Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans beginners/gevordenen 2014
› 132
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans beginners/gevordenen 2014
hoofdstuk 132
Jaar 1 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
¡hola! = hallo! ¡No te preocupes! = Maak je geen zorgen ¡qué poco falta ya! = wat snel al! ¡Que te diviertas! = Veel plezier! ¡socorro! = help! ¿A cuántos estamos? = De hoeveelste is het vandaag? ¿adónde? = waarheen? ¿cómo = hoe? ¿cómo está usted? = Hoe maakt u het? ¿cuál (es)? = welke? ¿cuándo? = wanneer? ¿dónde? = waar? ¿qué tal el viaje? = hoe was de reis? ¿qué? = wat? ¿quién? = wie? a = naar a base de = op basis van a gusto = naar smaak a la semana = per week a partir de = vanaf a través de = door; dwars door a veces = soms abierto = open abrir = openen acabar de = beëindigen; klaar zijn met; zojuist ge... hebben acogedor = gezellig acompañar = vergezellen acostarse (ue) = naar bed gaan actual = huidig adaptar = aanpassen además = bovendien además de = behalve adiós = dag (bij weggaan) afeitarse = zich scheren ágil = vlug; behendig agitar = schudden agotado = uitverkocht; uitgeput agradecer = bedanken agrio = zuur ahí = daar aislar = afzonderen al cabo de = na al caminar = bij het lopen al día = per dag al lado de = naast alegrarse de = zich verheugen op alegre = blij; vrolijk algo = iets algo en particular = iets bijzonders algo mas = nog iets alguien = iemand alguno = een enkele; een of ander almorzar = lunchen (eten tussen de middag) alojarse = logeren alquilar = huren alto = groot (van een persoon); hoog amar = beminnen amargo = bitter amarillo = geel amenazar = dreigen ampliar = uitbreiden añadir = toevoegen ancho = breed andar; caminar = lopen anoche = gisteravond anteayer = eergisteren antes = voor (bijwoord van tijd) antes de = alvorens antes de = vóór antiguo = oud; antiek apetecer = zin hebben aprender = leren apropiado = geschikt aproximadamente = ongeveer aquí = hier arreglar = regelen; in orde maken; opruimen arriesgarse = risico´s nemen asado = gebraden; gegrild asesinar = vermoorden asgurar = verzekeren así = zo; dus asutarse = schrikken aun = nog ayer = gisteren ayudar = helpen azul = blauw bajar (de) = uitstappen; naar beneden gaan bajo = klein (van een persoon); laag barrer = vegen bastante = tamelijk; voldoende; genoeg batir = kloppen beber = drinken bien = goed (bijwoord) bien ... bien = of ... of blanco = wit bordar = borduren buenas noches = goedenavond; goedenacht buenas tardes = goedemiddag; goedenavond bueno = goed (bijvoegelijk naamwoord) buenos días = goedendag; goedemorgen; goedmorgen buscar = zoeken cada = ieder; elk cada uno = iedereen caer = vallen calcular = uitrekenen calentar = verwarmen calentar (ie) = warm maken caliente = warm cambiar = wisselen; veranderen cancar = vermoeien cansado = moe; vermoeid cansar = moe maken; vermoeien carecer = missen cariñoso = liefdevol caro = duur; dierbaar celebrar = vieren celebrar una exposición = een tentoonstelling houden cenar = avondeten cerca de = dichtbij cerrado = dicht; gesloten cerrar (ie) = dichtdoen; sluiten cerrar con llave = op slot doen certificado = aangetekend charlar = praten; kletsen chocar con = botsen tegen claro = natuurlijk; duidelijk cocido = gekookt coger = pakken; nemen combativo = strijdlustig comer = eten comerse = opeten como si estuvieras actuando = alsof je aan het optreden was cómodo = gerieflijk comprar = kopen comprobar (ue) = nakijken conducir = besturen conocer = leren kennen conocido = bekend conquistar = veroveren construido = gebouwd contemporáneo = tegenwoordig contestar = antwoorden convenir = afspreken convertir (i, ie) = bekeren; veranderen corregir (i) = corrigeren; verbeteren cortar = snijden corto = kort coser = naaien crecer = groeien cuatro = vier cubrir = beschermen; bedekken dar = geven dar palmadas = met de handen klappen dar rienda suelta = de vrije loop laten dar un paseo = wandelen darse prisa = zich haasten de = van de acuerdo = ok; afgesproken de antemano = bij voorbaat de dónde = waarvandaan de hoy en ocho días = vandaag over een week de hoy en quince días = vandaag over veertien dagen de manera que = zodat de nada = niets te danken; graag gedaan de vez en cuando = af en toe debajo de = onder deber = moeten decir = zeggen deportivo = sportief derecha = rechts desafiar = uitdagen descansar = uitrusten desde hace = sinds desear = wensen desempeñar un papel = een rol spelen desgraciado = ongelukkig desmayarse = flauwvallen despedir (i) = ontslaan despertarse (ie) = wakker worden despreciar = minachten después; después de = na destacar = uitsteken; uitsteken boven destinado a = bestemd voor detenidamente = nauwkeurig; nauwgezet devolver (ue) = teruggeven dicho = genoemd difícil = moeilijk difundir = verspreiden dirigir = richten distraerse = afleiding zoeken; zich ontspannen; ontspannen; zich vermaken divertirse (ie) = zich vermaken doblar = vouen doler (ue) = pijn doen dorado = goudgeel dormir (ue) = slapen dormir la siesta = de siësta houden dormirse = in slaap vallen; zich verslapen ducharse = zich douchen durar = duren echar = gooien echar azúcar en el café = suiker in de koffie doen él = hij el abrazo = de omhelzing el abrigo = de bescherming el abrigo = de jas el abuelo = de grootvader el aceite bronceador = de zonnebrandolie el agua caliente = het warme water el ajo = de knoflook el alojamento = logies el amíbar = de stroop el amigo = de vriend el anillo = de ring el animal = het dier el año = het jaar el año bisiesto = het schrikkeljaar el anuncio = de advertentie; de aankondiging el apellido = de achternaam el archivo = het bestand el armario = de kast el arroz = de rijst el arte = de kunst el asiento = de zitplaats el asunto = het onderwerp el atolladero = de moeilijke situatie el autobús = de bus el autor = de auteur el avión = het vliegtuig el azúcar = de suiker el bacalao = de kabeljauw (droog en zout) el balcón = het balkon el baloncesto = basketballen el baño = de wc el barril = toevoegen el bigote = de snor el billete = het kaartje; de ticket el billete de ida y vuelta = het retourkaartje el Blu-Ray = de blu-ray el boletín de noticias = het nieuwsbulletin el bolígrafo = de balpen el botones = de piccolo el café = de koffie el calamar = de inktvis el cantante = de zanger el capítulo = het hoofdstuk el carácter = het karakter el carné de conducir = het rijbewijs el carrito = het boodschappenkarretje; het winkelwagentje el cazador = de jager el cedé = de cd el centro = het centrum el cepillo de dientes = de tandenborstel el cerdo = het varken el chico = de jongen el chocolate = de chocolade el chorizo = de chorizo el cielo = de hemel; de lucht el ciervo = het hert el ciudadano = de burger el coche = de auto el coche híbrido = de hybride auto el cocido = de stoofpot el colega; la colega; el compañero de trabajo = de collega el color = de kleur el comedor = de eetkamer el concurso = de wedstrijd el contrabando = de smokkel el convento = het klooster el corazón = het hart el corcho = de kruk el cordero = het lam el cordero asado = gebraden lamsvlees el cristal = het glas; de ruit el cuadro = het schilderij el cuarto = het kwart; kwartier el cuarto de baño = de badkamer el cubierto = het bestek el cubo = de emmer el cuello = de kraag; de hals el culpable = de schuldige el daño = schade; pijn el dedo = de vinger; de teen el dependiente = de