Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Duitse, deel 34

34 Duits H3 en H4

Jaar 3 (Atheneum)

het apparaat + = das Gerät, die Geräte
het apparaat! + = der Apparat, die Apparate
de bar + = die Bar, die Bars
het bericht + = die Nachricht, die Nachrichten
het concert + = das Konzert, die Konzerte
de digitale camera + = die Digitalkamera, die Digitalkameras
de dvd-recorder + = der DVD-Rekorder, die DVD-rekorder
de film + = der Film, die Filme
de filmcamera + = die Filmkamera, die Filmkameras
de foto + = das Foto, die Fotos
de iPod + = der Ipod, die iPods
de kunst = der Kunst
het museum + = das Museum, die Museen
de piano + = das Klavier, die Klaviere
het programma + = das Programm, die Programme
de radio + = das Radio, die Radios
de speelfilm + =der Spielfilm, die Spielfilme
het sportevenement = die sportveranstaltung
de tablet = das Tablet
de televisie + = der Fernseher, die Fernseher
het televisieprogramma, de tv-gids + = das Fernsehprogramm, die Fernsehprogramme
het ticket + = das Ticket, die Tickets
de tip + = der Tipp, die Tipps
de uitzending + = die Sendung, die Sendungen
de voetbalwedstrijd + = das FuBballspiel, die FuBballspiele
de wedstrijd + = der Wettkampf, die Wettkämpfe

