Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
› 14 College 14 en 15
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
14 College 14 en 15
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is Transcendentale esthtica? = de mogelijkheidsvoorwaarden van het gebruik van de zinlijkheid, mogelijkheid om waarnemingen te ontvangen. De aanschouwingsvormen leveren echter nog geen ervaring. Wat is de synthese volgens Kant? = De categorieën zijn de a priori vormen van het verstand. Deze worden gepresenteerd in de transcendentale analytica. Zonder aanschouwing zou het verstand leeg zijn en zonder de categorieën zouden de aanschouwingen blind zijn. Wat wil Kant met de Rede en waarom? = Net als Hume grenzen stellen. Het is onvermijdelijk om vragen te stellen die we niet kunnen beantwoorden, omdat ze boven het vermogen van de menselijke rede uitstijgen. Daarbij maakt hij het onderscheid tussen de noumenale wereld en de fenomenale wereld. Wat is de fenomenale wereld bij Kant? = De wereld die wij structureren door middel van onze a priori vormen. Wat is de noumenale wereld bij Kant? = De wereld zoals deze op zichzelf is. We hebben er geen toegang toe. Wat is Kant transcendentale dialectiek? = 1. Rationele psychologie. 2. Transcendentale kosmologie. 3. Natuurlijke theologie. Zo zag de structuur van de metafysica in die tijd eruit. Wat deed Descartes in zijn meditaties met transcendentale dialectiek? = Hij liet zien dat de ziel een substantie is die onafhankelijk van het lichaam kon bestaan. Kant laat zien dat we antinomieën vervallen. Wat betekent dit? = Tegen elke stelling kunnen we er iets tegenover zetten waar je net zo veel argumenten voor kunt bedenken. We kunnen geen conclusie rationeel trekken omtrent de wereld, de ziel of God. Deze vragen zijn echter onvermijdelijk om te stellen, omdat in onze rede a priori ideeën zijn. Wat zijn de a priori ideeën in onze rede volgens Kant? = 1. Psychologisch idee (ziel). 2. Kosmologisch idee (wereld). 3. Theologisch idee (God). Deze ideeën kunnen we wel denken, maar niet kennen. Deze ideeën hebben volgens Kant een regulatieve functie in zijn ethiek. Deze postulaten kunnen niet worden bewezen. Wat zijn paralogismen bij Kant? = Gevolgtrekkingen voortkomend uit de menselijke rede waarin ten onrechte geconcludeerd wordt dat dat de ziel is. Welke vier paralogismen onderscheidt Kant? = 1. Substantie. 2. Enkelvoudig. 3. Identiek aan zichzelf. 4. Staat in relatie met mogelijke objecten in de ruimte. Dit zijn allemaal synthetische uitspraken. De categorieën worden ten onrechte toegepast op het ‘Ik denk’ omdat het ‘ik denk’ geen object is van de aanschouwing of een mogelijke ervaring. Kunnen we de categorieën volgens Kant toepassen op het cogito? = Nee. Welke twee vormen van bewustzijn onderscheidt Kant? = 1. Empirische apperceptie. 2. Transcendentale apperceptie. Wat is empirische apperceptie volgens Kant? = Waarnemingen van eigen zelf, een stroom van innerlijke verschijning waarin er geen bestendig blijvend object is. (Vergelijken met Hume: bundle of perceptions). Het is onmogelijk het zelf numeriek identiek door middel van de apperceptie te denken en om uit een constante stroom een eenheid te vormen. Methode van introspectie: Wanneer we onze eigen gedachten proberen waar te nemen, kan dit niet numeriek identiek gebeuren. Een zelf is echter wel numeriek identiek. Door middel van empirische apperceptie kan een idee van een eigen zelf niet gevormd worden. Waar krijg je dan het idee van eenheid? Zelfbewustzijn betekent impliciet dat je altijd identiek