Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Neuropsychologievanopvoedingenontwikkeling
› 3 Hc 3 deel 1a
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Neuropsychologievanopvoedingenontwikkeling
, deel 3
3 Hc 3 deel 1a
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
visuele stimuli = iets wat je ziet. Zoals gezichten. Dit zie je Retina = het netvlies Eerste analyse van visuele informatie vindt waar plaats.... En hoe werkt het= primaire visuele cortex (V1) in de Occipitaalkwab. 1. Licht schijnt op receptoren in de RETINA (het netvlies). Staafjes (die contrast onderscheiden) en kegeltjes (Die kleur onderscheiden) 2. Activiteit van staafjes en kegeltjes wordt omgezet in een zenuwimpuls 3. Langs de optische zenuw wordt info via de thalamus naar V1 gebracht Primaire visuele cortex = ligt achter in de occipitaalkwab en hier vindt de eerste analyse van visuele info plaats. Bij deze analyse worden alleen nog basale kenmerken geanalyseerd, zoals de vorm van een object of lijnorientatie…. Als v1 heeft geanalyseerd worden complexere aspecten van de timulus in verschillende hersengebieden verwerkt Verwerking van zicht in het brein = info uit het rechter visuele veld wordt verwerkt in de linker hersenhelft en andersom. Het gaat niet om het linker of rechter oog, maar om het beeld links of rechts van de neus . De plaats waar het kruisen plaatsvindt, is het OPTISCH CHIASMA. Info die aan de buitenkant van de retina binnenkomst kruist niet! Optisch chiasma = zenuwbanen afkomstig aan de binnenkant (neuskant) van de retina (netvlies), kruisen naar de andere kant van de hersenen. De plaats waar het kruisen plaatsvindt, is het OPTISCH CHIASMA. Info die aan de buitenkant van de retina binnenkomst kruist niet! In de primaire visuele cortex, ook wel V1, wordt basale informatie verwerkt. De verwerking van complexere aspecten van visuele stimuli gebeurt in verschillende hersengebieden met behulp van twee routes. Welke 2 = DE DORSALE STROOM (analyse van WAAR zich dat bevindt) / VENTRALE STROOM ( analyse van WAT je ziet) Dorsale stroom = Is belangrijk bij het bepalen van …… locatie van een object in de ruimte / beweging (loopt via pariëtale cortex ) Verstoring in de dorsale stroom kan leiden tot = moeilijkheden met het zien van beweging. Dit heet AKINETOPSIE hierdoor is het lastig snelheid in te schatten Ventrale stroom = Deze verwerking vindt plaats in temporale gebieden en zorgt voor de analyse van wat je ziet, objecten of stimuli worden herkend. Door een link te maken met het geheugen kan de stimuli worden gekoppeld aan taal. Op deze manier wordt een stoel herkend als stoel en een kat als een kat. Verstoring in de ventrale stroom kan leiden tot = AGNOSIE. (niet weten ) je herkent objecten nu niet meer goed Verschillende vormen van Agnosie = apperceptieve agnosie / associatieve agnosie / simultaanagnosie Apperceptieve agnosie = stoornis in het analyseren van vorm. Dit zorgt voo r problemen met het herkennen en natekenen van objecten (problemen met natekenen en geen objectie herkenning ) (je ziet wel iets maar je kan het niet in je opnemen) Associatieve agnosie = een stoornis in het herkennen van vorm. Een persoon kan vormen nog wel correct waarnemen en natekenen, maar heeft problemen met de koppeling van de representatie in het geheugen. Dus problemen met het benoemen van objecten. (je ziet dus wel echt de driehoek, je ziet de hoeken, de lijnen je kan het voelen.. je kan alleen de naam niet koppelen. Je kan dus niet zeggen het is een driehoek , dus puur het benoemen) Simultaanagnosie= losse objecten worden wel herkend, maar zodra meerdere objecten één geheel vormen, wordt dit geheel niet herkend. Occipitalkwab en temporaalkwab bevatten gebieden gespecialiseerd in