Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
› 10 College 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
10 College 10
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is volgens Berkeley de beste manier om het atheïsme te bestrijden? = Door het scepticisme te bestrijden. Was Descartes een scepticus? = Nee, maar hij begint zijn meditaties wel met twijfelen. Hoe denkt Locke over het twijfelexperiment van Descartes? = Locke denkt dat het twijfelexperiment van Descartes paradoxaal en overbodig is. Ga niet met mij in discussie, want als de wereld niet bestaat, besta ik ook niet. Wat zijn ideeën volgens Descartes? = Afbeeldingen van externe dingen. Wat zijn ideeën volgens Locke? = Simpel en complex. Wat zijn complexe ideeën volgens Locke? = Simpele ideeën samengepakt of vergeleken. Wat zijn simpele ideeën volgens Locke? = Zintuiglijke indrukken. Waardoor kennen we de materiële wereld volgens Locke? = Door ervaring. Wat zijn volgens Descartes de bronnen van de ideeën? = 1. Ikzelf. 2. God. 3. Materiële dingen. Is een appel volgens Locke een simpel of complex idee? = Een complex idee met zintuiglijke indrukken als groen, rond. Maar het probleem is: correspondeert het met de werkelijkheid. Groen is secundaire kwaliteit. Rond primair. Niet alle ideeën die we waarnemen corresponderen met de werkelijkheid, want er zijn veel secundaire eigenschappen, maar de eigenschappen in de externe wereld veroorzaken dat. Hoe weten we dat sommige ideeën lijken op externe dingen en sommigen niet volgens Locke en wat zegt Berkeley daarop? = Locke maakt een onderscheid tussen nominal en realessence. Nomenal zijn namen en eigenschappen. De realessence blijft onbekend. Berkeley zegt dat als je zegt dat de realessence onbekend blijft, je een scepticus bent. Wat is appearence? = Dingen verschijnen op zichzelf. Hoe begint Berkeley zijn tekst? = Met een samenvatting van Lockes theorie. Als je een appel ziet, zie je allemaal simpele ideeën. We kennen van de appel alleen de nomenal. Waar bevinden ideeën zich volgens Berkeley? = In de mind. Welk probleem met ideeën heeft Locke? = Of ze corresponderen met de werkelijkheid. Wat is het zijn van de dingen en een idee volgens Berkeley? = Het zijn van de dingen is waargenomen worden. Een idee is per definitie dat wat wordt waargenomen. Wat zegt Berkeley over de vraag wat de relatie tussen een idee en het object is? = Hij zegt dat het een verkeerde vraag is, want ideeën kunnen niet worden waargenomen zonder de mind. Ideeën worden waargenomen en gedacht. (Volgens Locke is intuïtieve kennis de hoogste vorm van kennis). Het enige wat je kunt zeggen is dat het is wat jij hebt gezien. Waarom is het volgens Berkeley een contradictie om jezelf af te vragen of de ideeën in de dingen bestaan? = Ideeën bestaan per definitie in de mind. Sensible things zijn dingen die worden waargenomen. Het is een contradictie om je af te vragen os iets wat in de dingen bestaat ook in je mind bestaat. Hij wil voorkomen dat hij moet concluderen dat die onbekend blijven. Hoe maakt Berkeley de connectie tussen conceivability (begrijpelijkheid/voorstellen) en possibility (mogelijkheid)? = In de Middeleeuwse filosofie is alles wat mogelijk (possibility) is wat God kan doen. Het domein van het mogelijke is groter dan het domein van het reële. Wat is je criterium om te weten wat mogelijk is? Alles wat geen contradictie impliceert. Berkeley heeft een ander criterium: Begrijpelijkheid/voorstellen: Alles wat je je kunt voorstellen bepaalt wat mogelijk is. Descartes zei dat ook: Het is mogelijk om mijn ziel zonder lichaam voor te stellen, dus is het