Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn
› 8 H 6+7+8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn
8 H 6+7+8
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
gens, gentem= volk terribilis, terribile= verschrikkelijk autem= maar, echter itaque= daarom contentus, contenta, contentum= tevreden quia= omdat femina= vrouw dant= zij geven parat= hij bereidt voor, maakt gereed domus= huis conveniunt= zij komen samen parentes= ouders finis, finem= einde multus, multa, multum= veel invitat= hij nodigt uit iam= al, reeds Romanus= Romein, Romeins iuvenis, iuvenim= jongeman rapiunt= zij grijpen, roven homo, hominem= mens, man per +acc= door ... heen, gedurende, door (middel van) postea (bijw)= daarna, later rogat= hij vraagt perdit= hij richt te gronde, verliest post +acc= na talis, tale= zo'n, zodanig(e), zulk(e) atque= en donum= geschenk miles, mulitem= soldaat dux, ducem= aanvoerder extra +acc= buiten donat= hij geeft sperat= hij hoopt iaciunt= zij gooien expugnat= hij verovert aurum= goud claes, cladem= nederlaag inter +acc= tussen pars, partem= deel prope= bijna, (+acc) dichtbij lacrima= traan vulnerant= zij verwonden pax, pacem= vrede finit= hij beëindigt accipiunt= zij nemen aan, ontvangen, verkrijgen facěre= (te) maken, doen verbum= woord pugnare= vechten orant= zij smeken 7: agricola = boer gero (gerěre)= dragen, oorlog voeren malum= ramp quid?= wat? primus, prima, primum= eerste pario (parěre)= voortbrengen debeo (debēre)= moeten praetera= bovendien vos= jullie nos= wij, ons pugna= gevecht ante +acc= voor statim= meteen redeo(riděre)= lachen iterum= weer, opnieuw clamo (clamare)= roepen ecce!= kijk! denique= tenslotte redeo (redēre)= lachen opprimo (oppriměre)= neerdrukken, overweldigen, overvallen occido (occiděre)= doden at= maar ego= ik tu= jij eum= hem respondeo (respondēre)= antwoorden maneo (manēre)= wachten(op), blijven fugio (fugěre)= vluchten -ne= ...? , leidt een vraagzin in, niet vertalen interficio (interficēre)= doden te= je, jou secundus, secunda, secundum= tweede mortuus, mortua, mortuum= dood, gestorven curro (currěre)= rennen 8A olim (bijw) = ooit, eens, vroeger laudo (laudare)= prijzen excito (excitare)= (op)wekken, opjagen hostis, hostem= vijand antea (bijw)= vroeger puer, puerum = jongen soleo (solēre) = de gewoonte hebben, gewoonlijk doen nobilis, nobile= aanzienlijk, van hoge afkomst erat (imperf) = hij was dormio (dormire) = slapen postquam = nadat intro (intrare) = binnengaan territus, territa, territum= verschrikt clamor, clamorem = geschreeuw, lawaai propero (properare)= zich haasten ibi= daar 8B video, vidi (vidēre) = zien cum= toen, wanneer caput (onz)= hoofd flamma= vlam appareo, apparui (apparēre)= verschijnen servus= slaaf eos (acc, mn, mv)= hen, deze(n), die veto, vetui (vetare)= verbieden intellego, intellexi (intellegěre)= begrijpen inquit= zegt (hij), zei (hij) ardei, arsi (ardēre)= branden, in brand staan cur= waarom maximus, maxima, maximum= grootste, zeer groot insignis, insigne= opvallend, bijzonder, bekend ut= (zo)als noster, nostra, nostrum= onze, (van)ons totus, tota, totum= (ge)hele convoco (convocare)= bijeenroepen dico, dixi (dicěre)= zeggen ipse, ipsa, ipsum = zelf 8C: mulier, mulierem= vrouw, echtgenote venio, veni (venire)= komen liber, mv libri= boek fero, tuli (ferre)= dragen, brengen, verdragen paratus, parata, paratum= voorbereid, gereed, bereid divinus, divina, divinum= goddelijk pretium= prijs quaero, quasivi (quaerěre)= zoeken, vragen nimius, nimia, nimium= te veel, te groot posco, poposci (poscěre)= eisen, vragen rideo, risi (ridēre)= lachen puto (putare)= menen, (+2acc) vinden, beschouwen als pono, posui (poněre)= plaatsen, neerleggen tres= drie impono, imposui (imponěre)= plaatsen op, leggen op reliquus, reliqua, reliquum= overig emo, emi (eměre)= kopen idem= dezelfde, hetzelfde peto, peti(v)i (petěre)= vragen, streven naar magis (bijw)= meer eam (acc vrl ev) = haar, deze, die alius, alia, aliuD= ander incendo, incendi (incenděre)= in brand steken rursus= weer, terug tandem= tenslotte, (uit)eindelijk nusquam= nergens
Ingezonden op 15-01-2018 - 548x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!