bent met jezelf. Wat is transcendentale apperceptie volgens Kant? = Het zuivere, oorspronkelijke, onveranderlijke bewustzijn, à identiteit, zelfbewustzijn, die de synthese van het menigvuldige van al onze aanschouwingen vormt. Het is dankzij de noodzakelijke eenheid van deze apperceptie dat de voorstellingen in de synthese van de aanschouwingen bij elkaar horen. Je krijgt heel veel indrukken en je moet een synthese maken op basis van de categorieën. Hoe kun je dat doen als het niet jouw voorstellingen zijn? De erkenning dat deze gedachten jouw eigen gedachten zijn, leidt tot het idee van een zelfbewustzijn. Wat is de drager van de categorieën en hoe leren we dat? = Het ‘ik denk’. In het kenproces. Wat kan het verstand niet en de zintuigen wel volgens Kant? = Het verstand kan niets aanschouwen (tijd-ruimtelijke structuur), dit kunnen alleen de zintuigen. De zintuigen ontvangen indrukken en die worden door de zinnelijkheid gestructureerd. Hoe weerlegt Kant het idealisme? = Kants bewering dat kennis waarneming vereist, is al een weerlegging van het idealisme. Iedere vorm van kennis vereist waarneming. Als Kant zegt dat God, de ziel en de wereld zich niet laten kennen, is dat omdat kennis waarneming vereist. Wat niet onder de mogelijke waarneming valt, kan nooit gekend worden. Bij Descartes gaat hij in het begrip (God) al op zoek naar het bewijs van een mogelijke ervaring. Een begrip dat aan de waarneming voorafgaat, vertelt ons alleen iets over de mogelijkheid van het bestaan ervan. In het begrip is nooit het bewijs van het bestaan van zo’n ding inbegrepen. We kunnen kennis verkrijgen over objecten die we waarnemen of waarvan we via theorie kunnen afleiden. Kant wil laten zien dat juist zijn bewering dat kennis waarneming vereist een weerlegging van het idealisme is. Als we niet beginnen bij de ervaring, lopen we risico in het idealisme te vervallen. Existentie is een categorie, maar aan het toepassen van categorieën moet een waarneming vooraf gaan. In het begrip is nooit het bewijs van het bestaan van een ding inbegrepen, alleen de mogelijkheid van het bestaan van het ding. Wat voor kritiek heeft Kant op Descartes? = In het begrip alleen van een ding, kan geen kenmerk van het bestaan ervan worden gevonden (kritiek op Godsbewijs van Descartes: in het begrip van God ligt al besloten dat hij bestaat). Kant denkt dat Descartes een idealist was, omdat hij het cogito bewijst, maar hij heeft ook het bestaan van de buitenwereld bewezen, dus geen idealisme. Het cogito is een intuïtie waarmee Descartes uit zijn twijfel komt. Het bestaan van de buitenwereld wordt afgeleid. Hij heeft hier echter wel het bestaan van God voor nodig. De afleiding berust op een godsbewijs dat Kant niet kan accepteren. Kant denkt dat we in de meditaties geen echt argument hebben dat laat zien dat de buitenwereld geen illusie kan zijn. De enige verwering die Descartes onbetwistbaar kan kamen in de meditaties is het cogito. Zodra hij de scheiding tussen res cogitans en res extensa schept, komt hij in de problemen. Hij laat dan de mogelijkheid open dat de res cogitans de werkelijkheid schept. Hoe weerlegt Kant het idealisme van Berkeley en Descartes? = Zonder objecten buiten ons hebben we geen innerlijke ervaring en zonder ervaring geen zelfbewustzijn. Wat is volgens Kant het bewijs van de buitenwereld? = De tijd gaat voortdurend verder, ruimte is bestendig, innerlijke waarnemingen hebben alleen een temporele structuur. Uiterlijke waarnemingen hebben een temporele en ruimtelijke structuur. We hebben de bestendigheid