Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Staatsrecht
› 10 College 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Staatsrecht
10 College 10
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is bestuur? = De oude grondwet sinds 1814 bevatte een algemene bepaling. Art. 55: de koning heeft uitvoerende macht. Vanaf 1840 was het niet meer de koning alleen maar de koning met ministers. Nu hebben we alleen art. 42 Gw: De regering wordt gevormd door de koning en de ministers. Als je bij de toelichting gaat kijken, zie je dat het ook een functie inhoudt. Het is dus ook een bestuursfunctie. Maar wat die bestuursfunctie dan inhoudt is en blijft onduidelijk. In de Amerikaanse grondwet zien we nog wel het uitvoerende begrip of zoiets. Wat is nou besturen? 1. Ten eerste het uitvoeren en handhaven van wetten is het hoofdbestanddeel: vergunningen verlenen etc. Besturen is meer dan alleen wetten uitvoeren. 2. Het tweede element is het beleid bepalen. Art. 45 lid 3 Gw. De ministerraad besluit over het algemene regeringsbeleid. 3. Het benoemen en ontslaan van ambtenaren/personen die in overheidsdiensten werken. 4. Toezicht op andere overheden als gemeenten en provincies. Toezicht op decentrale overheidsverhoudingen. De centrale overheid grijpt in op het functioneren van locale overheden. Wat zijn specifieke bestuursbevoegdheden? = 1. Staatsfinanciën. Art. 104 Gw. De overheid kan alleen besturen als dat geld kost. 2. Buitenlandse betrekkingen. 3. Oppergezag krijgsmacht. Dit zijn een paar noties van besturen die terug te vinden zijn in de Gw. Het zijn kernactiviteiten en geen stuitende opsomming. Hoofdstuk 1 grondwet somt vanaf art. 18 sociale wetten op en bestuurstaken. Overheidstaken van sociale grondrechten zijn niet hij hoofdstuk 5 zoals bestuursgrondrechten waar ze eigenlijk wel thuis zouden horen. Wat bepaalt artikel 90 Gw? = Dat de regering de hele dag bezig is met internationale rechtsorde te bevorderen. Het is niet duidelijk. Er staan vage noties in als het vreedzaam bevorderen van internationale geschillen. Je kunt niet zeggen dat art. 90 het niet vreedzaam beslechten van geschillen tegenhoudt. Dat zien we in Syrië, Irak en Afghanistan. Het staat er, maar het stelt niets voor. De oude grondwet zei in art. 58: de koning heeft het opperbestuur bij internationale betrekkingen. Wat zijn buitenlandse betrekkingen? = 1. Verdragen sluiten. 2. Staten erkennen en betrekkingen onderhouden met die staten. Dat gebeurt in de praktijk met ambassades. 3. Participeren in internationale organisaties. 4. Inzet van de krijgsmacht. Wat is een verdrag? = Een verdrag is een overeenkomst tussen volkenrechtsubjecten. De staat als volkerenrechtsubject kan een overeenkomst sluiten met een andere staat of volkenrechtsubject. Wij gaan bij een volkerenrechtsubject uit van een staat. Het is een wilsovereenkomst en kan op alle terreinen gebruikt worden. Er is geen vaste aanduiding, maar de meest gebruikelijke termen zijn: gedrag, traktaat, conventie, handvest. Wie sluiten verdragen? = Staatsrechtelijk moeten we een onderscheid maken tussen wat het volkenrecht regelt en wat het staatsrecht regelt. Er is een verdrag dat bepaalt wie bevoegd is om internationaal verdragen te sluiten. Art. 7 en 46 van dat verdrag. Art. 7: Wie in zo’n staat bevoegd zijn om verdragen te sluiten. Uitgangspunt: er moet een volmacht zijn. Een paar ambten mogen zonder volmacht een verdrag sluiten: 1. Het Staatshoofd (in Nederland de koning) 2. De regeringsleider (In Nederland de minister-president) 3. De minister van buitenlandse zaken. Art. 46 van dat verdrag gaat in op de binding. Als duidelijk is dat iemand onbevoegd is, kan diegene geen verdrag sluiten. Er ontstaat dan geen binding