Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Bestuursrecht
› 4 Werkcollege 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Bestuursrecht
4 Werkcollege 4
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wie kan bezwaar en beroep instellen tegen een besluit? = Alleen een belanghebbende. Aan de hand van welke criteria beoordeelde de rechter in de uitspraak ABRvS 29 februari 2012 inzake Projectbesluit ‘Nieuw Gemeentehuis Leiderdorp’ of de betrokken appelanten belanghebbende waren in de zin van artikel 1:2 eerste lid Awb? Wat was de conclusie van de rechter op dit punt? = Ze onderscheiden zich niet van anderen, dus ze zijn geen belanghebbenden. Stel, varkenshouder Driessen wil een megastal voor 5000 varkens bouwen en heeft daardoor een omgevingsvergunning nodig als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vereiste omgevingsvergunning wordt verleend. Omwonenden vrezen geluid- en stankoverlast van zoveel varkens in hun buurt. Zijn de omwonenden belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid Awb bij de verlening van een omgevingsvergunning aan varkenshouder Driessen? = Als je regen de bouw van de stal bent, is er wel een actueel belang ook al is die stal nog niet gebouwd. Ja, want het zijn omwonenden (al ligt het vaak ook wel aan de concrete situatie). Objectief bepaalbaar belang, geen subjectief belang, niet in de belevingswereld van één persoon. Stel, varkenshouder Driessen wil een megastal voor 5000 varkens bouwen en heeft daardoor een omgevingsvergunning nodig als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vereiste omgevingsvergunning wordt verleend. Is Ten Boer, die een varkenshouderij runt in een ander deel van het dorp, belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid Awb bij de vergunningverlening aan Driessen? = Ja, want hij heeft concurrentiebelang en daarmee onderscheidt je je van anderen. Niet elke concurrent is belanghebbende. Je moet in dezelfde markt werken en dezelfde afzet hebben. Stel, varkenshouder Driessen wil een megastal voor 5000 varkens bouwen en heeft daardoor een omgevingsvergunning nodig als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vereiste omgevingsvergunning wordt verleend. Stichting Lekker Dier komt volgens haar statutaire doelstellingen op voor de gezondheid en welzijn van dieren. Zij ziet de bouw van zo’n grootschalige stal met lede ogen aan. Is de Stichting Lekker Dier belanghebbende bij de vergunningverlening aan Driessen (lees artikel 1:2, derde lid Awb, in samenhang met het eerste lid)? = Ja, want ze komen op voor een algemeen belang en het vloeit voort uit feitelijke werkzaamheden. (Op tentamen schema opera criteria langslopen.) In welke jurisprudentie staan de opera criteria? = ABRvS 29 februari 2012 inzake Projectbesluit ‘Nieuw Gemeentehuis Leiderdorp.’ Welke twee fundamentele beginselen zijn er in het bestuursrecht? = Het legaliteitsbeginsel en het specialiteitsbeginsel. Wat houdt het legaliteitsbeginsel precies is? Wat is de achterliggende gedachte (doel) van dit beginsel? = Overheidshandelen moet gebaseerd zijn op de wet. Doelen: rechtszekerheid, beschermen tegen machtsmisbruik, gelijkheid: rechtseenheid. De wetten bepalen wat het bestuur mag doen. De wetgever maakt deze wetten. Twee elementen: 1. Bestuurshandelen is gebaseerd op wettelijke grondslag, zonder grondslag mag het bestuur niets. 