nodig om de temporele volgorde te kunnen verklaren. Substantie is een ding dat bestendig is. We dingen dat in de materie/ruimte. Ruimte is stabiel terwijl de tijd per definitie voortdurend stroomt. De materiële objecten moeten iets reëels zijn. Als de hele wereld een illusie zou zijn, zou ik ook geen apperceptie hebben. Welke twee vormen van idealisme onderscheidt Kant? = Het problematisch idealisme van Descartes. Het dogmatisch idealisme van Berkeley. Is Descartes een idealist volgens Kant? = Nee, want hij bewijst het bestaan van de buitenwereld. Het cogito is een intuïtie waarmee Descartes uit zijn twijfel komt à enige onbetwijfelbare zekerheid: onbetwistbaar fundament. Door middel van deze intuïtie wordt het bestaan van de buitenwereld afgeleid. Descartes heeft voor deze afleiding een tussenstap nodig: het bewijs van God. Wat kan Kant niet accepteren van Descartes bewijs van het bestaan van de buitenwereld? = De tussenstap die Descartes nodig heeft waarbij hij het bestaan van God bewijst. Wat is het enige dat Descartes echt heeft kunnen bewijzen volgens Kant? = Alleen het cogito, niet de buitenwereld. ‘En dat kan haast niet anders gebeuren dan door aan te tonen dat zelfs onze innerlijke ervaring, waar Descartes niet aan twijfelde, alleen mogelijk is onder de voorwaarde van uiterlijke ervaring.’ – bladzijde 287. Wat zegt Kant hier over en over Berkeley’s theorie die de materie helemaal verwerpt? = beide theorieën komen erop neer dat we het bestaan van een materiële wereld niet kunnen bewijzen. Kant wil weerleggen dat we het bestaan van een materiële wereld niet kunnen bewijzen door aan te tonen dat zelfs onze innerlijke ervaring alleen mogelijk is onder voorwaarde van uiterlijke ervaring. Uiterlijke ervaring is vereist om innerlijke ervaring te kunnen hebben. Hoe weerlegt Kant het problematische idealisme (van Descartes)? = Als wij de categorieën gaan toepassen, ontdekken wij het ‘ik denk’. Het ‘ik denk’ is de drager van het zuivere intellectuele vermogen. Een voorwaarde voor het denken is de empirische ervaring. Innerlijke toestanden doen zich voor in een temporele volgorde: deze volgorde kan alleen bepaald worden door iets wat stabiel is, als referentiepunt. Dat wat bestendig is, is ruimte. Uiterlijke waarnemingen hebben een ruimtelijke en temporele structuur, bestendigheid, voor het bepalen van een temporele volgorde. Een substantie ie iets bestendigs: bestendigheid wordt gevonden in ruimte en materie. Tijd stroomt, ruimte is onbeweeglijk. Van eigen bestaan bewust in de tijd, niet in de ruimte. Tijd bepalen kan alleen in iets bestendigs. Iets bestendigs wordt gevonden in de ruimte (materie): in de buitenwereld een tijd-ruimtelijke structuur, waarmee de volgorde van innerlijke ervaring geordend kan worden. Het probleem van Descartes is dat de enige directe ervaring het cogito is, dus de afleiding om tot de buitenwereld te komen is per definitie minder zeker. Ook in onszelf zou de oorzaak van uiterlijke dingen kunnen liggen. Uiterlijke ervaring is volgens Kant direct. Alleen de uiterlijke ervaring maakt de eigen ervaring van de stroom van onze gedachten in de tijd mogelijk. Hoe denkt Kant over uiterlijke ervaring? = Het is direct en alleen de uiterlijke ervaring maakt de eigen ervaring van de stoom van onze gedachten in de tijd mogelijk. Hoe interpreteert Kant het dogmatisch idealisme van Berkeley? = Berkeley komt volgens Kant tot de conclusie dat externe dingen niet bestaan, omdat Berkeley op zichzelf staande dingen in de ruimte niet al bestaand benoemd. Dit is niet