J||
een foto uploaden = ein Bild hockladen
een sms sturen = eine SMS schicken
inloggen = einloggen
muziek luisteren = Musik hören
naar het museum gaan + = ins Museum gehen, gegangen
op internet surfen = im Internet surfen
opslaan = speichern
paardrijden + = reiten, geritten
piano spelen = Klavier spielen
plezier hebben in, leuk zijn = spaB machen
radio luisteren = Radio hören
roeien = rudern
schaatsen = Schlittschuh laufen, gelaufen
tv-kijken = fernsehen, ferngesehen
verwijderen= löschen
wielrennen + = Rennrad fahren, gefahren
winkelen, inkopen doen = einkaufen
winnen + = gewinnen, gewonnen
zeilen = segeln
zich veroorloven = sich leisten
zin hebben in = lust haben auf
zwemmen + = schwimmen, geschwommen
J|||
's avonds= am Abend
grappig= lustig
in het weekend= am wochenende
meestal= meistens
's middags= am Nachmittag
modern= modern
's morgens= am Morgen
ouderwets= altmodisch
saai= langweilig
vaak= oft
via facebook= über facebook
vooraan= vorn(e)
schlau = slim
ablenken = afleiden
witzig = grappig
gruselig = griezelig
das Gehirn = de hersenen
faul = lui
süchtig = verslaafd
überflüssig = overbodig
vernachlässigen = verwaarlozen
sofort = onmiddelijk
einen großen= een belangrijke functie
Stellenwert einnehmen = innemen
untrennbar = onscheidbaar
Bescheid geben = laten weten
die Fernbedienung = de afstandbediening
die Folge = de aflevering
umsonst = gratis
sonst = anders
Hallo Lars, hast du Lust, am Samstagmorgen mit mir ins Museum zu gehen? =Hallo Lars, heb je zin om zaterdagochtend met mij naar het museum te gaan?
Das ist mir zu langweilig. =Dat vind ik te saai.
Schade, dort wird Graffitikunst gezeigt. Das wird dir bestimmt Spaß machen. =Jammer, er wordt graffitikunst getoond. Dat zul je zeker leuk vinden.
Ach nein, ich will lieber einkaufen. Ich brauche eine neue Digitalkamera. Komm doch mit!=Ach nee, ik wil liever shoppen. Ik heb een nieuwe digitale camera nodig. Kom toch mee!
Okay, ich komme am Nachmittag zu dir. =Oké, ik kom vanmiddag naar je toe.
Das wird bestimmt lustig. =Het wordt vast leuk.
Was sind deine Hobbys? =Wat zijn jouw hobby’s?
Ich schwimme, höre gerne Musik und gehe oft ins Konzert.= Ik zwem, luister graag muziek en ga vaak naar een concert.
Spielst du selber auch ein Instrument? =Speel je zelf ook een instrument?
Ja, ich spiele Klavier. Das findest du bestimmt altmodisch, oder? =Ja, ik speel piano. Dat vind jij vast ouderwets, niet?
Nein, gar nicht! Ich habe letztens eine Sendung über Instrumente gesehen. Was für Musik hörst du gerne?= Nee, helemaal niet! Ik heb laatst een uitzending over instrumenten gezien. Naar welke muziek luister je graag?
Rockmusik. Ich höre gerne Radio über das Internet. Aber ich habe auch einen iPod für unterwegs. =Rockmuziek. Ik luister graag radio via internet. Maar ik heb ook een iPod voor onderweg.
Kommst du am Abend zu mir? Es kommt ein guter Spielfilm im Fernsehen. =Kom je vanavond naar mij toe? Er komt een goede speelfilm op televisie.
Ich kann leider nicht. Ich muss Rennrad fahren. Ich habe am Wochenende einen wichtigen Wettkampf.= Ik kan helaas niet. Ik moet wielrennen. Ik heb in het weekeinde een belangrijke wedstrijd.
Schade, hast du vielleicht am Nachmittag Zeit? =Jammer, heb je misschien vanmiddag tijd?
Nein, das kann ich mir nicht leisten. Ich möchte vorne mitfahren. =Nee, dat kan ik me niet veroorloven. Ik wil graag vooraan meerijden.
Du gewinnst ja auch oft. Ich würde auch gern mehr Sport machen. Reiten oder Segeln gefallen mir. =Jij wint toch ook vaak. Ik zou ook graag meer aan sport doen. Paardrijden of zeilen vind ik leuk.
Hier kann man gut rudern oder Schlittschuh laufen. Warum guckst du dir nicht ein Training im Verein an?= Hier kun je goed roeien of schaatsen. Waarom ga je niet eens een training bij de vereniging bekijken?
Weißt du, was am Freitagabend im Fernsehen kommt? =Weet jij wat er vrijdagavond op televisie komt?
Hier ist das Fernsehprogramm. Willst du einen Film sehen? =Hier is de tv-gids. Wil je een film kijken?
Mein Vater hat uns einen HarddiskRekorder gekauft. Den will ich mal ausprobieren. =Mijn vader heeft voor ons een harddiskrecorder gekocht. Die wil ik eens uitproberen.
Okay, dann können wir gemeinsam bei dir fernsehen. =Oké, dan kunnen we samen bij jou tv-kijken.
Surfst du oft im Internet? =Surf jij vaak op internet?
Ja, fast täglich. Meistens bin ich bei Facebook eingeloggt. =Ja, bijna iedere dag. Meestal ben ik bij Facebook ingelogd.
Wozu benutzt du das? =Waar gebruik je dat voor?
Ich lade oft Bilder hoch. Außerdem schreibe ich viele Nachrichten.= Ik upload vaak foto’s. Bovendien schrijf ik veel berichten.
Kann man die Nachrichten auch bearbeiten?= Kun je die berichten ook bewerken?
Ja, und man kann sie auch löschen.= Ja, en je kunt ze ook verwijderen.
de bril= die Brille
de brillen= die Brillen
de buik= der Bauch
het haar= das Haar
de haren= die Haare
de hand= die Hand
de handen= die Hände
het hart= das Herz
het hoofd= der Kopf
de hoofden= die Köpfe
de mond= der Mund
de neus= die Nase
het oog= das Auge
de ogen= die Augen
het oor= das Ohr
de oren= die Ohren
de pijn= der Schmerz
de pijnen= die Schmerzen
de rug= der Rücken
de tand= der Zahn
de tanden= die Zähne
het toilet= die Toilette
de toiletten= die Toiletten
de verkoudheid= der Schnupfen
de vinger= der Finger
de vingers= die Finger
de voet= der Fuß
de voeten= die Füße
de wc= das WC
de wc's= die WCs
aan de hand zijn= los sein
doen, maken= machen
gaan liggen= sich legen
gaan slapen= schlafen gehen, gegangen
gaan zitten= sich setzen
gebruiken= benutzen
goed gaan= gut gehen, gegangen
helpen= helfen, geholfen
horen= hören
huilen= weinen
je haar kammen= die Haare kämmen
je haar knippen= die Haare schneiden, geschnitten
kijken= gucken
lachen= lachen
liggen= liegen, gelegen
luisteren= zuhören
naar bed gaan= ins Bett gehen, gegangen
nemen= nehmen, genommen
op zijn= auf sein, gewesen
opstaan= aufstehen, aufgestanden
slapen= schlafen, geschlafen
smaken= schmecken
staan= stehen, gestanden
tanden poetsen= Zähne putzen
voelen= fühlen
zeer doen= wehtun, wehgetan
zitten= sitzen, gesessen
beterschap!= Gute Besserung!
duizelig= schwindlig
gewond; verwond=verletzt
goed= gut
hoe gaat het met je?= Wie geht es dir?
ik heb het koud= Mir ist kalt
ik heb het warm= Mir ist warm
kapot= kaputt
moe= müde
rustig= ruhig
zwak; slap= schwach
slecht; misselijk= schlecht
sterk= stark
zenuwachtig= nervös
ziek= krank

Ingezonden op 10-02-2018 - 862x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Duitse, deel 34

34 Duits H3 en H4