Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
charlottebende
› 1 alle woorden engels SE A t/m I
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
charlottebende
, deel 1
1 alle woorden engels SE A t/m I
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to abandon = in de steek laten able = in staat ; bekwaam to abolish = afschaffen to abound = in overvloed voorkomen to abuse = misbruik maken van abuse = misbruik ; mishandeling abusive = beledigend; grof to accelerate = versnellen access = toegang accesible = toegankelijk to accompany = vergezellen to accomplish = volbrengen ; presteren to accommodate = onderbrengen ; huisvesten according to = volgens to account = verslag doen van to account for = verklaren account, to take into = rekening houden met to accumulate = opstapelen to accuse = beschuldigen to achieve = bereiken ; presteren to acknowledge = erkennen to acquire = verwerven act = daad ; wet actually = eigenlijk ad = advertentie to adapt = aanpassen ; bewerken additional = bijkomend ; extra addict = verslaafde to be addicted to = verslaafd zijn aan to address = adresseren ; aanspreken to adjust = zich aanpassen to admit = toegeven ; toelaten adolescent = tiener to advance = vorderen ; vooruitgaan ; bevorderen advance = vooruitgang ; voorschot in advance = vooraf ; van tevoren advanced = gevorderd advantage = voordeel adversery = tegenstander to advocate = voorstaan ; voorstander zijn van to affect = van invloed zijn op ; treffen ; raken affection = genegenheid ; liefde affluent = rijk ; welvarend affluent society = welvaartsstaat to afford = zich permitteren after all = per slot van rekening to aggravate = verergeren ; ergeren to agree with = instemmen met ; het eens zijn met to alienate = vervreemden to allege = beweren allegedly = naar men zegt allowance = toelage ally = bondgenoot to alter = veranderen ambiguous = dubbelzinnig to amount to = bedragen ; neerkomen op ancestor = voorouder ancient = heel oud to announce = aankondigen to annoy = irriteren annual = jaarlijks anxious = bezorgd ; angstig apparant = ogenschijnlijk ; schijnbaar ; blijkbaar to appeal to = aantrekkingskracht hebben op ; een beroep doen op to apply = toepassen to apply for = solliciteren naar ; aanvragen to appoint = benoemen appointment = afspraak ; benoeming to approach = (be)naderen appropriate = geschikt ; passend to approve = goedkeuren apt = toepasselijk arbitrary = willekeurig to argue = rederen ; beweren ; ruzie hebben as for = wat betreft to aspire to = ernaar streven te to assemble = (zich) verzamelen to assert = verklaren ; beweren to assess = beoordelen to assume = aannemen ; ervan uitgaan ; op zich nemen to attach to = hechten aan to attempt = proberen ; pogen to attend = aanwezig zijn bij attitude = houding ; mentaliteit to attribute to = toeschrijven aan to auction = veilen available = beschikbaar average = gemiddeld ; doorsnee to avoid = vermijden awere(ness) = bewust(zijn) award = prijs ; beloning awe = ontzag awkward = onhandig ; lastig to back = (onder)steunen to ban = verbieden bar = bar ; tralie ; slagboom ; staaf barely = nauwelijks to bargain = onderhandelen bargain = koopje to behave = gedragen to belong to = behoren bij beneficial = heilzaam to benefit from = profiteren van ; zijn voordeel doen bij benevolent = welwillend to betray = verraden bewilderd = verbijsterd beyond = verder dan bias = vooroordeel bias(s)ed, to be = bevooroordeeld zijn bill = rekening ; wetsontwerp to blend = (ver)mengen blend = mengsel ; mengeling to boast = pochen ; opscheppen to boil down to = neerkomen op bold = (stout)moedig ; vrijpostig bond = band ; verbintenis ; obligatie to boost = stimuleren border = grens to bother = lastig vallen ; de moeite nemen to bother about/with = zich druk maken om boundary = grens to brake = remmen brand = merk brief = kort bright = helder ; slim broke = blut ; failliet to browse = snuffelen brutal = bruut ; wreed burden = last ; lading to burgle = inbreken but for = ondanks to carry on = doorgaan met casual = terloops ; vrijetijds casualties = doden en gewonden to catch up = inhalen to cause = veroorzaken cause = oorzaak ; zaak cautious = voorzichtig to celebrate = vieren censorship = censuur chain = ketting ; keten chair, chairman = voorzitter to challenge = betwisten ; uitdagen to charge = belasten ; berekenen ; als prijs vragen to charge with = beschuldigen van charity = liefdadigheidsinstelling citizen = burger civil = beleefd ; burger- civil cervant = ambtenaar to claim = beweren ; eisen to clarify = verduidelijken clarity = helderheid coeducation/coed = gemengd onderwijs to coincide with = samenvallen met coincidence = toeval to collapse = ineenstorten ; mislukken to collide = botsen to combat = (be)strijden ; vechten tegen to come to terms with = zich verzoenen met ; zich neerleggen bij to comfort = troosten common = gemeenschappelijk ; gebruikelijk ; gewoon in common = gemeen(schappelijk) commonplace = cliché community = gemeenschap ; gemeente to commute = forenzen ; pendelen to compare = vergelijken to compel = dwingen ; verplichten compelling = boeiend to compete = concurreren competitive = concurrerend complicity = medeplichtigheid to comprehend = begrijpen compulsory = verplicht to conceal = verbergen to conceive = bedenken to conceive = verwekken (van een baby) concern = zorg ; bezorgdeid ; bedrijf concerned = bezorgd ; desbetreffende to condemn = veroordelen to conduct = leiden ; dirigeren conduct = gedrag to confess = (op)biechen confident = vol (zelf)vertrouwen confidental = vertrouwelijk to confine = beperken to confirm = bevestigen to confuse = verwarren to conquer = veroveren conscious = zich bewust consequently = dientengevolge to conserve = behouden to consider = overwegen considerable = aanzienlijk to consist of = bestaan uit consistent = consequent conspicuous = opvallend to conspire = samenzweren to consult = raadplegen to contain = bevatten contemporary = tijdgenoot ; eigentijds ; hedendaags contempt = minachting comtemptuous = minachtend content, contented = tevreden content, contents = inhoud contest = wedstrijd continual = aanhoudend continuous = voortdurend to contradict = tegenspreken to control = beheren ; besturen to convene = samenkomen convenient = gemakkelijk ; comfortabel to convert (to) = bekeren convert = bekeerling to convey = overbrengen ; kenbaar maken to convict = veroordelen conviction = veroordeling ; overtuiging to convince = overtuigen to cope (with) = zich weten te redden ; aankunnen core = kern council = (gemeente)raad court = (gerechts)hof coward = lafaard cowardice = lafheid to create = scheppen ; creeëren credible = geloofwaardig critic = criticus crop = landbouwgewas ; oogst to crush = verpletteren ; vernietigen to cure = genezen current = huidig ; actueel ; stroom ; stroming curriculum = leerplan ; vakkenpakket to curse = vloeken customary = gebruikelijk to damage = schaden ; beschadingen damages = schadevergoeding to deal with = behandelen ; gaan over debt = schuld decade = (periode van) tien jaar to decay = in verval raken ; bederven to deceive = bedriegen decent = beschaafd ; behoorlijk to declare = (openlijk) verklaren to decline = in verval raken ; achteruitgaan ; afnemen ; weigeren to dedicate = toewijden to deduce = afleiden uit to deduct = aftrekken to deem = achten ; beschouwen als defect = gebrek ; mankement ; tekortkoming defendant = verdachte ; gedaagde definite, definetely = definitief ; duidelijk ; beslist to delay = vertragen deliberate = opzettelijk ; weloverwogen to deliver = afgeven to demand = eisen demanding = veeleisend to demolish = vernietigen to demonstrate = aantonen dense = dicht opeengepakt to deny = ontkennen ; ontzeggen dependent on = afhankelijk van to depict = afschilderen ; beschrijven deprivation = ontbering to deprive of = beroven van deprived = misdeeld ; arm to derive from = ontlenen aan ; herleid worden tot to descend = afdalen ; naar beneden gaan/komen to desert = in de steek laten to deserve = verdienen to desire = wensen to despair = wanhopen desperate = wanhopig to despise = verachten destination = bestemming to be destined for = bestemd zijn voor destiny = lot to destroy = vernietigen to detect = opsporen ; ontdekken to determine = vaststellen ; bepalen determined = vastbesloten ; vastberaden devastating = vernietigend to develop = ontwikkelen to digest = verteren ; verwerken digestion = spijsvertering dignity = waardigheid to diminish = verminderen to direct = leiden ; dirigeren ; regisseren ; richten disabled = invalide ; gehandicapt disadvantage = nadeel to disappoint = teleurstellen to disapprove of = afkeuren to disarm = ontwapenen to discard = weggooien ; ter zijde leggen to disclose = openbaar maken to discourage = ontmoedigen disdainfun = minachtend ; met verachting disgraceful = schandelijk to disguise = vermommen ; verhullen disgust = walging dismal = ellendig ; somber to dissmiss = wegsturen ; ontslaan disobedience = ongehoorzaamheid to display = tentoonspreiden at your disposal = tot uw beschikking to dispose of = wegdoen ; verwerken disproportionately = onevenredig ; niet naar verhouding to dispute = betwisten dispute = geschil ; twist ; discussie to disrupt = verstoren distant = ver distinct = duidelijk to distinguish = onderscheiden to distort = verwringen ; verdraaien to distract = afleiden distress = leed ; verdriet ; nood to disturb = (ver)storen domestic = huis- ; huiselijk ; binnenlands doubtful = twijfelachtig to dread = (doods)bang zijn voor due = verschuldigd ; verwacht dull = saai ; dof to dwell = wonen eager = enthousiast edge = rand to edit = de uitgave verzorgen van ; bewerken editor = redacteur effort = inspanning ; poging elaborate = ingewikkeld ; uitvoerig to elaborate (up)on = uitvoering ingaan op elderly = bejaard to elect = (ver)kiezen eligible = verkiesbaar ; in aanmerking komend to embarrass = in verlegenheid brengen to emerge = tevoorschijn komen ; opkomen ; blijken emergency = noodgeval ; nood- to emphasise = benadrukken to employ = in dienst nemen/hebben to enable = in staat stellen to encounter = ontmoeten ; tegenkomen to encourage = aanmoedigen endurance = uithoudingsvermogen to endure = verdragen to enforce = de hand houden aan ; (krachtig) uitvoeren to enhance = bevorderen to ensure = garanderen enterprise = onderneming ; ondernemingslust to entail = inhouden ; met zich meebrengen entire, entirely = geheel to be entitled to = recht hebben op entity = eenhoud environment = omgeving ; milieu environmental = milieu- to envy = jaloers zijn op equal = gelijk(e) equally = evenzeer ; in gelijke mate to equip = uitrusten equipment = uitrusting era = tijdperk essentially = in hoofdzaak to establish = vestigen establishment = gevestigde orde estate = landgoed ; nieuwbouwwijk ; terrein to estimate = schatten eternal = eeuwig event = gebeurtenis eventually = uiteindelijk ; tenslotte evidence = kwaad(willig) to evolve = zich ontwikkelen to evoke = oproepen to exaggerate = overdrijven exhausted = uitgeput to exhibit = tentoonstellen to exile = verbannen ; in ballingschap sturen to expand = uitbreiden at the expense of = ten koste van expenses = (on)kosten to exploit = uitbuiten to explore = verkennen explorer = ontdekkingsreiziger to expose = aan het licht brengen ; openbaren ; aan de kaak stellen to expose to = blootstellen aan to extend = (zich) uitbreiden extent = mate extinct = uitgestorven to extinguish = doven ; blussen to face = onder ogen zien ; het hoofd bieden ; geconfronteerd worden met they face = hun staat ... te wachten facility = faciliteit ; gemak factual = feitelijk to fade = (langzaam) verdwijnen ; verbleken to fail to = er niet in slagen te ; nalaten te ; niet... fairly = tamelijk faith = geloof to fake = namaken ; doen alsof familiar = vertrouwd ; bekend famine = hongersnood fatal = fataal ; dodelijk fate = (nood)lot favour = gunst in favour of = ten gunste van ; vóór feature = kenmerk ; (gelaats)trek fee = bedrag ; tarief fellow- = mede- fertile = vruchtbaar fiction = roman(s) ; verzinsel fictional = denkbeeldig fierce = hevig ; heftig figure = figuur ; getal fine = boete to fire = schieten ; ontslaan firm = firma ; bedrijf ; stevig to fit = passen flaw = fout ; tekortkoming ; smet to flood = overstromen to flourish = gedijen ; bloeien force = dwang ; geweld ; kracht Foreign Secretary = minister van buitenlandse zaken former = voormalig ; ex; eerstgenoemde formerly = voorheen ; vroeger good fortune = geluk fortunate = gelukkig ; fortuinlijk to found = oprichten ; stichten ; funderen frankly = eerlijk gezegd to frighten = schrik/angst aanjagen fulfilling = bevredigend fuss = drukte ; gedoe in future = voortaan in the future = in de toekomst to gain = verkrijgen ; verwerven ; winnen gain = winst ; stijging gap = kloof ; gat to gather = verzamelen gear = uitrusting ; versnelling gender = sekse ; geslacht general practitioner = huisarts generous = edelmoedig ; royaal genuine = oprecht ; echt gesture = gebaar gimmich = truc ; vondst to graduate = afstuderen ; een opleiding voltooien grant = (studie)beurs ; subsidie to grant = geven ; toekennen to take for granted = als vanzelfsprekend aannemen to grasp = (be)grijpen grateful = dankbaar grave = ernstig ; graf greedy = gulzig ; hebberig grief = verdriet ; leed gross = bruto to guard = bewaken to handle = omgaan met hapless = betreurenswaardig hardship = tegenspoed ; ontbering to harm = schaden harmful = schadelijk harmless = onschuldig ; onschadelijk to harvest = oogsten to haunt = kwellen ; regelmatig bezoeken ; voordurent achtervolgen hazard = gevaar ; risico headline = krantenkop to heighten = verhogen heir = erfgenaam hence = vandaar herd = kudde hereditary = erfelijk heritage = erfgoed to hijack = kapen Home Office = ministerie van Binnenlandse Zaken Home Secretary = ministerie van Buitenlandse zaken hooligan = vandaal hostage = gijzelaar hostile = vijandig huge = enorm ; geweldig humble = nederig to humiliate = vernederen ignorance = onwetendheid to ignore = negeren ; geen notitie nemen van illiterate = analfabeet imminent = dreigend impact = invloed ; inwerking ; inslag to impede = belemmeren to imply = suggereren ; met zich meebrengen to impose = opleggen to impress = indruk maken impressive = indrukwekkend to improve = verbeteren incentive = stimulans incidentally = trouwens ; af en toe to be inclined to = de neiging hebben om to include = bevatten to increase = (doen) toenemen ; vergroten increasingly = in toenemende mate indefinite = onbepaald ; onbeperkt independent = onafhankelijk to indicate = aangeven ; aanwijzen indifference = onverschilligheid indigenous = autotochtoon indignant = verontwaardigd to indulge in = zich te buiten gaan aan ; toegeven aan inevitable = onvermijdelijk infidelity = ontrouw to inflict = opleggen to inherit = erven to inhibit = remmen ; belemmeren initially = aanvankelijk injury = letsel innovative = vernieuwend to inquire = informeren inquiry = vraag ; informatie ; onderzoek to insist = met klen beweren ; erop staan ; volhouden instantly = onmiddelijk to intend = van plan zijn interest = belang ; belangstelling ; rente to interrogate = ondervragen invariably = steevast ; onveranderlijk to invent = bedenken ; uitvinden to investigate = onderzoeken to involve (in) = met zich meebrengen ; betrekken (bij) irrespective of = ongeacht issue = kwestie ; probleem ; uitgave ; nummer (van een tijdschrift)
Ingezonden op 02-07-2017 - 1128x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!