winkelbediende el depertador = de wekker el deporte = de sport el desayuno = het ontbijt el descanso = de rust el día = de dag el dibujo = de tekening el disco = de lp el dolor = de pijn el dormitorio = de slaapkamer el ejemplo = het voorbeeld el entretenimiento = het vermaak el equipaje = de bagage el escaparate = de etalage el esqueleto = het skelet el esquí = skieen el estaño = het metaaldraad el estanque = de vijver el estante = het rek el este = het oosten el estómago = de maag el estudiante = de student el estupefaciente = het verdovende middel el foco = het spotlicht el folleto = de folder el fracaso = de mislukkeling el fuego = het vuur el fútbol = het voetbal; het voetballen el futuro = de toekomst el galardón = de prijs el ganador = de winnaar el gato = de kat el grifo = de kraan el grumo = de klont el guisante = de doperwt el hallazgo = de vondst el hecho = het feit el helado = het ijsje el hermano = de broer el hijo = de zoon el horario = het tijdschema el hotel = het hotel el huevo = het ei el impreso = het drukwerk el instrumento de cuerda = het snaarinstrument el instrumento de percusión = het slaginstrument el jamón = de ham el jarrón = de vaas el jersey = de trui el juez = de rechter el jugo; el zumo = het sap el juguete = het speelgoed el karate = de karate el langostino = de grote garnaal el lápiz = het potlood el lavabo = het toilet el león = de leeuw el libro digital = het e-boek el limón = de citroen el líquido = de vloeistof el lujo = de luxe el mantel = het tafellaken el mapa = het kaartje; de landkaart el marido = de echtgenoot; de man el material = het materiaal el mejillón = de mossel el mes = de maand el modo de ver = de zienswijze el momento = het moment el monasterio = het klooster el mosaico = de mozaïek el mozo = de kruier el nombre = de naam; de voornaam el noreste = het noordoosten el noroeste = het noordwesten el norte = het noorden el novio = de verloofde (m); de partner (m) el número; la talla = de maat el oeste = het westen el ojo = het oog el paciente = de patiënt el padre = de vader el país = het land el paisaje = het landschap el pan = het brood el paquete de cigarrillos = het pakje sigaretten el paracaidismo = parachutespringen el pasajero = de passagier el pasillo = de gang el pastel = het taartje; het gebakje el peatón = de voetganger el pecho = de borst el peinado = het kapsel el peine = de kam el perejil = de peterselie el pescado = de vis (als voedsel); de vis (als gerecht) el pie = de voet el pintor = de schilder el piso = de etage el plato = de gang; de schotel; het bord el poeta = de dichter el pollo = de kip el pozo = de put el precio = de prijs el primer piso = de eerste etage el primo = de (volle) neef el problema = het probleem el puerto = de haven el punto de vista = het uitgangspunt; het oogpunt el queso = de kaas el ratón = de muis el recipiente = de kom; de schaal el recuerdo = de herinnering; het souvenir el refresco = de frisdrank el reproductor mp3 = de mp3 speler el resfriado = de verkoudheid el retraso = de vertraging el rincón = de hoek el rosal = de rozenstruik el rumbo = de windstreek el sabor = de smaak el saco de dormir = de slaapzak el saludo = de groet; de aanhef (in een brief) el santuario = het heiligdom el secador = de föhn; de haardroger el sedimento = het bezinksel el señor = de heer; meneer el sexo = het geslacht el siglo = de eeuw el sitio = de plaats el sobre = de enveloppe el sonido = de klank el sudeste = het zuidoosten el sudoeste = het zuidwesten el sur = het zuiden el tabaco negro = de zware tabak el tabaco rubio = de lichte tabak el tablero = het naambord el tamaño = de grootte el tapón = de dop el tapón de rosca = de schroefdop