Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
V4-Engels
› 51 31-50
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
V4-Engels
51 31-50
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
--- 31-40 --- leisure time, spare time, free time = vrije tijd audience = publiek stage = podium, toneel to entertain = vermaken entertainment = vermaak, amusement (fun) fair = kermis to request = verzoeken request = verzoek treasure = schat to conduct = dirigeren, leiden director = regisseur to direct = regisseren celebrity = beroemdheid celebrated, famous = beroemd cast = rolbezetting to act = spelen, acteren award = prijs to award = toekennen part, role = rol to perform = opvoeren performance = voorstelling to rehearse = repeteren rehearsal = repetitie entrance = ingang art = kunst to exhibit = tentoonstellen exhibit = tentoongesteld voorwerp exhibition = tentoonstelling to admit = toelaten admittance = toegang admission = toegangsprijs, entree traffic = verkeer lane = rijstrook cautious, careful = voorzichtig careless = onvoorzichtig caution! = pas op! mistake, error = fout to avoid = vermijden rush hour = spitsuur to prevent = voorkomen, verhinderen the prevention of = het voorkomen van speed limit = maximum snelheid to exceed = overschrijden to blame = de schuld geven blame = schuld it is my fault = het is mijn schuld due to, owing to = te wijten aan occupant = inzittende pedestrian = voetganger pavement = trottoir accidentally = per ongeluk curve, bend = bocht to appear = verschijnen junction = kruispunt to overtake = inhalen (road) sign = verkeersbord, teken signpost = wegwijzer to indicate = aangeven indication = aanwijzing driving licence = rijbewijs to occur, to happen = gebeuren (death) toll = aantal (slachtoffers) toll = tol, tolgeld reckless = roekeloos flammable, inflammable = ontvlambaar motorist = automobilist traffic jam = opstopping jammed, congested = verstopt congestion = verstopping charge = heffing tailback = file to fine = bekeuren fine= boete ticket = bekeuring, bon regulation, rule = regel lorry, truck = vrachtwagen to collide = botsen collision = botsing injured = gewond injury = verwonding damage = schade to damage = beschadigen vulnerable = kwetsbaar limited, restricted = beperkt public transport = openbaar vervoer means = middel to leave, to depart = vertrekken departure = vertrek arrival = aankomst platform = perron carriage = wagon, rijtuig vacant = vrij, onbezet overdue = over tijd terminus = eindstation cargo = lading, vracht taxi, cab = taxi queue, row = rij to queue = in de rij staan to connect, to link = verbinden connection, link = verbinding, verband commuter = forens to commute = heen en weer reizen fare = tarief (van vervoer) distant = ver, afgelegen underground, tube = metro subway = voetgangerstunnel boot = kofferbak mechanic = monteur to repair = repareren bonnet = motorkap torch = zaklantaarn battery = batterij, accu gear = versnelling to check = controleren flat tyre = lekke band puncture = lek, gaatje pressure = druk to adjust = verstellen adjustable = verstelbaar belt = gordel, riem petrol = benzine to run out = opraken fuel = brandstof economical = zuinig to polish = poetsen wax = was characteristic, feature = kenmerk purpose = doel inevitable = onvermijdelijk spare (part) = reserveonderdeel to hire, to rent = huren indispensable = onmisbaar to cover = afleggen, bedekken abroad = in, naar het buitenland journey = reis (over land) voyage = reis (over zee) coach = touringcar ferry = veerboot cabin = hut berth, cage = kooi yacht = jacht vessel = vaartuig binoculars = verrekijker wreck = wrak to be wrecked = vergaan to rescue = redden rescue = redding to board = instappen altitude = hoogte to hijack = kapen course = koers, loop to alter = wijzigen runway = startbaan, landingsbaan to cancel = annuleren to crash = neerstorten mystery = raadsel, mysterie disappearance = verdwijning inquiry (into) = onderzoek (naar) to submit = voorleggen to go through customs = door de douane gaan customs officer = douanebeambte to declare = aangeven luggage, baggage = bagage baggage belt = bagageband suitcase = koffer to consist of = bestaan uit to attach = vastmaken excess baggage = extra bagage, overgewicht border/frontier = grens enterprise = onderneming fellow = mede- foreign = buitenlands map = kaart resort = vakantieoord tax = belasting duty-free, tax-free = belastingvrij destination = bestemming to surround = omgeven surroundings = omgeving to explore = verkennen form = formulier (in)valid = (on)geldig visa = visum to apply for = aanvragen application = aanvraag sight = bezienswaardigheid leaflet = folder to enquire, to inquire = informeren enquiry, inquiry = verzoek om informatie to make enquiries / inquiries = inlichtingen vragen to arrange = regelen arrangement = regeling to stay with = logeren bij to recommend = aanbevelen recommendation = aanbeveling mainly = voornamelijk campsite, camping site = camping to put up, to pitch = opzetten equipment, gear = uitrusting oriental = oosters tiring = vermoeiend worth = de moeite waard otherwise = anders space = de ruimte to be stuck = vastzitten chain = keten resident = hotelgast vacancy = kamer vrij guest house = pension inn = herberg to encounter = tegenkomen, ontmoeten encounter = ontmoeting incident = voorval agriculture = landbouw area, region = gebied, streek agricultural = landbouw- rural = plattelands(-), landelijk (in)fertile = (on)vruchtbaar soil = grond, aarde fertiliser = kunstmest fertility = vruchtbaarheid to cultivate = bebouwen implement = werktuig tenant = pachter, huurder harvest, crop = oogst crop = gewas barn = schuur pesticide = bestrijdingsmiddel pest = ongedierte to spray = bespuiten meadow = weide ditch = sloot to breed (bred - bred) = fokken, kweken breed = ras dairy farm = melkveebedrijf dairy product = zuivelproduct to settle = zich vestigen settler = kolonist settlement = nederzetting peasant = kleine boer pet = huisdier jaw = kaak shark = haai to attack = aanvallen attack = aanval to hunt = jagen to catch (caught, caught) = vangen spider = spin harm = kwaad trap = val to sting (stung, stung) = steken ant = mier wasp = wesp to create = scheppen creature = schepsel, wezen herd = kudde somehow = op de een of andere manier donkey = ezel burden = last to tie (to) = vastbinden (aan) swift = snel seal = zeehond prey = prooi bird of prey = roofvogel to feed (fed, fed) = voeren --- 41-50 --- game = wild beware (of) = pas op (voor) savage = woest cruel = wreed cruelty = wreedheid to roar = brullen to leap (leapt - leapt) = springen leap = sprong tusk = slagtand poacher = stroper to poach = stropen specimen = exemplaar habitat = biotoop, leefgebied sanctuary = reservaat rare = zeldzaam species = soort to vanish, to disappear = verdwijnen extinct = uitgestorven extinction = uitsterving female = vrouwelijk male = mannelijk cattle = vee vet = dierenarts whale = walvis mammal = zoogdier pedigree = stamboom to inhabit = bewonen uninhabited = onbewoond to pollute = vervuilen pollution = vervuiling environment = milieu environmental = milieu- to endanger = in gevaar brengen endangered species = bedreigde diersoort forest = woud enormous, huge, vast = enorm summit = top view = uitzicht (in)visible = (on)zichtbaar steep = steil slope = helling edge = rand landmark = baken, herkenningspunt mountain range = bergketen track, trace = pad, spoor cave = grot beyond= achter, voorbij earthquake = aardbeving disaster, calamity, catastrophe = ramp disastrous = rampzalig to erupt = uitbarsten desert = woestijn to lose one's way, to get lost = verdwalen to generate = opwekken scenery = natuurschoon natural resources = natuurlijke rijkdommen to exploit = exploiteren exploitation = exploitatie to spoil = bederven, verwennen litter, rubbish = afval, rommel dustbin = vuilnisbak solar = zonne(-) waste = afval factory, plant = fabriek to dump = storten to release = lozen radiation = straling layer = laag acid = zuur peninsula = schiereiland mainland = vasteland plain = vlakte avalanche = lawine glacier = gletsjer universe = heelal general = algemeen mountaineer = bergbeklimmer effort = inspanning to wander = zwerven gipsy = zigeuner attempt = poging to reach = bereiken to conserve = behouden conservation = milieubeheer conservationist, environmentalist = milieubeschermer power station = elektriciteitscentrale unleaded, lead free = loodvrij toxic = giftig to contaminate = besmetten contaminate = besmetting to depend (on) = afhangen (van) dependent (on) = afhankelijk (van) globe = wereld(bol) global = wereldwijd