en anders wel. Dat is voor ons moeilijk te accepteren, omdat het Nederlandse staatsrecht uitgaat van een andere constructie: de regering sluit verdragen: koning+ministers. Ze kunnen dat dus niet alleen. Minister van buitenlandse zaken krijgt een permanente machtiging om verdragen te sluiten. Wij gaan er niet vanuit dat dat zonder meer mag. Er is een machtiging voor nodig. Maar doet de koning of de minister president dat toch dan geldt het internationale recht en zitten we aan het verdrag vast. Wie moeten verdragen goedkeuren? = Art. 91 Gw: goedkeuring van verdragen geschiedt door de Staten-Generaal. Wat in de grondwet staat, klopt eigenlijk niet, want in de werkelijkheid worden verdragen goedgekeurd bij wet, dus door de regering van de Staten-Generaal. Naast die uitdrukkelijke goedkeuring van de wet is het zo dat als er niemand na het termijn wat zegt de wet is goedgekeurd. Art. 91 lid 3 Gw: Goedkeuring verdragen die afwijken van de grondwet. Bijzonder procedurevereiste: het moet met 2/3e meerderheid worden goedgekeurd. Dat is een gebrekkige procedure, want een gewone meerderheid beslist of een 2/3e meerderheid nodig is, want dan zegt de gewone meerderheid dat het niet in strijd is met de grondwet. Je kan ook niet naar de rechter art. 120 Gw: rechter mag verdragen niet toetsen aan de grondwet. Als het verdrag gesloten is, volgt de goedkeuring. Dan gaat het van internationaal naar nationaal niveau. Als het is goedgekeurd, kan het zijn dat het wordt bekrachtigd en dan wordt het nationaal bekend gemaakt. Wat staat er in het staatsblad? = Wetten. Wat staat er in het traktatenblad? = Internationale overeenkomsten. Waarom moet je het besluit nog bekrachtigen bij internationale verdragen als er toch al besloten is? = Eerst sluiten, maar nog niet de binding aangaan. Thuis goedkeuren en daarna binden. Je kunt het verdrag ook zonder bekrachtiging sluiten maar dat doe je dan onder voorbehoud van goedkeuring. Hoe ontstaat interne/nationale binding bij internationale verdragen en wat zijn de twee systemen van interne werking? = Die binding ontstaat niet door de goedkeuring (art. 91 is misleidend geformuleerd!). Goedkeuring is slechts een machtiging aan de regering. Dus als een verdrag tot stand komt zonder goedkeuring ontstaat interne binding en de rechter mag niet toetsen. Je hebt twee systemen van interne werking: Dualisme en monisme. Dualisme: verdrag moet worden omgezet in een nationale wet. Meest voorkomend verdrag werkt pas als het is omgezet. Er is dan wel een internationale binding, maar geen nationale werking. Monisme: Verdrag hoeft niet worden omgezet. Het verdrag zelf wordt automatisch ook nationaal. Bij dualisme hebben die verdragen die zijn omgezet tot de wet dezelfde status als alle andere wetten krijgt. Je kunt dus makkelijk een andere wet aannemen. Bij monisme speciale status. Niet in de grondwet maar in de jurisprudentie: 1917 grenstraktaat Akeningen of zoiets. In Nederland werken verdragen zonder transformatie tot wet door Nederland. Artikel 93 en 94 Gw gaat uit van monisme voor een deel van de verdragen: die voor een ieder verbindend zijn. Verdragen werken dus zonder meer door in Nederland maar sommige verdragen zijn zo vaag dat zo’n verdrag implementatie moet krijgen via een wet. Soms werkt zo’n verdrag zelf rechtstreeks door en soms via implementatie. Wat is dualisme? = Verdrag moet worden omgezet in een nationale wet. Meest voorkomend verdrag werkt pas als het is omgezet. Er is dan wel een internationale binding, maar geen nationale werking. Bij dualisme hebben die verdragen die zijn omgezet tot de wet dezelfde status als alle andere wetten krijgt. Je kunt dus makkelijk een andere wet aannemen. Wat is monisme? = Verdrag hoeft niet worden omgezet. Het verdrag zelf wordt automatisch ook nationaal. Bij monisme speciale status. Niet in de grondwet maar in de jurisprudentie: 1917 grenstraktaat Akeningen of zoiets. In Nederland werken verdragen zonder transformatie tot wet door Nederland. Wat zeggen artikelen 93 en 94 Gw? = We gaan uit van monisme. Verdragen die in een ieder verbindende bepalingen hebben, hebben voorrang. 