Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst Femke Onder
› 99 Onder alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst Femke Onder
, deel 8
99 Onder alles
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
apercevoir = zien 's apercevoir que = merken dat aviateur = vlieger; piloot avour = bekennen se cacher = zich verbergen camion = vrachtwagen comme si de rien n'était = alsof er niets aan de hand was comment = hoe cour = binnenplaats; hof; hofhouding courage = moed se dérouler = zich afspelen derrière = achter échec = mislukking éclat = schittering; pracht époque = tijd; tijdperk épouse = echtgenote foi = geloof fonctionner = werken hésiter = aarzelen histoire = verhaal inverse = omgekeerd investigation = onderzoek maintenir = handhaven majoritaire = meerderheids- mot = woord mourir = doodgaan parlementer = onderhandelen; discussiëren parmi = te midden van; onder pousser = duwen sans précédent = uniek; ongekend racine = wortel radieux = stralend revenir = terugkomen revenir à = neerkomen op soulever = optillen soupçon = verdenking thèse = stelling tiers-monde = derde wereld ville = stad vin = wijn apparaître = verschijnen appartenir à = toebehoren aan avoir recours à = zijn toevlucht nemen tot bac(calauréat) = eindexamen campagne = actie capable de = in staat om commerçant = handelaar; winkelier commerce = handel; zaak courrier = post; e-mail au cours de = in de loop van; tijdens dès = reeds vanaf désapprobation = afkeuring écolo = milieufreak écologique = milieu- errant = zwervend erreur = fout; vergissing fondateur = oprichter force = kracht honnête = eerlijk sans honte = zonder schaamte invraisemblable = onwaarschijnlijk irrésistible = onweerstaanbaar le malade = zieke; patiënt la maladie = ziekte moyen = gemiddeld le moyen = middel mettre à part = terzijde leggen participer a = deelnemen aan précéder = voorafgaan précieux = kostbaar raie = (haar)scheiding rapide = snel rêver = dromen révolte = opstand soupçonner = verdenken sourire = glimlachen tirer = schieten s'en tirer = zich (eruit) redden violence = geweld visage = gezicht faire appel à = een beroep doen op appel = roep; oproep baisse = daling baisser = verlagen; buigen; dalen capturer = gevangennemen car = want commettre = begaan commune = gemeente cours = cursus course = boodschap déssapprouver = afkeuren faire descendre = dwingen tot uitstappen écouter = luisteren naar également = ook escargot = slak escroquer = oplichten formation = opleiding fort = sterk honteux = schandelijk hôpital = ziekenhuis jamais (à) = ooit ne jamais = nooit maladroitement = onhandig mâle = mannelijk en moyenne = gemiddeld musulmane = moslim à partir de = vanaf partout = overal prédire = voorspellen préjugé = vooroordeel se rappeler = zich herinneren se rapprocher = naderbij komen richissime = heel rijk risque = risico le sourire = glimlach souris = (computer)muis toile = web (internet) tolérer = verdragen rendre visite à = bezoeken visite = bezoek appeler = roepen; oproepen; opbellen appeler au secours = om hulp roepen se balader = wandelen balle = kogel; bal cas = geval à cause de = door; wegens en compagnie de = in gezelschap van compagnie = gezelschap court = kort le coup de couteau = messteek déserter = weglopen (van); verlaten désespoir = wanhoop eglise = kerk égorger = vermoorden espace = ruimte espoir = hoop forcément = noodzakelijkerwijs; per se fou = gek hors d'usage = buiten gebruik humain = menselijk jambe = been jardin = tuin malfaiteur = boosdoener malin = ondeugend; slim; sluw nain = dwerg naissance = geboorte pas grand-chose = niet veel passé = verleden c'est à prendre ou à laisser = graag of niet près de = naast rassurée = gerustgesteld rarement = zelden rouler = rijden en pleine rue = midden op straat sous = onder sousestimer = onderschatten tomber = vallen touché = geraakt vitesse = snelheid LE voile = sluier; hoofddoek appli = app apprendre = leren bandit = bandiet; schurk barre = stang; grens causée = veroorzaakt cave = kelder comparaître = voor de rechtbank verschijnen en complément = als aanvulling couverte de = bedekt met craindre = vrezen désigner = aanwijzen désormais = voortaan élargir = verbreden élection = verkiezing essayer = proberen estimé = geschat fourni = gegeven; geleverd fragile = kwetsbaar humanité = mensheid humilier = vernederen jardinier = tuinman journal = krant manifestement = klaarblijkelijk le manque de = gebrek aan né = geboren ne ... plus = niet meer passer = doorbrengen patiemment = met geduld; geduldig trop près = te dichtbij précence = aanwezigheid ravi = verrukt ravissant = schitterend rumeur = gerucht sac = tas soutenir = steunen se souvenir = zich herinneren toucher = aanraken prendre une tournure = een wending nemen LA voile = zeil voisine = buurvrouw s'apprêter à = zich voorbereiden op à l'approche de = bij de nadering van barrière = hek célébrer = vieren certitude = zekerheid cesser = ophouden comportement = gedrag compréhension = begrip crainte = vrees; angst cri = geluid; gepiep; gekrijs dessin = tekening destination = bestemming élitiste = elitair s'élongner = weggaan s'établir = zich vestigen établissement = instelling; school frapper = kloppen; slaan fréquentation = regelmatig bezoeken ignorer = negeren juge = rechter jugement = vonnis juger = beoordelen manquer = gebrek hebben aan mariage = huwelijk ne ... plus que = slechts patience = geduld jusqu'à = tot nu toe présenter = voorstellen se présenter = zich vertonen rayonner = stralen réaliser = tot stand brengen recenser = tellen saigner = bloeden salaud = schoft stipuler = beledigen; bepalen stupéfait = stomverbaasd tout juste = zojuist tout le monde = iedereen voler = stelen; vliegen se faire voler = bestolen worden c'est chacun pour soi = het is ieder voorr zich chaîne = kanaal; zender; keten châle = stola; sjaal chaleur = warmte compte bancaire = bankrekening enbarquer = instappen embarrassé = in verlegenheid gebracht empêcher = verhinderen employé = beambte; werknemer état civil = burgelijke stand éteindre = afzetten étoile = ster étonnant = verbazingwekkend étrange = vreemd juif, juive = joods jusqu'à ce que = tot jusqu'à présent = tot nu toe marié = getrouwd marque = merk matière = onderwerp; vak matinée = ochtend méchanceté = boosaardigheid presque = bijna présumé(e) = vermoedelijke recevoir = krijgen reconnaître = erkennen être reconnu = erkend worden recruter = aanwerven sanctionner = straffen subi = ondergaan; geleden subvention = subsidie trace = spoor volontaire = vrijwilliger vrai(ment) = echt; werkelijk
Ingezonden op 04-06-2017 - 595x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!