2. Bestuursorgaan mag niet handelen in strijd met de wet. Drie manieren waarop bestuursorgaan bevoegdheid kan verkrijgen: attributie, delegatie, mandaat. Belangrijkste doelen: rechtszekerheid en rechtseenheid. Het legaliteitsbeginsel geldt alleen voor belastende besluiten (bijv. de oplegging van een belastingaanslag) en niet voor begunstigde besluiten (bijv. het verlenen van een subsidie). Is dit juist of onjuist? = Onjuist. Wat is het specialiteitsbeginsel? = Het bestuursorgaan moet in zijn hok blijven. Het bestuursorgaan mag bestuursbevoegdheid slechts uitoefenen binnen het doelgebonden kader binnen de wet die de bevoegdheid verleend. Bijv. de parkeerboete. Het mag niet voor een ander doel dan de bedoeling is. In het strafrecht zit het anders. Specialiteitsbeginsel hangt samen met het tweede element van legaliteitsbeginsel, want als het bestuursorgaan handelt buiten het doelgebonden kader van de wet, handelt het bestuursorgaan ook in strijd met de wet. Bij de regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van de Scheepsvaartverkeerswet een gedeelte van de Maas aangewezen als gebied waar met snelle motorboten en jetski’s mocht worden gevaren. Enkele omwonenden verzochten om intrekking van dit aanwijzingsbesluit omdat zij ernstige geluidsoverlast vreesden. In de procedure bij de bestuursrechter staat de vraag centraal of de minister bij de aanwijzing van het betreffende vaargebied rekening had moeten houden met de belangen van de omwonenden. Deze casus is ontleend aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 september 2002 (opgenomen in de jurisprudentiereader). Bestudeer deze uitspraak en beantwoord dan de vraag: Wat was het standpunt van de rechtbank Maastricht ten aanzien van de bovenstaande vraag? Deelde de Afdeling bestuursrechtspraak (oordelend in hoger beroep) dit standpunt van de rechtbank? = Bezwaar is afgewezen en dat oordeel wordt bevestigd. Met geluidshinder moet geen rekening worden gehouden. Hier zie je in naar voren komen dat het specialiteitsbeginsel niet alleen naar bestuursorgaan is gericht. Er kan discussie ontstaan. Niet altijd duidelijk ook tot wetgever. Bij de regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van de Scheepsvaartverkeerswet een gedeelte van de Maas aangewezen als gebied waar met snelle motorboten en jetski’s mocht worden gevaren. Enkele omwonenden verzochten om intrekking van dit aanwijzingsbesluit omdat zij ernstige geluidsoverlast vreesden. In de procedure bij de bestuursrechter staat de vraag centraal of de minister bij de aanwijzing van het betreffende vaargebied rekening had moeten houden met de belangen van de omwonenden. Deze casus is ontleend aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 september 2002 (opgenomen in de jurisprudentiereader). Bestudeer deze uitspraak en beantwoord dan de vraag: In deze uitspraak werkt het zogenoemde specialiteitsbeginsel door. Het specialiteitsbeginsel speelt een rol als een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit belangen met afwegen (zoals in de Jetski’s-Zaak), maar ook als aan een vergunning voorschriften worden verbonden. Leg dit laatste uit aan de hand van een voorbeeld. = Specialiteitsbeginsel vind je terug in Awb art 3:4, lid 1. Het bestuursorgaan weegt rechtstreeks bij besluiten betrokken belangen af. Het bepaalt dus welke belangen meegenomen worden. Het kan zijn dat door betrekken van belangen je er achter komt dat een vergunning kan worden verleend, maar dan met voorwaarden. Je mag die voorwaarden wel alleen aan de vergunning verbinden met ok op het doel waarop je die vergunning verleend. Bijv. bij café niet brandveiligheid, want dat is niet het doel van het café. Daar is een andere wet voor. Vind je het legaliteitsbeginsel terug in de Awb? = Nee, want het staat in de grondwet. Waar vind je het specialiteitsbeginsel terug? = Art. 3:4 lid 1. Waar vind je het verbod op het specialiteitsbeginsel terug? = Art. 3:3 Awb. Wat is decentralisatie? = Verschillende overheidslagen. Het zou niet