Berkeley’s argument. Wat is Berkeley’s argument bij het dogmatisch idealisme? = Het heeft niets te maken met tijd en ruimte. Probeer je eens iets voor te stellen dat niet wordt waargenomen. Dat is onmogelijk volgens Berkeley. Voorstellen is waarnemen. Kant probeert het probleem van Berkeley op te lossen door tijd en ruimte. Wat moet een substantie volgens Kant zijn om het een substantie te kunnen noemen? = Onderhevig aan de aanschouwing. Wat voor uitspraken kunnen we alleen maar doen als we alleen de categorieën hebben volgens Kant? = Analytische uitspraken. Wat heb je volgens Kant buiten de categorieën nog meer nodig om synthetische uitspraken te kunnen doen? = Aanschouwing. De categorieën hebben objectieve realiteit. Innerlijke aanschouwing is niet genoeg, er is ook uiterlijke aanschouwing nodig. Waarom kunnen we volgens Kant het begrip substantie alleen toepassen op de uiterlijke aanschouwingen en niet op de innerlijke? = De categorie substantie kan alleen worden toegepast op iets bestendigs. Iets bestendigs is in de ruimte: materiële objecten. De tijd stroomt voortdurend. Wat is er volgens Kant nodig als we een oorzakelijke relatie in de wereld proberen voor te stellen? = Beweging. Er is geen beweging mogelijk zonder dat er ook sprake is van ruimte en tijd. Is causaliteit volgens Kant a priori of a posteriori? = A priori. Wat zijn alle grondbeginselen van het verstand volgens Kant? = Categorieën. Wanneer zijn volgens Kant synthetisch a priori uitspraken geldig? = Als ze betrekking hebben op mogelijke ervaring. Welke twee problemen zijn er door Descartes ontstaan? = 1. Het lichaam-ziel dualisme. 2. De relatie tussen de mentale representatie en objecten: thema cursus. Hoe denkt Descartes over de relatie tussen externe objecten en onze beelden/ideeën daarvan? = Externe objecten zijn de oorzaak van de beelden/ideeën van de objecten, maar de ideeën lijken niet op de echte objecten. Objecten hebben alleen primaire kwaliteiten. De ideeën hiervan hebben ook secundaire objecten. De secundaire kwaliteiten wijken af van de echte objecten. Hoe denkt Locke over de relatie tussen externe objecten en onze ideeën daarvan? = Externe objecten zijn de oorzaak van de ideeën van objecten. Hoe denkt Berkeley over de relatie tussen externe objecten en onze ideeën daarvan? = Er bestaat niets anders dan mentale representatie. De essentie ligt in het waargenomen worden. Hoe denkt Hume over de relatie tussen externe objecten en onze ideeën daarvan? = Argumenten van Berkeley vindt Hume goed, maar het zijn de argumenten van de scepticus. Berkeley heeft gelijk: we hebben geen manier om tot de objecten te komen. Het is echter wel natuurlijk dat er een causaal verband is tussen objecten en de mentale representatie. We kunnen dit echter niet bewijzen, dus krijgt de scepticus altijd gelijk. Er is geen manier om het bestaan van externe objecten te poneren. We gedragen ons alleen alsof er een buitenwereld bestaat. Hoe denkt Kant over de relatie tussen externe objecten en onze ideeën daarvan? = Radicale verandering van relatie mentale representatie en objecten. Afvragen hoe objecten zich tot ons richten en niet hoe wij ons tot de objecten richten. Waarom is het lichaam-ziel probleem ontstaan volgens Kant? = Omdat Descartes meent dat we onze ziel kunnen kennen voordat we een idee van een lichaam hebben. Over de ziel kunnen we geen kennis hebben volgens Kant, omdat kennis waarneming nodig heeft. De ziel kunnen we niet waarnemen.
Ingezonden op 10-01-2018 - 1212x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!