Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Taalfilosofie
› 9 College 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Taalfilosofie
9 College 9
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is een implicatuur volgens Grice? = Dat wat je overbrengt gaat verder dan de letterlijke betekenis van dat wat je zegt. Welke twee vormen van implicaturen zijn er volgens Grice? = Conversationele implicaturen: gesprek, samenwerkingsproject waarbij je zinvolle bijdrage mag verwachten. Dit presenteert Grice als maximes. En conventionele implicaturen. Welke maximes zijn er volgens Grice? = 1. Kwaliteit: – Zeg niets waarvan je gelooft dat het onwaar is. – Zeg niets waarvoor je geen adequate evidentie hebt. 2. Kwantiteit: - Maak je bijdrage zo informatief als nodig is. – Maak je bijdrage niet informatiever dan nodig is. 3. Relatie: - Wees relevant. 4. Wijze (Manieren!): - Vermijd onduidelijkheid. – Vermijd ambiguïteit. – Wees kort. – Wees ordelijk. Wat is de kracht van de maximes van Grice? = Dat ze heel banaal zijn. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat je niet door hebt dat je je er aan houdt. Waarvoor willen we volgens Grice best ver gaan? = Om elkaars uitingen als coöperatief te zien. Als je op een feest vraagt: ‘Waar is…?’ en iemand zegt: ‘…is ziek.’ Dan zien we dat als relevant, want wat je overbrengt is: ‘… is er niet, want … is ziek.’ Maar de letterlijke informatie lijkt irrelevant. Waarom impliceren we volgens Grice als we het ook gewoon kunnen zeggen? = Omdat we lui zijn. Steven Pinker: vaak is het ook heel fijn om niet letterlijk te zeggen. Want dat wat ik bedoel gaan jullie berekenen met de beste verklaring van waarom ik dat zeg, maar het is nooit zeker. Er is iets van onzekerheid. Daardoor kun je dingen impliceren zonder er op aangesproken te worden, want je hebt het niet gezegd. Het hangt allemaal af van de context wat je kan impliceren. Van wanneer tot wanneer leefde Steven Pinker? = Hij leeft nog steeds en is geboren in 1954. Wat is Neo-Griceaanse pragmatiek? = Als je zegt sommige studenten roken wiet, ben je informatiever als dat je zegt dat sommige studenten roken. Maar als je zegt dat sommige studenten roken, sluit je niet uit dat sommige studenten wiet roken. Je moet je voor implicaties kunnen inleven in een ander. Implicatuur berekenen: Hoe weet je op basis van wat er letterlijk gezegd wordt wat een implicatuur is? De pragmatische literatuur na Grice wordt gekenmerkt door: - Pogingen om de lijst met maximes te reduceren, - Pogingen om implicaturen precies te berekenen, - En discussies over de psychologische plausibiliteit van de Griceaanse theorie (vaak op basis van experimenteel werk). Wij bespreken hier de theorie van Larry Horn (Yale), die slechts twee maximes erkent, en een ‘recept’ geeft voor het berekenen van zogenaamde schaalimplicaturen. Wat zijn de twee principes van Larry Horn? = We hebben genoeg aan twee maximes: R en Q. Het Q – Principe: Zeg zoveel als je kan (gegeven R) Het R – Principe: Zeg niet meer dan je moet (gegeven Q). De implicaturen hebben of met Q of met R principe te maken. Bij Grice kan dit met alle maximes te maken hebben. Als je zegt dat Jan een huis binnen ging is het volgens Grice de implicatuur dat het niet zijn eigen huis is, want anders had je dat wel gezegd. Bij een been breken is het vaak je eigen been. Het zou anders niet logisch zijn. Je hoeft dan niet te zeggen dat het zijn eigen been is. Het is zo al duidelijk genoeg: Het R-Principe. Je kunt het cancelen: contexten bedenken waarbij het niet klopt: Jan brak een been van een van de tegenstanders en bij de andere dat je niet weet of het Jan zijn eigen huis was. Wat zijn Q-implicaturen volgens Larry Horn? = Het uitgangspunt is wat er letterlijk is gezegd. Dan ga je alternatieven bedenken die Jan ook had kunnen zeggen en het moet dan informatiever zijn. Is er een rede om aan te nemen dat B weet waar Jan woont. Spreker gelooft dat het eigen huis is of gelooft niet dat het eigen huis is. Formule iii. ┐BELs(p) (┐φ) iv. BELs(p) V BELs(┐p) (φ V ψ) v. BELs(┐p) (ψ). Dan krijg je 1. ┐φ 2. φ V ψ 3. Dus: ψ. Dus: 1. ┐P 2. P V Q 3. Dus: Q. Of de spreker weet of hij alle colleges heeft bijgewoond, maf je wel vanuit gaan. Als hij zegt dat hij sommige colleges heeft bijgewoond, is het een sterke implicatuur dat hij ze niet allemaal heeft bijgewoond. Dit kun je niet toepassen op vraagzinnen en imperatieven, maar wel alle andere zinnen. Implicaturen die ontstaan op basis van het Q-principe kunnen volgens Horn systematisch afgeleid worden door de hoorder. Standaard recept: (i) De spreker heeft ‘A’ gezegd.