Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes, deel b

6 - A - Alle woorden hoofdstuk 6

Jaar 3 (vwo)

6.1
het milieu = l'environnement {mannelijk}
de overstroming = l'inondation {vrouwelijk}
de invloed = l'influence {vrouwelijk}
het doel = le but
de oplossing = la solution
de boete = l'amende {vrouwelijk}
het merendeel; de meeste = la plupart

de huisdieren = les animaux domestiques {mannelijk meervoud}
de eigenaar = le propriétaire
de baas = le maître
bezitten = posséder
in de steek laten = abandonner
beschermen = protéger
houden; passen op = garder
mileubewust = écolo {bijvoegelijk naamwoord}
de prullenbak = la poubelle
het afval = les déchets {mannelijk meervoud}
verzamelen = collecter
veroorzaken = causer
straffen = punir
ondersteunen = soutenir
teleurgesteld zijn = être déçu; être déçue; être déçu(e)
trots zijn op = être fier de ; être fière de; être fier/fière de
tegen zijn = être contre
voor zijn = être pour
vreselijk; verschrikkelijk = affreux; affreuse; affreux, -euse
schattig = mignon; mignonne; mignon, -onne
kwetsbaar; breekbaar = fragile
.
6.2
antwoorden op = répondre à
meedoen aan; meedoen met = participer à
zich interesseren voor = s'intéresser à
denken aan = penser à
nodig hebben = avoir besoin de
bang zijn voor = avoir peur de
zin hebben om; zin hebben in = avoir envie de
praten over = parler de
bezig zijn met = s'occuper de
vervuilen = polluer
actie ondernemen = agir
verbieden; verdedigen = défendre
het gebaar = le geste
de gewoonte = l'habitude {vrouwelijk}
oprapen = ramasser
afval scheiden = trier les déchets
strijden tegen = lutter contre
tellen = compter
sparen = économiser
verspillen = gaspiller
uitdoen = éteindre
over (tijd); in (plaats) = dans
onder = sous
op = sur
in = en
achter = derrière
voor (plaats) = devant
naast = à côté de
6.3
er is; er zijn = il y a
geleden = il y a {+tijd}
wanneer = quand
uiteindelijk = finalement
deze keer = cette fois-ci
omdat; gezien het feit dat = puisque
dat wil zeggen = cela veut dire
bewust = conscient(e); conscient; consciente
betrokken = engagé(e); engagé; engagée
verminderen = diminuer
gebruiken = utiliser
aanmoedigen = encourager
vermijden = éviter
besmetten = contaminer
het voedsel = la nourriture
de maatregel = la mesure
het misbruik = l'excès {mannelijk}
het onweer = l'orage {mannelijk}
het bos = la forêt
iedereen = tout le monde
soms = parfois
de vogel= l'oiseau {mannelijk}
de muis = la souris
het konijn = le lapin
de vis = le poisson
de ezel = l'âne {mannelijk}
de kip = la poule
de vos = le renard

Ingezonden door noraremijnse (Stedelijk Gymnasium Nijmegen / SGN) op 07-06-2017 - 2563x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 08-06-2017.
Waardering 10 (aantal stemmen: 3)