Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
voor mij zelf
› 0 alle woordjes .1, .2, .3 tm hs 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
voor mij zelf
0 alle woordjes .1, .2, .3 tm hs 5
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
hs 1 1.1 la rentrée = het begin van het nieuwe schooljaar repartir = weer beginnen participer à = deelnemen aan bouger = bewegen le boulot = het werk les actualités = het nieuws le/la délégué(e) de classe = de klassenvertegenwoordig(st)er le collège = de middelbare school (onderbouw) le proviseur = de rector le mot = het woord améliorer = verbeteren être en pleine forme = in topvorm zijn refaire = nog eens doen; opknappen le changement = de verandering l'ordinateur = de computer en ce qui concerne = wat betreft revenir = terugkomen tous les = alle le concours = de wedstrijd; het examen désormais = voortaan s'inscrire = zich inschrijven la date limite = de uiterste datum le ciné-club = de filmclub voter = stemmen développer = ontwikkelen le bahut = de school l'EPS = lichamelijke opvoeding libre = vrij 1.2 la course = de run op les fournitures scolaires = de schoolspullen le sac à dos = de rugzak la règle = de liniaal les ciseaux = de schaar le compas = de passer l'équerre = de geodriehoek le feutre = de viltstift le stylo à bille = de balpen la calculatrice = de rekenmachine le bâton de colle = de plakstift le dictionnaire = het woordenboek le classeur = de multomap le surligneur = de markeerstift correspondre à = overeenkomen met rencontrer = ontmoeten faire des courses = boodschappen doen tôt = vroeg se lever = opstaan s'habiller = zich (aan)kleden éviter = vermijden l'ado(lescent(e)) = de tiener le maquillage = de make-up le pull = de trui la casquette = de pet le manteau = de jas plusieurs = meerdere content(e) = tevreden 1.3 jouer à la console = computerspellen doen bloguer = bloggen jouer aux échecs = schaken lire = lezen essayer = proberen, passen montrer = laten zien malgré = ondanks la beauté = de schoonheid le suspens = de spanning le lycée = de middelbare school (bovenbouw) l'année scolaire = het schooljaar l'étranger = het buitenland, de vreemdeling le progrès = de vooruitgang trop = te veel se rappeler = zich herinneren couramment = vloeiend l'exposé = de spreekbeurt le bulletin = het rapport garder = houden; bewaren partir = vertrekken grandir = groter worden; groeien les devoirs = het huiswerk l'élection = de verkiezing le bac(calauréat) = het eindexamen vwo le but = het doel le cauchemar = de nachtmerrie ennuyeux, -euse = saai, vervelend il y a 15 jours = twee weken geleden permettre = mogelijk maken; in staat stellen; toestaan désigner = aanwijzen apprendre = leren comprendre = begrijpen dormir = slapen en plus = bovendien mieux = beter hs 2 2.1 l'information = de informatie le témoignage = de getuigenis la télévision régionale = de regionale tv courir = rennen communiquer = communiceren raconter = vertellen diffuser = uitzenden passer son temps à = zijn tijd doorbrengen met devenir = worden accro (à) = verslaafd aan; bezeten van vivre = leven discuter = praten over seul(e) = alleen l'équipe = het team le sportif de haut niveau = de topsporter s'entraîner = trainen le jeu en réseau = het onlinespel en ligne = online consister de/en = bestaan uit la dizaine = het tiental sauf = behalve accès à = toegang tot selon = volgens incorrect(e) = onjuist; onbeleefd connaître = kennen s'informer = informeren; zich op de hoogte stellen oublier = vergeten 2.2 pourtant = toch au secours = help désespéré(e) = wanhopig avoir raison = gelijk hebben l'équipement = de uitrusting les loisirs = de vrije tijd(sbesteding) le spectacle = de voorstelling; de opvoering l'enquête = het onderzoek le lecteur, la lectrice = de lezer; de lezeres la série = het vervolgverhaal; de serie le roman fantastique = het fantasyboek le roman d'aventure = het avonturenboek le message = de boodschap; het bericht