(ii) De spreker had ook een informatievere uitspraak ‘B’ kunnen doen. (iii) De beste verklaring voor het feit dat de spreker die informatievere uitspraak niet gedaan heeft, is dat die niet gelooft dat het waar is: het is niet zo dat de spreker gelooft dat B waar is (zwakke implicatuur). (iv) Heeft de spreker autoriteit m.b.t. de waarheid van de informatievere uitspraak? De spreker gelooft dat B of de spreker gelooft dat niet-B.(v) Zo ja, dan volgt uit (iii) en (iv) dat de spreker gelooft dat B onwaar is (sterke implicatuur). Voorbeeld: (i) De spreker heeft “Ik heb sommige colleges bijgewoond” gezegd.(ii) De spreker had ook een informatievere uitspraak kunnen doen: “Ik heb alle colleges bijgewoond” I Dit is informatiever, want het volgende is een geldige redenering: Ik heb alle colleges bijgewoond. Dus, ik heb sommige colleges bijgewoond. (iii) De beste verklaring voor het feit dat de spreker die informatievere uitspraak niet gedaan heeft, is dat hij niet gelooft dat het waar is: het is niet zo dat de spreker gelooft dat hij alle colleges heeft bijgewoond (zwakke implicatuur). (iv) Weet de spreker van zichzelf of hij alle colleges heeft bijgewoond? Ja. De spreker gelooft dat hij alle colleges heeft bijgewoond of de spreker gelooft dat hij niet alle colleges heeft bijgewoond. (v) Uit (iii) en (iv) volgt: De spreker gelooft dat hij niet alle colleges heeft bijgewoond (sterke implicatuur). Volgens Scott Soames is de zwakke implicatuur een gegeneraliseerde conversationele implicatuur en de sterke een geparticulariseerde. Nog een voorbeeld: (7) A: Waar woont Tanja? B: Ergens in Zuid-Frankrijk. (i) De spreker heeft “Ergens in Zuid-Frankrijk” gezegd. (ii) Er zijn informatievere uitingen die de spreker ook had kunnen zeggen “In Toulouse”, “In Nice”, “In Cannes”, ... (iii) De beste verklaring voor het feit dat de spreker deze uitingen niet gezegd heeft is dat hij niet gelooft dat deze van toepassing zijn: het is niet zo dat de spreker gelooft dat Tanja in Toulouse woont, het is niet zo dat de spreker gelooft dat Tanja in Nice woont, ...etc. (zwakke implicaturen). (iv) Is het aannemelijk dat de spreker weet waar Tanja woont? Nee. geen verdere implicaturen. Het standaard recept roept de vraag op wat als een alternatieve uiting telt. Wanneer verkrijgen we een alternatief volgens Horn? = Wanneer we twee uitdrukkingen die in dezelfde mate gelexicaliseerd zijn door elkaar vervangen. Hoe noteert Horn de Horn-schalen? = Horn noteert dit m.b.v. zogenaamde schalen, waarin lexicale alternatieven geordend worden op grond van informativiteit, bijvoorbeeld: I ‹ sommige, veel, alle› I ‹ of, en › I ‹ slim, geniaal › Maar de volgende twee uitdrukkingen hebben een andere mate van lexicalisering, dus ze vormen geen schaal: I ‹ veel, bijna alle › (8) Jan heeft veel spelfouten gevonden. ›› Jan heeft niet alle spelfouten gevonden. niet: Het is niet zo dat Jan bijna alle spelfouten gevonden heeft. Met andere woorden: we vragen ons niet af waarom de spreker niet zei “Jan heeft bijna alle spelfouten gevonden”. Dat weten we namelijk al. De spreker is lui: ‘bijna alle’ is langer/complexer dan ‘veel’. Wat doe je bij een alternatieve uiting volgens Horn? = Bij een alternatieve uiting vervang je iets van de oorspronkelijke uiting. Bijv. Ik ga direct naar huis of ik ga direct naar huis met de trein. Dan voeg je van alles toe aan wat je zegt. Het is dus geen vervanging, dus geen alternatief. Wat zijn schaal-implicaturen volgens Horn? = Populairste implicaturen in de literatuur. Daaronder vallen precies die gegeneraliseerde implicaturen als sommige, alle, etc. ‘Of’ is bijna altijd exclusief behalve in sommige situaties. Schaal-implicaturen zijn gegeneraliseerde, conversationele implicaturen die ontstaan op basis van: 1. de aanname dat de spreker zich aan het Q-principe houdt (eerste submaxime van Kwantiteit) 2. en het herkennen van alternatieve uitingen (gebaseerd op een Horn-schaal), die de spreker ook had kunnen zeggen. Schaal-implicaturen zijn de meest populaire implicaturen in de literatuur. Hoe komt het dat of bijna altijd exclusief is behalve in sommige situaties? = Door de Downward-entailing context: wat eerst buiten context informatiever is, is binnen de context minder informatief. Het zegt iets over of datgene na de komma waar is. Wat is Downward-entailing context? = Wat eerst buiten context informatiever is, is binnen de context minder informatief. Het zegt iets over of datgene na de komma waar is. Zie voorbeelden hieronder. 