el té = de thee el techo = het dak; het plafond el teléfono inteligente = de smartphone el televisor de pantalla plana = de plasma tv el temor = de angst el tenis = het tennis el terremento = de aardbeving el tesoro = de schat el tiempo = de tijd; het weer el tío = de oom el tocino = het spek el tomate = de tomaat el toro = de stier el trabajo = het werk el traficante = de dealer; de handelaar el traje = het pak; het kostuum el triángulo = de driehoek el trocito = het stukje el trozo = het stuk el valor = de waarde el vestido = de jurk el viaje = de reis el viento = de wind el vientre = de buik el viñedo = de wijngaard el vino = de wijn el windsurf = windsurfen elegir (i) = uitkiezen ella = zij empujar = duwen en casa = thuis enamorado = verliefd enamorarse de = verliefd worden op encantada de conocerla = prettig met u kennis te maken (door een vrouw gezegd tot een vrouw) encantada de conocerle = prettig met u kennis te maken (door een vrouw gezegd tot een man) encantado de conocerla = prettig met u kennis te maken (door een man gezegd tot een vrouw) encantado de conocerle = prettig met u kennis te maken (door een man gezegd tot een man) encontrar (ue) = ontmoeten; vinden encontrarse en (ue) = zich bevinden in enfermo = ziek enfrentarse con = zich confronteren met enfrente = aan de overkant enhorabueno = gefeliciteerd entonces = dus entrar en = binnegaan entre sueños = dommelend; slapend entregar = overhandigen equivocarse = zich vergissen es parecido a = het lijkt op escaso = schaars escoger = uitkiezen escribir = schrijven escribir en un teclado = typen esperar = wachten está a unos kilómetros de aquí = het ligt een paar kilometer hier vandaan está pintada = het is geschilderd estar = zijn estar alojado en = verblijven in; logeren in estar compuesto de = samengesteld zijn uit estar de luto = in de rouw zijn estar de paso = op doorreis zijn estar de pie = staan estar de viaje = op reis zijn estar echado = liggen estar en el paro = werkloos zijn estar en la cama = in bed liggen estar sentado = zitten estar tumbado = een dutje doen estimado; distinguido = geachte Esto no me suena = Dat komt me niet bekend voor estupendo = uitstekend exacto = precies; juist examinar = onderzoeken excepto = uitgezonderd exigir = eisen exponer = uiteenzetten; tentoonstellen fácil = gemakkelijk faltar = nodig hebben; ontbreken feliz = gelukkig femenino = vrouwelijk feroz = woest; wild freír = bakken frente a = tegenover frío = koud frito; fritura = gebakken fumar = roken funcionar = functioneren furioso = woedend; kwaad gotear = druppelen gracias = dank u; dank je grande = groot grave = ernstig gris = grijs gritar = schreeuwen guisado = geroosterd gustar = houden van; lekker vinden; mooi vinden; leuk vinden hablar = spreken hacer = doen; maken hallar = vinden hasta = tot hasta muy tarde por la noche = tot diep in de nacht hay = er is; er zijn hay que (+ hele werkwoord) = men moet hecho = gemaakt herido = gewond hervir (i) = koken hinchado = gezwollen; opgezet hoy = vandaag hueco = hol huele mal = het ruikt vies húmedo = vochtig; nat igual = gelijk indicar = aanwijzen inocente = onschuldig invertir (ie) = omkeren invitar = uitnodigen ir a = gaan naar ir a casa = naar huis gaan ir muy bien con = heel goed staan bij izquierda = links joven = jong judías = bonen jugar al fútbol = voetballen junto; juntos = samen junto a = naast juzgar = oordelen la abuela = de grootmoeder la almeja = het schelpdier la amiga = de vriendin la bandera = de vlag la basura = het vuilnis la berenjena = de aubergine la bicicleta = de fiets la blusa = de blouse la boca = de mond la bolsa = de tas la bota = de laars la broma = de grap la bruja = de heks la