gezichtherkenning = Occipital Face Area (OFA) in de occipitaalkwab. / Fusiform Face Area (FFA) Occipital Face Area (OFA) = is verantwoordelijk voor het herkennen van de samenstelling van een gezicht (Constellatie) Fusiforme gyrus = ligt diep in de temporaalkwab en bevat het Fusiform Face Area Fuciform Face Area (FFA) = dit gebied is verantwoordelijk voor het doorhebben welk persoon bij welk gezicht hoort (identiteit) Een beschadiging aan Fuciform Face Area (FFA) leidt tot = prosopagonosie. Het niet kunnen herkennen van gezichten/anderen. Dit kan leiden tot sociale moeilijkheden Onderzoeksvoorbeeld babygezichten= Er is onderzoek gedaan naar de verwerking van babygezichten. Daaruit blijkt dat de OFA (Occipital face area) en de FFA (Fusiform face area) reageren op ‘gezonde’ babygezichten. Het ORBITOFRONTALE CORTEXA is extra actief wanneer iets schattig wordt gevonden…… Er was minder gezichtsspecifieke activatie in de hersengebieden (OFA en FFA) bij het zien van baby’s met een hazenlip. Dit verwerkingsproces in de hersenen staat mogelijk in verband met een minder gunstige cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met hazenlip. Ook kunnen problemen in de vroege ouder-kind interactie hierdoor verklaard worden. (verminderde activiteit in fusiforme Gyrus bij het zien van een hazenlip. Respons van OFC op babygezichten afwezig bij gezichten met een hazenlip ) Geziccht met hazenlip wordt anders verwerkt er is minder gezichtsspecifieke activatie (FG) (minder automatisch wordt dit gezicht verwerkt) en er is een minder uitgesproken emotionele tag (OFC)waardoor ze minder schattig gevonden worden ….. hierdoor kan het dus zo zijn dat ouders dat ook bij hun kind hebben en waardoor de ouder-kind interactie minder goed is Amygdala = belangrijk voor het herkennen van gezichtsuitdrukkingen . met name voor angst en boosheid . Belangrijk is de intentie van uitdrukkingen, HOE INTENSER DE GEZICHTSUITDRUKKING, HOE STERKER DE REACTIE VAN DE AMYGDALA Ook bij het sturen van aandacht speelt de amygdala een rol, het gebied rond de ogen is daarvoor het meest informatief, mbt emotie Er kan een onderverdeling worden gemaakt in verschillende soorten aandacht= executieve aandacht / , selectieve aandacht / en volgehouden aandacht. Executieve aandacht = bewuste controle / controle van aandacht / verdelen van aandacht dorsolaterale prefrontale Cortex (heeft te maken met bewuste controle en verdeling van aandacht. Daar is met name de dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC) van belang, als controlesysteem van het brein. Deze zit aan de buitenkant van de frontaalkwabben. ) Bij selectieve aandacht =wordt er gericht op een specifiek object of locatie. Dit is vooral een beslissingsproces. De posterieure pariëtale cortex (PPC) is met name van belang, deze ligt bovenop het achterhoofd. Bij volgehouden aandacht = wordt de aandacht langdurig ergens op gericht. Ook waakzaamheid valt hieronder. De amygdala (voor arousal/opwinding), dorsolaterale prefrontale cortex (voor controle) en posterieure pariëtale cortex (voor selectie) spelen een rol. Selectieve aandacht kan nog worden onderverdeeld in drie processen.= Engagement (aandacht ergens op richten – selectie - ) / disengagement (aandacht ergens vanaf richten – losmaken) / shifting (aandacht verplaatsen) The spotlight theory of attention = omdat de processen van selectieve aandacht vergeleken kunnen worden met de werking van een zaklamp of spotlight. De drie processen zijn Engagement= aandacht ergens op richten, oftewel ‘selectie’ Disengagement= aandacht ergens vanaf richten, oftewel ‘losmaken’. Shifting= aandacht verplaatsen Overt attention = Waar iemand naar kijkt is vaak datgene waar iemand de aandacht op richt (aandacht is meestal