13b is minder informatief dan 13a. Schaal-implicaturen in ‘downward entailing contexten’ (II) Het antecedens van een implicatie (d.w.z. het deel na ‘als’ in een ‘als-dan’-uitspraak) is een zog. downward entailing context. In een downward-entailing context keren informativiteitsschalen om! Vergelijk: normale context: (11) Jan draagt een rode trui. Dus, Jan draagt een trui. downward entailing context: (12) Als Jan een trui draagt, mag hij gratis naar binnen. Dus, als Jan een rode trui draagt, mag hij gratis naar binnen. Dus (13b) is geen alternatief voor (13a), omdat (13b) niet informatiever is (want ingebed in een downward entailing context). (13) a. Als je vanavond lasagne of nasi kookt, kom ik wel een andere keer bij je eten. b. Als je vanavond lasagne en nasi kookt, kom ik wel een andere keer bij je eten. Wat is de pragmatische betekenis? = De niet letterlijke betekenis. Geef een voorbeeld van hoe implicaturen zijn gebruikt in de rechtszaal. = Het ging om reclameslogans: De laagste kosten per maand, of u ontvangt dubbel het verschil terug. Dit was de slogan van het bedrijf Pretium Telecom. KPN heeft een rechtszaak aangespannen omdat het een absolute superioriteitsclaim is, want wat het goedkoopst is, is heel erg afhankelijk van je belgedrag. Je kunt dus niet zeggen dat je altijd het goedkoopste bent. Pretium verdedigde met de mogelijkheid na d of dat ze geld dubbel terug betalen. Dus gingen Neerlandici kijken naar het woord ‘of’. Hoogleraar taalbeheersing zei dat het geen absolute superioriteitsclaim is. Een ander zei dat als ze hadden willen zeggen dat ze altijd de goedkoopste zijn, waarom hadden ze dat niet gezegd, want dat is veel korter. Dit verwijst naar Grice. Hoe zou Pinker reageren? Je kunt er voordeel bij hebben om iets niet direct en letterlijk te communiceren. Dat is dus wat KPN gaat zeggen. Ze gebruikten de ‘of’ om te kunnen zeggen dat ze het niet hebben gezegd. KPN had maar één expert opgeroepen en die zei dat de anderen bij de letterlijke betekenis wel gelijk hebben, maar dat dat niet is zoals ze het bedoelen. De tweede optie is niet serieus net als het voorbeeld: ‘Karel is in Parijs of ik eet mijn schoen op.’ Je gaat er vanuit dat je je schoen niet op wil eten, het is geen serieuze optie en maakt d eerste optie waarschijnlijker. Pretium neemt de tweede optie ook niet serieus, want ze zijn een bedrijf en ze willen geld verdienen en dat lukt niet als ze steeds het verschil dubbel terug moeten betalen. Zijn de situaties vergelijkbaar? Is het een verantwoorde analogie? Schoen opeten is minder realistisch dan geld terug betalen. Door te zeggen dat je anders je schoen opeet, maak je je uitspraak sterker. Dit is voor KPN, want dat is met de uitspraak van Pretium ook. Ze maken de uitspraak dat ze het goedkoopst zijn daarmee nog sterker. Bij de Jumbo is het vergelijkbaar. Zij gaan er waarschijnlijk vanuit dat niemand of heel weinig mensen de moeite gaan nemen om producten te vergelijken. Moet de rechter letten op de pragmatische betekenis (de niet letterlijke betekenis)? Grice zou zeggen dat de gemiddelde persoon die opvatting heeft dat ze niet dubbel het verschil gaan terug betalen. Het Hof heeft in het voordeel van KPN gehandeld, omdat de uitspraak dat ze dubbel terug betalen niet voldoende afbreuk doet aan de superioriteitsclaim. Premium moest iets van 10.000 euro betalen per dag dat de slogan op de site stond. Maar vandaag de dat staat er (nog steeds?) iets vergelijkbaars op de site. Heb je iets onwaars gezegd als de implicatuur niet klopt? = Nee, maar dan kun je wel misleiden. Binnen de hedendaagse taalfilosofie is de pragmatiek een rijk onderzoeksgebied met vele toepassingen. Wat zijn de thema’s? = - Over welke alternatieve uitingen we redeneren en waarom - Waarom implicaturen in sommige contexten niet ontstaan - Waarom je iets zou impliceren i.p.v. zeggen - De relatie tussen implicatuur en misleiding.
Ingezonden op 29-05-2017 - 1374x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!