Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits examenwoordenschat6V
› 1 blz. 10-12-14-16
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits examenwoordenschat6V
1 blz. 10-12-14-16
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
können= kunnen könnte= zou kunnen Kontrast= contrast Konzept= concept körperlich= lichamelijk Körper= lichaam kräftig= krachtig Kraft= kracht Kriminal= detecitve, misdaads Kunde= klant Kunden= klanten Kundschaft= klantenkring kurzfristig= op korte termijn kürzlich= kort geleden lächerlich= belachelijk Laden, Geschäft= winkel Lage= situatie, ligging längst= allang langweilig= saai sich langweilen= zich vervelen Langweile= verveling lassen= laten lästig= lastig laut= volgens lautstark= luid lediglich= slechts Leidenschaft= passie leisten= presteren Leistung= prestatie letzten Endes, letztendlich= uiteindelijk locker= losjes löschen= blussen Luft= lucht lustig= grappig macht sich nichts draus= trekt zich niets ervan aan manch...= sommig... mangeln an= gebrek aan Mangel= gebrek Maßnahmen treffen/ einleiten/ ergreifen= maatregels nemen Medikamente= medicijnen Medizin= medicijn mehrfach= veelvuldig mehrmals= veelvuldig Menge= hoeveelheid Unmenge= grote hoeveelheid Praxis= praktijk in der Praxis= in de praktijk Rahmen= kader im Rahmen= in het kader van rauben= roven beraubt=beroofd Räuber= rovers rechtfertigen= rechtvaardigen reichen= toereikend zijn ausreichend= voldoende ausreichen= voldoende zijn Reifen= wielen relevant= belangrijk renommiert= met een grote naam Rente= pensioen rund= ongeveer sämtlich= totaal Satz= zin schaffen= voor elkaar krijgen schief= schuin gerade= recht Schild= bord schildern= beschrijven Schimmelpilz= schimmel Schlag= slag schlau= slim klug= slim schließen aus= opmaken uit schließlich= uiteindelijk schlimm= erg Schlussfolgerung= conclusie schmal= smal Schmutz = vuil schmutzig= vuil Schritt für Schritt= stap voor stap schützen= beschermen Schutz= bescherming Seite= zijde sentimental= sentimenteel sich einmischen= zich bemoeien met sich erholen= recreëren sich kümmern um= zorgen voor sich sträuben gegen= tegen iets zijn Sieg= overwinning Sieger= winnaar trübe= troebel üblich= gebruikelijk Umsatz= omzet umso, desto= des te Umwelt= milieu umziehen= verhuizen, omkleden unbedingt= beslist und zwar= namelijk unten= beneden oben= boven Unterhaltung= gesprek Unterlagen= documenten Unterschied= verschil unterschiedlich= verschillend Unterschrift= handtekening usw (und so weiter)= enzovoort Veranstaltung= evenement veranstalten= organiseren (das) Verbrechen= misdaad Verbrecher= misdadiger verdächtigen= verdenken Verdacht= verdenking vereinbaren= afspreken Vereinbarung= overeenkomst Verfahren= procedure verfügen= beschikken over zur Verfügung= ter beschikking verführen= verleiden vergangen= verleden Vergangenheit= verleden Verhalten= gedrag sich verhalten= zich gedragen Verhältnis= verhouding verknallt= verliefd vermitteln= bemiddelen vernachlässigen= verwaarlozen verpflegen= voeden Verpflegung= voedselvoorziening verschieden= verschillend verschollen, verschunden (verschwinden)= verdwenen versprechen= beloven Verständnis= begrip verständnisvoll= begripvol verstecken= verstoppen versuchen= proberen der Versuch= poging wirtschaftlich= economisch Wirtschaft= economie wissen, wusste, gewusst= weten wissenschaftlich= wetenschappelijk Wissenschaft= wetenschap witzig= grappig Wohl= welzijn wohl= mogelijk Dummheit= blunder zum Beispiel (z.B.)= bijvoorbeeld zeigen= laten zien Zeile= regel Zettel= briefje Zeugnis= rapport, getuigschrift Ziel= doel Zinsen= rente zudem= verder, bovendien zuerst= als eerste zufolge= volgens zuletzt= als laatste zunächst= eerst zunehmen= toenemen Zuneigung= genegenheid zusätzlich= extra Zusatz= toevoeging zuständig= verantwoordelijk zutreffen, trifft zu= is van toepassing, is het geval Zwang= dwang zwar...aber...= weliswaar...maar... Zweck= doel zweitens= ten tweede rücksichtslos= medogenloos
Ingezonden op 06-03-2018 - 345x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!