sterk gelinkt aan blikrichting. Je kijkt naar waar je aandacht aan besteedt. Dit is duidelijk en openlijk ) Covert attention = je kunt ook je aandacht ergens op richten zonder ernaar te kijken Neglect = beschadiging van de POSTERIEURE PARIETALE CORTEX leidt vaak tot een bijzondere verstoring van de slectieve aandacht. Dit heet neglect. Het is een verstoring van de selectieve aandacht waardoor een persoon nog slechts de helft van de ruimte of van een object ziet. Dit gebeurt contralateraal, dat wil zeggen dat een beschadiging aan de linkerkant in de hersenen leidt tot neglect rechts en een beschadiging aan de rechterkant in de hersenen leidt tot neglect links. Neglect komt vaker voor bij beschadigingen aan de rechterkant dan aan de linkerkant (mensen tekenen dan een halve bloem na of zien de rest van hun kop soepniet ) Joint attention = gezamenlijke/gedeelde aandacht 2 of meer personene richten tegelijkertijd hun aandacht op hetzelfde object of punt / overt attention / het is gestuurd door blikrichting , de ene persoon kijkt ergens, naar de andere volgt zijn blikrichting Overt attention = is belangrijk bij joint attention. Het betekent dat je naar hetzelfde punt kijkt Hersengebieden van belang voor joint attention zijn = Superieure temporale sulcus (STS) (analyse van de blikrichting) / PPC, met name Intra-parietale sulcus (IPS) (gerichte aandacht) Functie 1 Joint attention = belangrijke sociaal-communicatieve functie. Mensen komen door de blikrichting van anderen te weten waar ze hun aandacht op moeten richten. Door ergens naar te kijken communiceren mensen met elkaar over wat belangrijk is. Het geeft ook informatie over de mentale toestand van een ander. Behoefte, intenties etc Functie 2 joint attention = Joint attention speelt een belangrijke rol in de cognitieve ontwikkeling mn woordenschat. Een kind volgt automatisch de blikrichting van anderen. De ouder benoemt vaak objecten waar het kind naar kijkt en gebruikt verbale signalen om de aandacht van het kind te sturen. Verschillende soorten gevoelens = basisemoties / secundaire emoties Basis emoties = universeel en zijn dus aangeboren zoals… blijdschap, boosheid, angst, verdriet, walging, verrassing (ze komen zelfs als bij kleine kinderen voor ) Secundaire emoties = ontstaan later, zoals bijv schaamte. Hebben vaak te maken met sociale normen. Wat goed is en wat niet, dat leer je later vaak pas. Emoties = zijn interne toestanden die sterk zijn verbonden met motivatie, gedrag en besluitvormend handelen. Emoties spelen ook een belangrijke rol in de sociale omgang met anderen, zo maken gezichtsuitdrukkingen intenties van anderen vaak zichtbaar. Arousal = emoties kunnen psychisch en lichamelijke componenten hebben. Dit is dat je bijv gaat zweten en handen en een verhoogde hartslag in een stresssituatie krijgt. Het is OPWINDING, maar dat dekt niet de gehele lading van het woord in het Engels (brein en lichaam) Er zijn 2 theorieen over de relatie tussen dat subjectieve gevoel en de lichamelijke reactie = James-lange Theorie / cannon en Bard James-Lange Theorie = stelt dat een situatie een lichamelijke reactie veroorzaakt die geïnterpreteerd wordt met een emotie. Als er geen lichamelijke reactie komt, is er geen subjectief gevoel. Connon en Bard = dachten dat een situatie tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar een emotie en de lichamelijke reactie veroorzaakt. Onderzoek naar de theorieen James-Lange (geen lichamelijke reactie, ook geen gevoel) en connen en bard (tegelijkertijd emotie en lichamelijke reactie onafhankelijk van elkaar) . wat blijkt = Er is gebleken dat bij het manipuleren van de gezichtsuitdrukking mensen met een blij gezicht een stripverhaal grappiger vinden dan mensen met een nors