voor God mogelijk om ons zo te scheppen. Wat is Berkeleys criterium voor wat God kan doen? = Conceivability: begrijpelijkheid/voorstellen: alles wat je je kunt voorstellen, bepaalt wat mogelijk is. Is het volgens Berkeley mogelijk om voor te stellen dat iets bestaat zonder het waar te nemen? = Nee: de essentie van de dingen bestaat in het waargenomen worden. Waarom is het een contradictie om aan te nemen dat sensible things in onze mind maar ook daarbuiten bestaan volgens Berkeley? = We weten niet of sensible things lijken op dingen. Berkeley wil zeggen dat die dingen niet bestaan door ze waar te nemen, kunnen ze alleen worde aangenomen. We kunnen ons niet anders voorstellen dan dat een idee waargenomen wordt, als je ideeën niet waarneemt is het een contradictie, ergo het is onmogelijk om een idee te hebben van een lichaam dat los staat van de mind. Hoe verzinnen we dingen volgens Berkeley? = Door te combineren. Wat zegt Berkeley over de werkelijkheid? = Hij wil niet beweren dat de werkelijkheid niet bestaat. Ideeën die je van God krijgt zijn echte dingen en andere ideeën zijn verzonnen. Zijn ontologie blijft gelijk. Hij kan onderscheid maken tussen reële dingen en fantasie, maar de materie heeft hij niet nodig. Dit is waar hij naar toe wil: sensible things bestaan alleen in de mind en niet in de dingen. Waarom is de vraag of er een gelijkenis is tussen ideeën en de buitenwereld een verkeerde vraag volgens Berkeley? = Een idee kan op niets anders lijken dan ideeën. Waarom wil Berkeley niet beweren dat de materie onbekend blijft en hoe lost hij dat op? = Dat is scepticisme en dat leidt tot atheïsme. Daarom schaft hij de materie af. We hebben alleen ideeën en die bestaan alleen in de mind. Primaire eigenschappen lijken te corresponderen met echte eigenschappen en secundaire eigenschappen niet. Wat is het probleem voor Berkeley? = Deze filosofen maken onderscheid tussen ideeën die wel corresponderen met de werkelijkheid en ideeën die dat niet doen. Er bestaan volgens Berkeley minds en ideeën zijn de passieve dingen van de mind, de inhoud. Een idee correspondeert niet met de werkelijkheid, want een idee kan niets anders dan een idee zijn. Groen is secundair en niet reëel volgens filosofen en bestaan alleen in mijn bewustzijn. Primaire kwaliteiten bestaan volgens die filosofen wel in de werkelijkheid en dat laatste vind Berkeley raar. Relativiteit is geen argument om te zeggen dat primaire kwaliteiten reëler zijn. Ze kunnen nooit los van elkaar worden waargenomen, dus het is heel raar dat je zegt dat het ene idee reëler is dan het andere idee. Probeer je eens een wereld voor te stellen waarbij er vormen zijn zonder kleur of beweging, zonder geluid. Dat lukt niet. We kunnen ons geen wereld voorstellen met vormen zonder kleur. Dat lukt niet, dus zo’n wereld kan niet bestaan. Waarom is het volgens Berkeley een contradictie om aan te nemen dat een idee ook buiten de mind bestaat? = Omdat het tegen intuïtief en ook problematisch is. Waarom correspondeert een idee niet met de werkelijkheid volgens Berkeley? = Omdat een idee niets anders dan een idee kan zijn. Op welke twee manieren zouden we volgens Berkeley kunnen ontdekken dat ideeën niet bestaan? = Sence en reason. Hij geeft twee argumenten waarom het niet kan. Dat we ideeën krijgen, betekent niet dat er ook materiële dingen zijn. Locke zegt in de pijn al bestaan van materiële dingen te kunnen bewijzen. (Sence) Descartes doet het met reason. Maar hij heeft ook het droomargument bedacht. Als het mogelijk is dat je ideeën hebt zonder materiële dingen, als je het kan bedenken kan de wereld echt zo