at the expense of = ten koste van variety, diversity = verscheidenheid various = verschillende to insulate = isoleren insulation = isolatie to bring about = teweegbrengen to dispose of = opruimen the disposal = het opruimen disposable = wegwerp(-) liquid = vloeistof current = stroming source = bron principal, main = voornaamste shallow = ondiep bank = oever (van een rivier) shore = oever (van een meer) moist, damp, humid = vochtig moisture = vocht humidity = vochtigheid to reflect = weerkaatsen high tide = vloed low tide = eb to float = drijven surface, area = oppervlakte smooth = glad foam = schuim swamp = moeras to drain = droogleggen well = put, bron to drown = verdrinken to cling (clung, clung) = zich vastklemmen to flood = overstromen flood = overstroming muddy = modderig awful, terrible, horrible, dreadful = afschuwelijk to freeze (froze, frozen) = vriezen below zero = onder nul degree = graad season = seizoen forecast = voorspelling to forecast, to predict = voorspellen to improve = verbeteren improvement = verbetering (un)favourable = (on)gunstig shower = regenbui severe = streng gale, storm = storm spell, period = periode to rely on = vertrouwen op reliable = betrouwbaar reliability = betrouwbaarheid phenomenon = verschijnsel gloomy = somber to prevail = (over)heersen to be prevalent = veel voorkomen (dis)agreeable = (on)aangenaam shelter = schuilplaats drought = droogte ray, beam = straal nasty = akelig, naar to adjust, to adapt = zich aanpassen to take advantage of = gebruik maken van crime = misdaad criminal, crook = misdadiger, crimineel murder, homicide = moord to murder = vermoorden to arrest = arresteren to suspect = verdenken suspicion = verdenking suspicious = verdacht, argwanend, wantrouwig suspect = verdachte to commit = plegen to interrogate = ondervragen corpse = lijk to investigate = onderzoeken investigation = onderzoek exhaustive = grondig, uitputtend property= eigendom to recover = terugvinden hostage = gijzelaar to threaten = dreigen threat = bedreiging violence = geweld violent = gewelddadig to forge, to fake, to counterfeit = vervalsen, namaken forgery, fake, counterfeit = vervalsing theft = diefstal precaution = voorzorgsmaatregel clue = aanwijzing scent = reukspoor to rob = beroven bank robber = bankrover robbery = roof, beroving disguised = vermomd to pursue = achtervolgen pursuit = achtervolging to divide = verdelen to stab = steken to blackmail = chanteren to rape = verkrachten rape = verkrachting rapist = verkrachter to deny = ontkennen denial = ontkenning victim = slachtoffer to bribe = omkopen bribery = omkoperij bribe = smeergeld to assassinate = vermoorden (van politici) assassination = moord (van politici) plot = complot shoplifter = winkeldief shoplifting = winkeldiefstal accomplice = medeplichtige notorious = berucht to accuse (of), to charge (with) = beschuldigen (van) accusation, charge = beschuldiging fraud = fraude involved in = betrokken bij file = dossier to file away = opbergen to reveal, to disclose = onthullen revelation = onthulling to mug = met geweld beroven drug trafficking = drugshandel prohibited, forbidden = verboden prohibition = verbod fugitive = voortvluchtige to loot = plunderen to establish = vaststellen to use force = geweld gebruiken to trace, to detect = opsporen rate = percentage to allege = beweren allegation = bewering capable of = in staat tot security, safety = veiligheid secure, safe = veilig pickpocket = zakkenroller to stalk = stalken to combat = bestrijden juvenile delinquency = jeugdmisdaad to seek (sought, sought), to endeavour, to attempt, to try = trachten, proberen to lure = lokken thug = gewelddadige crimineel to smash = stukslaan bar = staaf ransom = losgeld to ransom = loskopen to extradite = uitleveren extradition = uitlevering warrant = machtiging impostor = bedrieger, oplichter to torture = martelen inquest = lijkschouwing coroner = lijkschouwer plagiarism = plagiaat to strangle = wurgen to launder = witwassen to seize = in beslag nemen petty crime = kleine misdaad to be at large = vrij rondlopen to bug = afluisteren to hide (hid, hidden), to conceal = verbergen
Ingezonden op 15-05-2018 - 809x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-05-2018
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!