Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
FransIdioom4
› 0 1 t/m 6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
FransIdioom4
0 1 t/m 6
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
entretenir = onderhouden appartenir à = behoren tot la ressemblance = de gelijkenis réciproque = wederzijds la naissance = de geboorte le conjoint = de echtgenoot baptiser = dopen gâter = verwennen se disputer = ruzie maken mal élevé= slecht opgevoed détester = een hekel hebben aan confier = toevertrouwen plaire à = in de smaak vallen enceinte = zwanger consacrer à = besteden aan fréquenter = omgaan met le comportement = het gedrag responsable de = verantwoordelijk voor abandonner = in de steek laten se converter à = zich bekeren tot la rupture = het verbreken la pauvreté = de armoede le chagrin = het verdriet insupportable = onuitstaanbaar porter plainte = een klacht indienen le deuil = de rouw le cimetière = de begraafplaats un enterrement = een begrafenis la douleur = het verdriet la veuve = de weduwe le décès = het overlijden ridiculiser = belachelijk maken le soutien = de steun compréhensif= begripvol faire appel à = een beroep doen op conseiller = aanraden la convialité = de gezelligheid célibataire= vrijgezel contrarier = ergeren le désir=het verlangen l'Education nationale= het onderwijs une épreuve= een toets la solution= de oplossing la conception = het begrip les connaissances = de kennis le proviseur = de rector redoubler = zitten blijven décevant = teleurstellend poursuivre = voortzetten obtenir = behalen être doué pour = aanleg hebben voor la filière = de studierichting le dessin = de tekening être en train de = bezig zijn met se tromper = zich vergissen commettre= begaan un emploi du temps = een rooster le manuel = het schoolboek contraindre à = dwingen un oral = een mondeling efficace = doeltreffend la condition = de omstandigheid faire preuve de = blijk geven aan indifférent = onverschillig le prétexte = het smoesje rattraper = inhalen obligatoire = verplicht retenir = onthouden punir = straffen la valeur = de waarde convaincre = overtuigen la scolarité = de leerplicht soumettre = voorleggen souligner = onderstrepen la performance = de prestatie la confiance = het vertrouwen la tâche = de taak la couverture = de kaft permettre = toestaan précoce = vroegrijp gourmand = dol op lekker eten l'alimentation = de voeding grossir = dikker worden un régime = een dieet l'obésité = de vetzucht léger/légère = licht se nourrir = zich voeden contenir = bevatten un emballage = een verpakking la boîte = het blikje le goût= de smaak frais = vers provenir de= afkomstig zijn van faire bouillir = koken la pâtisserie= de banketbakkerij la saveur = de smaak le poisson = de vis une truite= een forel l'huile = de olie le vinaigre = de azijn le convive = de gast le congélateur = de vriezer affamé=uitgehongerd la dégustation = de proeverij renverser = omstoten déboucher = ontkurken le gâteau = het taartje le serveur = de ober le robinet = de kraan contribuer à=bijdragen aan l'addition=de rekening une entrée=een voorgerecht emporter=afhalen; meenemen une cannette=een blikje le blé=het graan la famine=de hongersnood une gorgée=een slok le micro-ondes=de magnetron salé= zout; gezouten extrêmement = uitermate;enorm innombrable= talloos abonder= talrijk zijn plusierus = verscheidene la moitié= de helft autant (de) = evenveel suffire = voldoende zijn superflu = overbodig l'ampleur = de omvang davantage = meer un morceau = een stuk; een klontje renforcer = versterken parfaitement = volkomen mériter = verdienen; waard zijn indispensable = noodzakelijk; onontbeerlijk mesurer = meten impressionant = indrukwekkend diminuer = afmenen; verminderen croître = groeien éternellement = eeuwig élevé=hoog;groot déconseiller=afraden une estimation=een schatting considérable=aanzienlijk particulièrement=bijzonder; buitengewoon ignorer=niet weten désapprouver=afkeuren annuel=jaarlijks essentiellement=met name; voornamelijk sale=vuil / smerig insignifiant=onbeduidend; onbelangrijk moyen=gemiddeld apprécier=waarderen irrésistible=onweerstaanbaar la longueur=de lengte épouvantable=afschuwelijk; vreselijk à peu près=ongeveer; zo ongeveer bref=kortom; kort éloigné=verwijderd; ver verwijderd approfondir=verdiepen; doorgronden une habitude= een gewoonte le mépris = de minachting la haine = de haat une attitude = een houding avoir honte = zich schamen l'embarras = de verlegenheid / de verwarring la pitié = het medelijden sensible = gevoelig approuver = goedkeuren l'amertume = de verbittering exemplaire = voorbeeldig se moquer de = spotten met bouleversé = diep getroffen / geheel van streek la tendresse = de tederheid la déception = de teleurstelling méfiant = wantrouwend indigné = verontwaardigd fâché = kwaad la fureur = de woede ennuyé = ontstemd / bezorgd avoir horreur de = verafschuwen consoler = troosten craindre = vrezen / bang zijn voor souffrir = veel verdriet hebben / lijden avoir du mal à = moeite hebben om convenir = schikken / passen avoir tort de = ongelijk hebben la foi = het geloof soupirer = zuchten se résigner à = berusten in généreux = vrijgevig / edelmoedig tenter de = proberen la gaieté = de opgewektheid / de vrolijkheid modeste = bescheiden se réconcilier = zich met elkaar verzoenen le préjugé = vooroordeel / het vooroordeel trembler = trillen / beven envier = jaloers zijn op / benijden un atout = een voordeel / een troef l'âme = de ziel un être vivant = een levend wezen le dégât = de schade mondial = wereld / van de wereld la disparition = het uitsterven / de verdwijning permettre = mogelijk maken l'extinction = het uitsterven une espèce = een soort / een diersoort asusmer = aanvaarden / op zich nemen éviter = vermijden / voorkomen inaccessible = ontoegankelijk s'étendre = zich uitstrekken la boue = de modder un tremblement de terre = een aardbeving une inondation = een overstroming la récolte = de oogst le citadin = de stedeling sauver = redden la proie = de prooi apprivoiser = tam maken le sommet = de top la neige = de sneeuw un ours = een beer le géant = de reus le troupeau = de kudde paisible = vredig une tempête = een storm hivernal = winters un orage = een onweer le forêts = het bos / het woud le désert = de woestijn l'eau potable = het drinkwater une éclaircies = een opklaring le filet = het net un fleuve = een rivier la source = de bron mortel = dodelijk mûr = rijp un éleveur =een veehouder la préoccupation = een zorg / de zorg le vétérinaire = de dierenarts
Ingezonden op 29-05-2017 - 340x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-05-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!