zijn. Dus je kunt met rede de externe dingen niet bestellen. Met sence werkt ook niet. Stel dat er toch materie is die we niet kunnen kennen. Hoe moeten we dat dan weten? Deze mogelijkheid wil Berkeley uitsluiten. Hoe probeert Berkeley te bewijzen dat er geen materie is? = Je kunt niet uitleggen hoe ideeën en materie samenwerken. We zouden ook zonder materie ideeën kunnen hebben. We kunnen dus niet weten dat materie bestaat. Dat betekent niet dat het niet bestaat dat is problematisch. Ideeën zijn niet materieel. Hoe kan iets materieels iets niet materieels veroorzaken? Dat is ook het probleem met het dualisme van Descartes. Useless: omdat je er toch niets over kan weten. Daarom is de materie nutteloos. Wij zijn de enige rationelen en wij zijn de enige om de wereld en God te bewonderen. Waarom zou God iets scheppen wat nutteloos is, want hij kan ook hetzelfde bereiken met alleen ideeën. Wat betekent het volgens Berkeley in alleen een idee te zijn? = Volgens Berkeley ben je niet minder reëel. Berkeley kan niet uitleggen hoe we andere minds kunnen kennen. God heeft alles voorgesteld en de best mogelijke wereld bedacht en de werkelijkheid zijn alle ideeën in de mind van God. Je bent volgens Berkeley net zo reëel als Descartes zou denken. Je hoeft alleen niet materie te zijn. God vult geen gedachten in, maar stuurt gewaarwordingen en ideeën, maar wel heel consequent. We krijgen tegelijkertijd van God precies dezelfde ideeën. Berkeley zegt niet de werkelijkheid te ontkennen, maar alleen het materiële karakter van de werkelijkheid. Wat is volgens Berkeley het verschil tussen iets wat reëel is (in de mind van God) en wat je zelf bedenkt? = Hij wil dit verschil niet vernietigen. We zijn als mind allemaal actief. We kunnen dingen fantaseren en als we dat doen, voelen we het verschil tussen dat en ideeën van God. Hoe bewijzen Descartes en Berkeley dat materie wel of niet bestaat? = In de 6e meditatie van Descartes bewees hij de materiële dingen. Drie bronnen van ideeën: Ikzelf, God en Materiële dingen. Hijzelf is niet de bron van materiële dingen, want echte gewaarwordingen zijn onafhankelijk van je wil en levendiger. Dus dat kan hij zelf niet zijn. Als lichamen niet zouden bestaan en God zou de oorzaak zijn dan de ideeën van materiële dingen. Zou God mij bedriegen en God is goed, dus dat doet hij niet. Daarom moeten ideeën van materiële dingen ook van de materiële dingen zelf komen. Berkeley doet precies hetzelfde, maar hij komt tot een andere conclusie. Ideeën van externe dingen komen van God. Wat zijn ideeën volgens Berkeley? = Ideeën zijn passief, worden waargenomen. Er moet iets zijn wat die ideeën veroorzaakt. Ideeën kunnen niet door andere ideeën worden veroorzaakt, want ze zijn passief. Een substantie moet de oorzaak van mijn ideeën zijn. Welke substantie moet dat zijn? Hij begint met wat Descartes heeft overgehouden. Het kan geen materiële substantie zijn voor alle redenen die al zijn besproken. Ik kan niet zelf de oorzaak zijn van mijn ideeën. Hoe probeert Berkeley te bewijzen dat God de veroorzaker is van de ideeën? = Als geest ben je actief, maar ideeën kun je niet zelf hebben verzonnen, omdat ze onafhankelijk zijn van mijn wil. Dan blijft God over als veroorzaker van ideeën. Als God ideeën veroorzaakt en er geen materie is, hoe verklaart Berkeley dat God ons niet bedriegt? = Omdat God ons consistente patronen van werkelijkheid geeft met natuurwetten die blijven gelden. Het is ons probleem dat we denken dat als de materie niet bestaat we worden bedrogen.
Ingezonden op 09-01-2018 - 1269x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!