft op Husserl in zijn "Transcendance de l'Ego". = 1. Bewustzijn is een zuivere transcenderende beweging. 2. Bewustzijn heeft dus geen vaste kern. Er is geen transcendentaal, buitenwereldlijk ego. 3. Ik-begrip is resultaat van reflectie en fictie. De kritiek die Sartre op Husserl ontwikkelt daarin zou je kunnen samenvatten in deze drie punten. Ten eerste als je de intentionaliteitgedachte serieus neemt dan moet je hem ook radicaal nemen. Dan moet je het idee over boord gooien dat bewustzijn een soort doosje is en dat de wereld in dat doosje moet komen. En het bewustzijn is dan in zichzelf gesloten. Het is een soort immanentie. Als je de serieus neemt, moet je zeggen dat bewustzijn niets is, niet gesloten. Een beweging, transcendente beweging, oorspronkelijke, zuivere beweging en geen dingetje waar een ander dingetje in moet. Bewustzijn heeft dan geen vaste kern. Bewustzijn is dus geen dingetje, dus niets. En juist omdat het niets is, is het een radicale openheid en maakt zich voortdurend open voor de buitenwereld. Als je het punt van bewustzijn als openheid serieus neemt, moet je niet van bewustzijn nog iets vast willen maken, het ego, etc. Hou toch vast aan het idee dat wereld en bewustzijn altijd tegelijkertijd gegeven zijn. Ik en buitenwereld zijn er tegelijkertijd. Twee kanten van hetzelfde proces. Het bewustzijn heeft geen vaste kern. Er is geen ik in het bewustzijn. Bewustzijn is eigenlijk anoniem, zegt Sartre. Dat is een hele radicale stelling. Je zou kunnen zeggen dat bewustzijn geen eigenaar heeft. Toch praten we over bewustzijn. Wat is dat dan? Hoe doen we dat dan? Dan komt het punt dat de Nederlandse vertaling: het ik is een ding een hele goede vertaling is. Omdat dat de kern is van het verhaal. Dat wat we tot ik maken is zelf het resultaat van een bewustzijnsact. Het bewustzijn reflecteert op allerlei akten die in mijn bewustzijn te vinden zijn en komt tot ontdekking dat er een ik is. Het ik is net zoiets als een tafel of stoel waarop we gericht kunnen zijn. Normaal gesproken ben je er niet mee bezig, maar in sommige gevallen is het nodig om na te denken over wat de dagelijkse dingen verbindt. Dat is het ik. Het is altijd secundair. Dat komt altijd pas nadat er bewustzijnsakten geweest zijn die niet het ik als thema hadden. Ik als narratieve functie lijkt op Daniel Dennett. Dennett komt er op via Darwinisme en neurowetenschappen. Het transcendentale ego van Husserl loopt bij Sartre helemaal leeg. Dat ik is maar een object onder objecten en het is ook nog eens een fictief object, niet zoals een stoel. Husserl is volgens Sartre een beweging een radicale openheid.
Ingezonden op 26-05-2017 - 1700x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!