Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
RepetitiesUSG
› 5 Woordjes H4 D + J + A + B + G + H
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
RepetitiesUSG
, deel 2
5 Woordjes H4 D + J + A + B + G + H
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
DI de afdeling = die Abteilung de broek+ = die Hose, die Hosen het geld = das Geld de handschoen+ = der Handschuh, die Handschuhe de handtas = die Handtasche het jack, het jasje+ = die Jacke, die Jacken de jeans, de spijkerbroek = die Jeans de jurk = das Kleid de kledingwinkel+ = das Kleidergeschäft, die Geschäfte het kleingeld = das Kleingeld de kleren = die Kleidung de kleur+ = die Farbe, die Farben de maat = die Größe de mode = die Mode het overhemd+ = das Hemd, die Hemden de paraplu = der Regenschirm de pet = die Kappe de pinautomaat+ = der Geldautomat, die Geldautomaten de regenjas = der Regenmantel de rok = der Rock de schoen+ = der Schuh, die Schuhe de sok+ = die Socke, die Socken de spullen = die Sachen de trui+ = der Pullover, die Pullover het T-shirt+ = das T-Shirt, die T-Shirts DII aantrekken+ = anziehen - angezogen bestellen = bestellen betalen = (be)zahlen bevallen+ = gefallen - gefallen gaan+ = gehen - gegangen halen = holen inkopen = einkaufen nodig hebben = brauchen passen = anprobieren uitdoen = ausmachen uittrekken+ = ausziehen - ausgezogen vinden+ = finden - gefunden wisselen = wechseln zoeken = suchen zou graag willen = möchten DIII blauw = blau bruin = braun contant = bar donker = dunkel geel = gelb grijs = grau groen = grün in de aanbieding = im Angebot licht = hell mooi = hübsch op de eerste verdieping = im ersten Stock op de tweede etage = auf der zweiten Etage oranje = orange paars = lila rood = rot roze = rosa wit = weiß zwart = schwarz JI de apotheek = die Apotheke het bord + = der Teller ; die Teller de elektronicawinkel = das Elektronikgeschäft de euro = der Euro de fles + = die Flasche ; die Flaschen de garantie = die Garantie het glas + = das Glas ; die Gläser het horloge, de klok + = die Uhr ; die Uhren de kilo + = das Kilo ; die Kilos het kopje + = die Tasse ; die Tassen het pakket + = das Paket ; die Pakete de pan = der Topf de pinpas = die Bankkarte de portemonnee = das Portmonee de prijs + = der Preis ; die Preise de rekening + = die Rechnung ; die Rechnungen het servies(goed) = das Geschirr de tas + = die Tasche ; die Taschen het vak, de plank = das Regal JII brengen = bringen – gebracht er is = es gibt er is geen = es gibt kein(e) kopen = kaufen krijgen + = bekommen – bekommen nemen + = nehmen – genommen pinnen = mit Bankkarte zahlen repareren = reparieren terugbrengen + = zurückgeben – zurückgegeben tonen = zeigen verkopen = verkaufen JIII duur = teuer goedkoop = günstig half = halb iets tegen = etwas gegen iets voor = etwas für leeg = leer leuk, aardig = nett modern = modern mooi = schön naar de supermarkt = zum Supermarkt niet duur = nicht teuer niets kosten = nichts kosten schoon = sauber sterk = stark van leer = aus Leder voor = für voor de halve prijs = zum halben Preis vuil = schmutzig A sich verabreden = afspreken, een afspraak maken klar = duidelijk der Flohmarkt = de vlooienmarkt ausschließlich = uitsluitend die Baumwolle = de katoen entscheiden = beslissen wie = zoals gewiss = zeker B die Klamotten = de kleren die Unterwäsche = het ondergoed öfter = redelijk vaak irgendwie = op de een of andere manier sondern = maar obwohl = hoewel sich handeln um = gaan over G ärgerlich = ergerlijk, irritant die Öffnungszeiten = de openingstijden gut gelaunt = goed gehumeurd die Warteschlange = de wachtrij das Regal = het rek, het schap gerade = juist vor allem = vooral der Wechselkurs = de wisselkoers niedrig = laag der Vorteil = het voordeel H der Wissenschaftler = de wetenschapper der Raum = de ruimte der Duft = de lucht häuftig = vaak eng = nauw alltäglich = alledaags nur = alleen maar, slechts damit = zodat, opdat der Körper = het lichaam normalerweise = normaal gesproken deshalb = daarom ebenfalls = eveneens, ook
Ingezonden op 10-06-2017 - 391x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!