la réponse = het antwoord pratiquer un sport = een sport beoefenen le jeu vidéo = het computerspel le lecteur CD = de cd-speler l'expérience = de ervaring l'exercice = de oefening insolite = ongewoon malheureux, -euse = ongelukkig rêver = dromen s'imaginer = zich voorstellen; zich inbeelden emmener = (iemand) meenemen découvrir = ontdekken interroger = (onder)vragen d'un côté = aan de ene kant d'un autre côté = aan de andere kant 2.3 l'étranger = het buitenland; de buitenlander l'erreur = de vergissing le conseil = het advies; de raad réussir à = erin slagen om te offrir = aanbieden recevoir = ontvangen rendre = teruggeven quitter = verlaten étudier = (be)studeren refuser = weigeren expliquer = uitleggen avoir l'habitude de = de gewoonte hebben om à travers = (dwars) door immédiatement = onmiddellijk la station-service = het benzinestation toutefois = (desal)niettemin; echter; toch par contre = daarentegen inquiet, -ète = ongerust en vain = tevergeefs en sens inverse = in tegenovergestelde richting presque = bijna autrefois = vroeger se reposer = uitrusten en avoir assez de = genoeg hebben van se plaindre = klagen poursuivre = achtervolgen, doorgaan s'occuper de = verzorgen; zorgen voor parfois = soms HS3 porter = dragen branché(e) = in de mode; trendy la manche = de mouw long; longue = lang large = ruim; wijd indispensable = noodzakelijk; onmisbaar quotidien(ne) = dagelijks raisonnable = redelijk garanti(e) = gegarandeerd avouer = bekennen arrêter = stoppen gâcher = verpesten faire les courses = boodschappen doen aussie bien ... que = zowel ... als bref = kortom de plus en plus = steeds meer au lieu de = in plaats van même si = zelfs als sans = zonder pendant = tijdens parce que = omdat la botte = de laars la robe = de jurk la jupe = de rok la ceinture = de riem le collier = de halsketting le bracelet = de armband la chemise = het overhemd le bijou, les bijoux = het sieraad; de sieraden la montre = het horloge le goût = de smaak la majorité = de meerderheid la victime = het slachtoffer rejeter = buitensluiten le boulot = het baantje; het bijbaantje l'argent de poche = het zakgeld économiser = sparen compter = tellen; rekenen s'habiller = zich kleden oser = durven interroger = ondervragen raffoler de = dol zijn op hésiter = twijfelen exagérer = overdrijven plaire = bevallen; leuk vinden à cause de = vanwege ça vaut la peine = het is de moeite waard le stock = de voorraad léger, légère = licht retenir = onthouden punir = straffen sinon = anders déjà = al proposer = aanbieden offrir = bieden; aanbieden soutenir = steunen remonter le moral = opbeuren consoler = troosten avoir confiance en quelqu'un = iemand vertrouwen convaincre = overtuigen le pouvoir = de macht la publicité = de reclame le moyen = het middel la réduction = de korting bénéficier de = profiteren van pousser à = aanzetten tot inciter à = aansporen om protéger = beschermen partager = delen comparer = vergelijken utiliser = gebruiken répéter = herhalen obliger = verplichten gagner = verdienen grâce à = dankzij faire croire = doen geloven plus tard = later irrésistible = onweerstaanbaar raté(e) = mislukt; gemist pareil, pareille = gelijk surtout = vooral HS4 s'habituer à = wennen aan se brosser les dents = tandenpoetsen se coucher = gaan slapen s'entraîner = trainen; oefenen décrire = beschrijven venir voir quelqu'un = iemand zoeken avoir lieu = plaatsvinden la promenade =de wandeling la nouvelle = het nieuwtje l'autorisation = de toestemming interdit(e) = verboden signifier = betekenen quitter = verlaten; weggaan terminer = beëindigen l'arrivée = de aankomst la fin = het einde l'ambiance = de sfeer agréable = prettig la journée = de dag le matin = de ochtend; 's ochtends l'après-midi = de middag; 's middags la soirée = de avond; 's avonds hier soir = gisteravond il y a un mois = een maand geleden une demi-heure = een half uur le physique = het uiterlijk la personnalité = de