94: Wettelijke voorschriften: wet in formele zin, lagere wetgeving, de grondwet. De rechter mag wettelijke voorschriften toetsen aan verdragen. Wettelijke voorschriften is heel ruim. Verdragen hebben dankzij art. 93 en 94 Gw een hele bijzondere status. Wanneer is er sprake van ‘een ieder verbindend’? = Een ieder verbindend lijkt op burgers verbindend. Dat is niet altijd duidelijk. Dan moet je verwijzen naar rookverbod arrest 2014. De Hoge Raad kijkt of het verdragsbepaling voldoende nauwkeurig is in dat concrete geval. Als je nauwkeurig bent en je kunt ze gebruiken in concreet geval heb je al een ‘een ieder verbindende’ bepaling. Wat voor artikel is 96 Gw? = Een klassieke oorlogsverklaring. Het verklaren van Nederland in oorlog kan alleen maar na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal. Art. 96 heeft geen praktische betekenis meer. Het is uit de tijd dat er nog heel plechtig oorlog werd gevoerd. Militairen naar het slachtveld en laten burgers er buiten. Vanaf de 1e WO werden burgers erbij betrokken. De laatste keer dat er in de westerse wereld oorlog werd verklaard was in 1941 Pearl Harber. Dat was de laatste keer officieel. Duitsland verklaarde VS de oorlog en de VS deed niet eens de moeite om Duitsland de oorlog te verklaren. Toen was dat wereldoorlog. Je verklaart tegenwoordig geen oorlog meer. Je voert oorlog. Waarover gaat artikel 97 Gw? = De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht en niet de militairen. De regering heeft de uitvoerende macht en de bestuursfunctie. Dit is geen exclusieve functie van de regering. Dit sluit niet uit dat het parlement meebeslist. In een moderne democratie hoort het parlement ook mee te beslissen. Waarover gaat artikel 100 Gw? = Artikel 96 en 97 zijn oude bepalingen. Dit is een nieuwe bepaling (rond 2000 toegevoegd). Het gaat over de inzet van de krijgsmacht. Het besluit om militairen op missie te sturen. We hebben de laatste 20 jaar een hele lijst van militaire acties. Dit artikel is opgenomen omdat het parlement meer zeggenschap wilde over de krijgsmacht. Het parlement wilde instemmingsrecht. Toen kwam de regering met dit voorstel. Art. 100. Maar je ziet geen instemming, je ziet alleen inlichtingsplicht. De Kamerleden zagen de bui al hangen en gingen toen iets bedenken. Ze zeiden dat art. 100 Gw geen formeel instemmingsrecht geeft, maar materieel instemmingsrecht. Wat is de procedure van artikel 100 Gw? = 1. De regering besluit. 2. De regering informeert de kamer. 3. Het parlement beraadslaagt. 4. De kamer neemt een motie aan waarmee ze instemt met het besluit. En dus is iedereen gelukkig, want we hebben ingestemd, dus het is goed. Maar als ze nu geen motie aannemen gaat het toch door. De regering hoeft zich er niet aan te houden. Wat is het verschil tussen een formeel en materieel instemmingsrecht van de 2e kamer? = Bij materieel hoeft de regering zich er niet aan te houden. Bij formeel instemmingsrecht kan het besluit niet tot stand komen zonder instemming van de 2e kamer. Art. 100 lid 2 wordt bijna niet toegepast. Je moet dan denken aan geheime militaire operaties. Zelfs met een motie van afkeuring waarbij het kabinet naar huis wordt gestuurd kunnen ze het nog doorzetten als demissionair kabinet.
Ingezonden op 05-01-2018 - 1172x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!