butifarra = Catalaanse worst la cabeza = het hoofd la cadena = de keten la caja = de kassa la cajera = de caissière la calefacción = de verwarming la calidad = de kwaliteit la calle = de straat la cama = het bed la camisa = het overhemd la caña = het riet la cantimplora = de veldfles la capital = de hoofdstad la carne = het vlees la carne picada = het gehakt la carretera principal = de voorrangsweg la carta de agradecimiento = de bedankbrief la caza = de jacht la cebolla = de ui la cerilla = de lucifer la ciudad = de stad la clase = de klas; de soort la cocina = de keuken la compañía = het gezelschap la confusión = de verwarring la consola de videojuegos = de spelcomputer; de gameconsole la corbata = de das la cosa = het ding la costumbre = de gewoonte la crema bronceadora = de zonnebrandcreme la criada = het dienstmeisje la cuchara = de lepel la cuchara de madera = de houten lepel la cumbre = de bergtop la despedida = het afscheid; de slotformule (in een brief) la discoteca = de discotheek la distribución = de indeling; de verdeling la diversión = de ontspanning la empresa = het bedrijf; de onderneming la entrada = de ingang; de toegang la equitación = paardrijden la escultura = het beeldhouwwerk la especialidad = de specialiteit la espita = de kraan la esquina = de hoek la estación = het station la estación del año = het seizoen la estatua = het standbeeld la estrella = de ster la falda = de rok la farmacia = de drogist; de apotheek la fecha = de datum la fermentación = de gisting la fiebre = de koorts la frase = de zin la fresa = de aardbei la frontera = de grens la fruta = het fruit la galleta = het biscuitje la gamba = de garnaal la ginebra = de gin; de jenever la gota = de druppel la habitación doble = de tweepersoonskamer la habitación exterior = de kamer aan de straatkant la habitación individual = de eenpersoonskamer la habitación interior = de kamer aan de binnenzijde la harina = het meel la hermana = de zus la hierba = het gras la hija = de dochter la hora = het uur la iglesia = de kerk la impresora = de printer la infección = de ontsteking la información = de informatie la jaula = de kooi la joya = het juweel la judía verde = de sperzieboon la lata = de blik la leche = de melk la lechuga = de sla la leña = het hout la lenguado = de (zee)tong la letra = de letter la ley = de wet la linterna = de zaklantaarn la lista de compras = het boodschappenlijstje la llamada telefónica = het telefoongesprek la maceta = de bloempot la madera = het hout la madre = de moeder la madrugada = de vroege ochtend la manga = de mouw la manta = de deken la mantequilla = de boter la manzana = de appel la matrícula = het kenteken la mayoría = de meerderheid la memoria USB = de USB stick la merluza = de kabeljauw : de schelvis la mesa = de tafel la mochila = de rugzak la moto = de motor la muela = de kies la muestra = het monster la mujer = de vrouw la nacionalidad = de nationaliteit la naranja = de sinaasappel la nariz = de neus la natación = zwemmen la navaja = het zakmes la noche = de avond; de nacht la novia = de verloofde (v); de partner (v) la nube = de wolk la obra = het werk la ocasión = de gelegenheid la oficina = het kantoor la oportunidad = de gelegenheid la paella = de paella la página = de bladzijde la pantalla = het scherm la papaya = de papaya la pared = de muur; de wand la parte = het deel la pastilla = het tablet la película = de film la película 3D = de 3D film la pesca = de visvangst la piña = de ananas la pintura mural = de muurschildering la piscina = het zwembad la planta baja = de benedenverdieping; de begane grond la playa = het strand la postal = de prentbriefkaart la pregunta = de vraag la prima = de (volle) nicht la profesión = het beroep la puerta = de deur la receta = het recept la red = het net la revista = het tijdschrift la rodaja = het schijfje la rodilla = de knie la ropa = de kleding la rotura = de breuk la sal = het zout la sala = de zitkamer la sala de espera = de wachtkamer la salida = de uitgang la salsa = de saus la sangre = het bloed la sangría = de sangría la sartén = de koekenpan; de braadpan la sección de ropa = de kledingafdeling la secretaria de dirección = de directiesecretaresse la seda = de zijde (stof) la semana = de week la semana anterior = de week daaraan voorafgaand la semana pasada = vorige week la semana que viene = de volgende week; volgende week la señora = mevrouw la soledad = de eenzaamheid la solución = de oplossing la sopa = de soep la sopa de ajo = de knoflooksoep la sorpresa = de verrassing la tableta = het tablet la tapa = het borrelhapje la tarde = de middag la televisión = de televisie la tía = de tante la tienda = de winkel la tienda de campaña = de tent la tinta = de inkt la toalla = de handdoek la uva = de druif la vecina = de buurvrouw la velocidad = de snelheid la vendimia = de oogst la ventana = het raam la vía = het spoor la viga = de balk la viña = de wijnstok la virgen = de maagd la víspera = de vooravond la vivienda = de woning la zarzuela de mariscos = de stoofschotel van schaal- en schelpdieren lacón con grelos = varkensham gestoofd met erwten largo = groot las gafas = de bril las judías = de bonen las rebajas = de uitverkoop las redes sociales = de sociale netwerken las señas = het adres las verduras = de groenten lavarse = zich wassen lejos (de) = ver (van) lento = langzaam levantarse = opstaan; gaan staan limitar con = grenzen aan limpiarse los dientes = tanden poetsen liso = effen llamativo = in het oog vallend llegar a = aankomen te llevar retraso = vertraging hebben llover (ue) = regenen lo que quiere decir; (lo que) quiere decir = dat wil zeggen lo siento = het spijt me los alrededores = de omgeving los calcetines = de sokken los churros = de churros (soort oliebollen) los deberes = het huiswerk los demás = de overigen los entremeses = het voorgerecht los garbanzos = de kikkererwten los gastos = de onkosten los gemelos; las gemelas = de tweeling los paneles solares = de zonnepanelen los pantalones = de pantalon los productos biológicos = de biologische producten los vaqueros = de spijkerbroek luego = dan; vervolgens mal = slecht (bijwoord) malo = slecht (bijvoegelijk naamwoord) maltratar = slecht behandelen manifestar (ie) = duidelijk maken maravilloso = prachtig marcar = een bedrag aanslaan; draaien (van een telefoonnummer) más = meer masculino = mannelijk mayor = ouder me conviene = het schikt mij me llamo = ik heet medianoche = 12 uur 's nachts medio = midden; half mediodía = 12 uur 's middags mejor = beter mencionar = noemen menor = jonger menor de edad = minderjarig merecer = verdienen; verdienen (moreel) mi = mijn mismo = dezelfde moderado = gematigd; matig moldear = vormen; gieten moreno = donker; bruin morir (ue) = sterven mucho = veel mucho tiempo = lang(e tijd) mudarse de casa = verhuizen muy = erg; zeer nadie = niemand necesitar = nodig hebben negro = zwart nervioso = nerveus; zenuwachtig ni = noch; en niet ninguno = geen enkele no = nee; niet; geen no ... nada = niets no ... nunca = nooit no hace tante calor = het is niet zo warm no obstante = desondanks no sé = ik weet het niet nos iremos = wij (zullen) gaan nublado = bewolkt o = of obedecer = gehoorzamen obtener = verkrijgen ocurrir = gebeuren ofrecer = aanbieden oír = horen oler (ue) = ruiken operar = opereren ordinariamente = gewoonlijk otra vez = nog eens; weer pagar = betalen pálido = bleek para = voor para que = opdat paralizar = verlammen parecer = schijnen; lijken parecido a = gelijkend op pasado de moda = uit de mode pasado mañana = overmorgen pasar = voorbijgaan; doorlopen pasear = wandelen pedir (i) = vragen pelar = schillen peligroso = gevaarlijk peor = slechter; erger pequeño = klein perecer = omkomen pero = maar pesar = wegen picar = fijnhakken pintado = geschilderd plástico = plastic poder (ue) = kunnen poner = plaatsen; zetten poner al fuego = op het vuur zetten ponerse = worden ponerse de rodillas = knielen ponerse el abrigo = z´n jas aantrekken ponerse en marcha = optrekken (van een auto of trein) por = voor; omwille van; door por aquí = hierheen por favor = alstublieft por la mañana = 's morgens por la noche = 's nachts por la tarde = 's middags por lo menos = tenminste preferir (ie) = de voorkeur geven aan preguntar = vragen preocuparse por = zich bezorgd maken primero = eerste probar (ue) = proeven procurar = proberen producir = produceren pronto = snel pues = nou; wel; wel nu quedar = blijven; afspreken quedarse = blijven querer (ie) = willen quince días = veertien dagen quitarse las botas = z´n laarzen uitdoen rápido = snel recetar = het voorschrijven recio = krachtig reclamar = eisen recoger = oprapen; plukken recoger las uvas = druiven plukken recuperar = herstellen recurrir = zich wenden tot regalar = cadeau doen; cadeau geven regresar; volver (ue) = terugkeren regular = matig; gewoon reír (i) = lachen remolcar = slepen remover (ue) = roeren reñir (i) = ruzie maken; berispen repetir (i) = herhalen rezar = bidden rogar (ue) = vragen; verzoeken; smeken rojo = rood romper = breken romper a (+ infinitief) = beginnen rubio = blond; licht saber = weten sacar = tevoorschijn halen sacar entradas = kaartjes kopen salir = uitgaan; weggaan se llama = hij heet; zij heet; u heet se puede dividir = men kan verdelen seco = droog seguir (i) = volgen sencillo = eenvoudig sentarse = gaan zitten sentarse a la sombra = in de schaduw gaan zitten sentarse al sol = in de zon gaan zitten sentirse (ie) = zich voelen sepultado = begraven ser consciente de = bewust zijn van serio = serieus; ernstig servir (i) = dienen; bedienen sí = ja; wel simpático = sympathiek sincero = eerlijk sobrar = over zijn sobre = boven(op) solo = alleen; slechts sonar (ue) = klinken sonreír (i) = glimlachen sonriente = glimlachend soportar = dulden su = zijn; haar; uw suave = zacht subir (a) = instappen; omhooggaan suficiente = voldoende sumergir = onderdompelen suponer = veronderstellen suspender = zakken (voor een examen) también = ook tampoco = evenmin tan ... como = even ... als tanto ... como = evenveel ... als tardar = nog lang duren; dralen tener = hebben tener en cuenta = rekening houden met tener fiebre = koorts hebben tirar = trekken; weggooien; gooien tiritar = bibberen tocar el timbre = aanbellen todavía = nog tomar = nemen; drinken tomar descanso = rust nemen tomar nota = opschrijven toser = hoesten trabajar = werken traducir = vertalen traer = brengen; halen tranquilo = rustig trasladar = verhuizen triste = bedroefd tu = jouw tú = jij un día corriente = een gewone dag un huevo pasado por agua = een gekookt ei urgente = dringend; per expresse usar = gebruiken usted = u usual = gebruikelijk utilizar = gebruiken; gebruik maken van vacío = leeg vencer = overwinnen vender = verkopen venir = komen ver = zien ver la televisión = televisiekijken verde = groen verter (ie) = gieten vestido de = gekleed in vestir (i) = aankleden vestirse; vestirse (i) = zich aankleden viejo = oud vivir = leven; wonen y = en ya está = klaar yo = ik
Ingezonden op 29-12-2017 - 1088x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!