persoonlijkheid l'amitié = de vriendschap embrasser = omhelzen; kussen répondre à = antwoord geven op écrire à = schrijven naar faire connaissance avec = kennismaken met la blague = het grapje méchant(e) = gemeen l'insulte = de belediging le fou rire = de slappe lach influencer = beïnvloeden de moquer de quelqu'un = iemand belachelijk maken proposer = voorstellen; een voorstel doen supporter = verdragen ressembler à = lijken op la tête = het hoofd moche = lelijk pourtant = echter réagir = reageren pour l'instant = op dit moment sans doute = waarschijnlijk appartenir à = toebehoren aan s'inquiéter = zich ongerust maken se réveiller = wakker worden ça te plaît? = bevalt dat je? se tromper = zich vergissen se promener = wandelen s'intéresser à = zich interesseren voor se dépêcher = zich haasten se laver = zich wassen s'amuser = zich vermaken s'habiller = zich aankleden faire de la natation = zwemmen jouer sur l'ordinateur = op de computer spelen lire un livre = een boek lezen jouer de la guitare = gitaar spelen faire les devoirs = huiswerk maken regarder la télé = tv-kijken faire du sport = sporten amoureux, amoureuse = verliefd enfantin(e) = kinderachtig ouvert(e) = open bavard(e) = kletserig timide = verlegen paresseux, paresseuse = lui célèbre = beroemd être un bonne humeur = in een goed humeur zijn avoir mauvais caractère = chagerijnig zijn avoir le sens de l'humour = gevoel voor humor hebben être (mal)honnête = (on)eerlijk zijn être (in)fidèle = (on)trouw zijn être gentil(le) / sympa = aardig zijn être têtu(e) = koppig zijn les jumeaux = de tweeling inséparable = onafscheidelijk la dispute = de ruzie discuter = praten reconnaître = herkennen; erkennen suivre = volgen HS5 le voyage = de reis la distance = de afstand la langue = de taal l'hospitalité = de gastvrijheid l'habitant = de inwoner la curiosité = de nieuwsgierigheid en autobus = met de bus en avion = met het vliegtuig en voiture = met de auto en bateau = met de boot en mobylette = met de brommer à vélo = met de fiets à bicyclette = met de fiets à pied = te voet l'office du tourisme = het VVV-kantoor; de VVV le renseignement = de inlichting le conseil = het advies le tarif = het tarief; de prijs pas question = geen sprake van en direction de = in de richting van monter = instappen descendre = uitstappen marcher = lopen le rond-point = de rotonde le carrefour = het kruispunt le pont = de brug le chemin de fer = de spoorweg les transports en commun = het openbaar vervoer la circulation = het verkeer la construction = de bouw le réseau = het netwerk un aller simple = een enkeltje un aller retour = een retourtje changer de ligne = overstappen le panneau = het bord l'affiche de publicité = de reclameposter le couloir = de gang le coin = de hoek l'inconvénient = het nadeel la fermeture = de sluiting la chaleur = de hitte l'époque = het tijdperk propre = schoon sale = vies ancien, -ienne = oud; voormalig réfléchir = nadenken apprécier = waarderen peu (de/d') = weinig pressé = gehaast bien que = hoewel environ = ongeveer rapidement = snel en grève = in staking le musée = het museum l'église = de kerk l'hôtel de ville = het stadhuis l'arrête de bus = de bushalte l'hôpital = het ziekenhuis le cinéma = de bioscoop les feux = de stoplichten la chambre simple = de eenpersoonskamer la chambre double = de tweepersoonskamer la salle de bains= de badkamer incluse = inbegrepen l'auberge de jeunesse = de jeugdherberg l'accès à Internet = de internettoegang recommander = aanbevelen le royaume = het koninkrijk le lieu = de plek le ticket = het biljet les coordonnées = de gegevens; de adresgegevens proche = dichtbij cependant = echter souhaiter = wensen assister à = aanwezig zijn bij épeler = spellen se trouver = zich bevinden dépenser = uitgeven surprendre = verrassen
Ingezonden op 17-06-2017 - 291x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
06-07-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!