wenselijk zijn om maar één centrale overheid te hebben, want die is dan nooit van alles op de hoogte. Wat is normstelling? = Samenspel van regels raadplegen. Regels zijn afkomstig van verschillende lagen van wetgeving. Dit is iets anders dan gelaagde structuur. Wat is gelaagde structuur? = Van algemeen naar bijzonder. De wijze waarop de Awb is opgebouwd. Dit is dus een kenmerk van de Awb zelf. Gelede normenstelling is van wetten in het algemeen. Varkenshouder Driessen wil een megastal voor 5000 varkens bouwen en heeft daarvoor een omgevingsvergunning nodig als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 2.10 Wabo wordt verwezen naar verschillende voorschriften waaraan de aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden getoetst. N.B. De Wabo is opgenomen in de wettenbundel. Aan welke voorschriften moet in het kader van artikel 2.10 Wabo worden getoetst? = De Amvb art. 2 woningwet, ruimtelijke ordening art. 4:1 lid 3+ 4:3, lid 3 wet ruimtelijke ordening. Etc. Wat we iet hoeven te weten is welke regels je precies moet raadplegen, maar dat je verschillende artikelen moet raadplegen. Je hoeft alleen de artikelen op te zoeken, alleen de artikelen op te schrijven. Typeer de normenstelling die in artikel 2.10 Wabo tot uitdrukking komt. = Geleden normenstelling. Welke drie manieren zijn er om aan een bevoegdheid te komen? = Attributie, Delegatie en Mandaat. Wat is attributie? = Er wordt een nieuwe bevoegdheid gecreëerd door de wetgever en kent deze toe aan een bestuursorgaan. Wat is delegatie? = Het overdragen van een al bestaande bevoegdheid. 10:13 Awb, afdeling 10:1. 2 gaat over delegatie. Degene die die bevoegdheid krijgt, oefent deze uit onder eigen verantwoordelijkheid. 10:13 overdracht bestaande bevoegdheid, onder eigen verantwoordelijkheid. 10:15 wettelijke grondslag vereist. 10:14 Niet aan ondergeschikten. Wat is mandaat? = 10.1.1. Awb. 10:1 Awb. Er vindt geen bevoegdheidsverschuiving plaats en diegene heeft nog steeds verantwoordelijkheid, maar iemand neemt die bevoegdheid over. Ambtenaren nemen beslissingen in naam van iemand anders. Geen wettelijke grondslag. Bijv. verlenen van verblijfsvergunning. Degene kunnen niet over iedereen beslissen dus wordt door een ambtenaar de bevoegdheid overgenomen. Op welke twee manieren kan een bestuursorgaan aan een bestuursbevoegdheid komen, bijv. de bevoegdheid om voor een bepaalde activiteit een vergunning te verlenen? = Attributie en delegatie. Jan Lekker heeft een ijscokar waarmee hij in de zomermaanden altijd rondrijdt om ijs te verkopen aan wandelend publiek. Ook de komende zomer wil hij weer ijs verkopen. Daarvoor heeft hij op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een zogenoemde ventvergunning nodig. Van het college van burgemeester en wethouders (veel gebrukte afkorting: b. en w.) ontvangt hij een brief waarin staat dat hem opnieuw een vergunning is toegewezen. Uit de brief blijkt dat op zijn aanvraag is beslist door ambtenaar Jack de Poorter, werkzaam bij de gemeente waar Jan Lekker woont. Waaraan ontleent ambtenaar Jack de Poorter de bevoegdheid om de aanvragen zoals die van Jan Lekker te beslissen? = Mandaat. Waarom is, denkt u, voor delegatie een specifieke wettelijke grondslag nodig en voor mandaat niet? N.B. Met ‘een specifieke wettelijke grondslag’ wordt bedoeld dat in de wet waarin het bestuursorgaan de bevoegdheid is toegekend om een bepaald besluit te nemen (bijvoorbeeld de verlening van een vergunning) uitdrukkelijk staat vermeld dat het bestuursorgaan die bevoegdheid niet mag delegeren. = Omdat bij mandaat de bevoegdheid niet verschuift.
Ingezonden op 20-12-2017 - 2097x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!