gezicht. In een ander onderzoek is de lichaamshouding gemanipuleerd. Mensen met een ineengedoken houding (fietsen) hadden minder positieve emotie dan mensen met een open houding (houding). Hieruit kan geconcludeerd worden dat een bedreiging of andere stimulus leidt tot de lichamelijke reactie én het subjectieve gevoel. Deze twee kunnen elkaar ook weer beïnvloeden en interacteren. Amygdala is belangrijk voor = arousal Emoties in de hersenen voornamelijk door = amygdala en insula Insula = is belangrijk voor de emotional awareness, het bewustzijn van je gevoelens. De insula brengt primaire emotionele reacties naar het bewustzijn . Het heeft een belangrijke rol in walging 2 routes voor de verwerking van gevaar = Snelle route (Thalamo-amygdala route) / langzame route (Thalamo-cortico-amygdala route ) Thalamo-amygdala route = sensorische informatie komt binnen in de thalamus en wordt direct doorgestuurd naar de amygdala. De informatie via deze route is minder accuraat omdat het nog niet verwerkt is via de V1 (primaire visuele cortex ) hersengebieden. Dit gebeurt onbewust en is nodig voor een snelle reactie. thalamo-cortico-amygdalaroute = informatie komt binnen in de thalamus. Deze informatie wordt eerst verwerkt in de cortex waarna het wordt doorgestuurd naar de amygdala. Deze route zorgt voor een bewuste ervaring, inhibitie en een gedetailleerde analyse van de stimulus. Het beoogt een adequate reactie, correctie is mogelijk. Het is de langzame route hippocampus= die belangrijk is voor het opslaan van informatie. Amygdala en leren = is ook belangrijk om te leren wat wel en wat niet gevaarlijk is, ook wel stimulus-reward associations genoemd . Er wordt dan een associatie gemaakt tussen een bepaalde stimulus en de uitkomst daarvan, deze voegt dan een emotionele component toe aan bestaande informatie in het geheugen. De amygdala ligt dicht bij de hippocampus, die belangrijk is voor het opslaan van informatie (in dit geval associaties). Belangrijk bij het leren van associaties is conditioneren. 2 belangrijke mechanismen van conditioneren = Klassiek conditioneren en operant conditioneren Klassiek conditioneren = Ivan Pavlov was de grondlegger van klassieke conditionering, HET LEREN VAN EEN DIRECTE ASSOCIATIE TUSSEN EEN STIMULUS EN EEN REACTIE. Vooral Pavlov’s experiment is bekend, door voedsel kwijlt een hond, door het geluid van een bel niet. Als je de hond voedsel geeft terwijl je de bel luidt, kwijlt de hond ook. Als je dit vaak genoeg doet kwijlt de hond als je alleen de bel luidt. Als Geconditioneerde stimulus herhaaldelijk kort voor Ongeconditioneerde stimulus wordt aangeboden, treedt de reactie ook op na aanbieden van alleen de Geconditioneerde Stimulus Ongeconditioneerde stimulus = (klassiek conditioneren ) Stimulus die een bepaalde reactie oproep bijv een schokje en dan ga je eten. Een ongeconditioneerde stimulus is een stimulus die een bepaalde reactie oproept, die hoeft niet geconditioneerd aangeleerd te worden Geconditioneerde stimulus = = (klassiek conditioneren ) Neutrale stimulus (bijv een pieptoon) Een geconditioneerde stimulus is een neutrale stimulus die zonder iets te leren geen reactie heeft. Operant Conditioneren = bedacht door Skinner. Skinner had een heel laboratorium vol met duiven om het conditioneren op te testen. Hij maakte gebruik van beloning en straf. Positief en negatief belonen zorgt voor een toename in gedrag, positief en negatieve straf zorgt voor afname in gedrag. Een beloning = is iets waardoor het gedrag toeneemt, Straf= is iets waardoor het gedrag afneemt. Er is een verschil tussen positieve en negatieve beloning en straf.= Positieve beloning is het aanbieden van iets positiefs, een negatieve beloning is het wegnemen van iets negatiefs. Verschil positieve straf en negatieve straf = Een positieve straf is het aanbieden van iets negatiefs, en een negatieve straf is het wegnemen van iets positiefs. Wat is de drijvende kracht achter gedrag = motivatie Motivatie = de breidheid zich in te zetten voor het breiekn van ‘beloning’ en vermijden van ‘straf’ piramide van Maslow= heeft te maken met motivatie. Motivatie en behoeften aan elkaar gelinkt. Hij maakte een onderscheid in fysiologische behoeften, veiligheid, sociale behoeften, eigenwaarde en zelf-actualisatie. Motivatie in de hersenen, verschillende gebieden = Anterieure Cingulate Cortex (ACC) / Ventraal Stratum / Orbitofrontale Cortex (OFC) De anterieure cingulate cortex (ACC) = reageert vooral wanneer er fouten gemaakt worden. Dit hersendeel is betrokken bij CONFLICT MONITORING EN PERFORMANCE MONITORING. Door het maken van fouten wordt er aangezet om gedrag en gevoel bij te sturen. NB. Verbindingen met amygdala , insula en andere gebieden betrokken bij regulatie (OFC) Het ventraal stratium = heeft te maken met het gevoel van beloning en het anticiperen daarop. Dit is een onderdeel van de basale ganglia, het belangrijkste gebied is de mucleus accumbens. Deel van het dopaminerge ‘reward pathway’ / ook dit is verbonden met OFC De orbitofrontale cortex (OFC)= berekent vervolgens de reward value van een stimulus en stuurt afhankelijk daarvan gedrag en gevoel. (INHIBITIE, REVERSAL LEARNING, EXTINCTION) Deze staat in verbinding met de amygdala, insula en de ACC. Lateralisatie = hersenhelften hebben deels verschillende functies. Lateralisatie van fucnties = vinden processen vooral in één hersenhelft plaats (bijv gesproken taal en kennis wat vooral verwerkt wordt in de linkershersenheld) Functieverdeling mbt lateralisatie = beide hersenhelften zijn betrokken bij een taak, maar bij verschillende onderdelen of op verschillende manieren betrokkenheid van de frontaalkwabben bij emotie. Frontale assysmetrie = verschil in activiteit van de linker en rechter frontale cortex. Een EEG is hiervoor een middel om dit te bepalen Activiteit in de hersenen wordt gemeten met behulp van wat en wat doet het = EEG (elektro-encefalografie) . Een EEG geeft de elektrische activiteit van hersengebieden weer door middel van golven. Er zijn verschillende golflengten, langzame en snellere golven Frontale symmetrie en EEG, activiteit in de alfa-band is een maat voor activiteit van het hersenweefsel. Meer alfa = minder actief Frontale symmetrie en EEG, activiteit in de alfa-band is een maat voor activiteit van het hersenweefsel. Alfa links meer dan alfa rechts = rechts (rechter hersenhelft) actiever Frontale symmetrie en EEG, activiteit in de alfa-band is een maat voor activiteit van het hersenweefsel. Alfa rechts meer dan alfa links = links (linker hersenhelft) actiever Emotie en frontale asymmetrie = De linker en rechter frontale cortex spelen verschillende rollen bij emoties. Aanvankelijk dacht men dat de linker frontaalkwab betrokken was bij positieve emoties en de rechter frontaalkwab bij negatieve emoties. Bij onderzoek naar boosheid bleek echter dat er LINKS EEN STERKERE ACTIVITEIT WAS ALS BOOSHEID GEPAARD GING MET AGRESSIE. (fight) Wanneer BOOSHEID GEPAARD GING MET TERUGTREKKEN, WAS ER RECHTS JUIST STERKERE ACTIVITEIT (flight) Bij frontale asymmetrie is de richting van de emotie dus belangrijker dan de kwaliteit van de emotie (de valentie). Approach-withdrawal motivatie = is de neiging tot het zoeken van toenadering of tot terughoudendheid (fight or flight). Daarbij is de linkerhersenhelft meer betrokken bij benaderingsgedrag en de rechterhersenhelft meer betrokken bij terugtrek gedrag.
Ingezonden op 25-09-2017 - 626x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!