Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Straf(proces)recht
› 2 Werkcollege 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Straf(proces)recht
2 Werkcollege 2
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is het legaliteitsbeginsel in het kort? = Alleen straffen als het in de wet staat. Wat is het opportuniteitsbeginsel? = Officier van justitie hoeft niet te vervolgen. Wat is het pressieverbod? = Artikel 29 Sv + artikel 3 EVRM: Je mag niet iemand onder druk zetten. Waar gaat artikel 5 EVRM over? = Over vrijheid. Wat is het verschil tussen een verdenking en een verdachte? = Een verdenking is het vermoede dat er een strafbaar feit is gepleegd. Een verdachte is een mogelijke dader. Wat als een verdenking en een verdachte samenvallen? = Dan is er sprake van heterdaad. Waar staat een verdenking in het wetboek van strafrecht? = 1e boek strafvordering, titel 2 artikel 27. Waar gaat artikel 27 Sv over? = Lid 1 is materieel en lid 2 is formeel. Lid 1 heeft drie elementen: 1. Uit feiten en omstandigheden. 2. Redelijk vermoeden. 3. Strafbaar feit. Het mag dus niet vanuit onderbuikgevoel. Soms is het lastig te bepalen wanneer er voldoende feiten zijn. Soms lijkt er sprake te zijn van verdenking, maar blijken de omstandigheden anders en is er geen verdenking. Je moet inschatten of je een verdachte hebt zonder vaak het hele verhaal te hebben. Op het moment dat is vastgesteld dat iemand een verdachte is, wat voor rechten krijgt die verdachte dan? = Recht op rechtsbijstand: een advocaat. Artikel 28c+d zijn nieuw: advocaat mag bij het verhoor zijn. Artikel 29: zwijgrecht + verklaringsvrijheid. Ook pressieverbod. Artikel 30: verdachte mag processtukken bekijken. Alles in artikel 6 EVRM, want als je verdachte bent in Nederland kun je er vanuit gaan dat er sprake is van criminal charge. Welke feiten en omstandigheden acht de Hoge Raad relevant voor het bestaan van een verdenking in de zin van art. 27 Sv bij het arrest Bestaan van een verdenking (NJ 2000, 127)? = De feiten en omstandigheden: de handschoenen, hij is op plaats delict, hij is bekend bij de politie. Dit is genoeg. Er is dus sprake van een verdachte, Op zich heb je dus niet heel veel nodig om te kunnen spreken van een verdachte. Wat gebeurt er allemaal tijdens het voorbereidend onderzoek? = In de meeste gevallen het opsporingsonderzoek: artikel 132a Sv: 1. Onderzoek in verband met strafbare feiten. 2. Onder gezag officier van justitie. 3. Doel is nemen van strafvorderlijke beslissing. Hoe gaan we dat doen? Met opsporingsmethoden en met dwangmiddelen. Wanneer je minder informatie hebt, doe je een verkennend onderzoek. Wat is het verschil tussen opsporingsmethoden en dwangmiddelen? = Dwangmiddelen zijn heftiger. Bij dwangmiddelen ga je de rechten van de verdachte beperken. Bij opsporingsmethoden hoeft dat niet per se. Er zijn eindeloos veel methoden die politie kan inzetten die de verdachte niet beperken. Welke checklist moet je afgaan bij dwangmiddelen? = 1. Wat? Wat gebeurt er? 2. Door wie? Wie mag dit doen? Burger? Opsporingsambtenaar? Rechter-commissaris of officier van justitie? Doet de politie dit terwijl dit niet mag, is dit onrechtmatig gebruik van dwangmiddelen en wordt dat in het proces een probleem. 3. Tegen wie? - Vroegsporing: bij dusdanig ernstige delicten mag je met weinig informatie toch aan de slag omdat het gevolg te heftig kan zijn. – Verdachte: art. 27 Sv. – Verdachte + ernstige bezwaren: heel veel informatie die er op duidt dat deze persoon het gedaan heeft. 4. Geval? Soorten strafbare feiten. Heftig dwangmiddel mag waarschijnlijk niet voor lichte delicten. Het kan vaak of bij alle feiten of bij voorlopige hechtenis feiten. 5. Grond? Doel, waarom? Wat willen we bereiken? 6. Duur? In sommige gevallen is het van belang om te kijken naar de duur. Dit is niet altijd van toepassing. 7. Overig? Bijv. een rechter-commissaris die extra toestemming moet geven. Ga de checklist van dwangmiddelen bij ‘Staande houden’ na. = Artikel 52 Sv. A: Wat gebeurt er? Tegenhouden persoon. Je mag niet iemand helemaal weerhouden om weg te gaan, maar je mag hem wel vastpakken. B: Wie mag dit doen? Opsporingsambtenaar. C: Tegen wie? Verdachte artikel 27 Sv. D: Geval: Alle strafbare feiten. E: Grond: identiteit vaststellen. Ga de checklist van dwangmiddelen bij ‘Aanhouden op heterdaad’ na. = Artikel 53 Sv. A: Iemand tegenhouden/vast houden. B: Iedereen. Daarom mogen beveiligers dit ook in winkels. C: Tegen de verdachte. Er hoeven geen ernstige bezwaren te zijn, want dat staat er niet. Er staat er niets over dus volgens artikel 27 Sv. D: Alle strafbare feiten. E: Leiden naar plaats van verhoor. F: Hangt samen met doel. Zo snel mogelijk overdragen aan de politie. Wat valt allemaal onder heterdaad? = De verdachte kan al drie straten verder zijn. Er zijn zelfs situaties waarbij het na 30 uur nog heterdaad was. Dit is uitzonderlijk. Het spoor van de dader moet vers zijn. Meestal zijn het gevallen van de verdachte naast het lijk. Ga de checklist van dwangmiddelen bij ‘Fouilleren’ na. = Artikel 56 Sv. A: - Onderzoek aan lichaam. – Onderzoek aan kleding. – Onderzoek in lichaam. B: - Kleding is het minst heftig: onderzoeksambtenaar. – Aan het lichaam: officier van justitie of hulp officier van justitie (agent met extra cursus of diploma). – In het lichaam: door een arts in opdracht van … C: Er zijn extra bezwaren nodig (Festival wordt gezien als veiligheidsrisico gebied dus dan mag er meer). Agent Snel rijdt op zaterdagavond in zijn dienstvoertuig rond in het centrum van Nijmegen. Plotseling wordt hij ingehaald door een rode sportwagen. De bestuurder van die auto rijdt veel te hard en slingert over de weg. Agent Snel besluit de auto te volgen, omdat hij vermoedt dat de bestuurder onder invloed verkeert van alcohol. Na een helse rit – de bestuurder van de sportwagen heeft met moeite twee fietsers kunnen ontwijken en heeft bovendien een langs de weg staande afvalbak geramd – is het agent Snel gelukt dicht genoeg bij de sportwagen te komen om de bestuurder een stopteken te geven. Kan de bestuurder van de sportwagen worden aangemerkt als verdachte van het rijden onder invloed? = Checken: - feiten en omstandigheden – redelijk vermoeden van schuld – strafbare feiten. Er is een strafbaar feit en er zijn genoeg feiten en omstandigheden. Agent Snel rijdt op zaterdagavond in zijn dienstvoertuig rond in het centrum van Nijmegen. Plotseling wordt hij ingehaald door een rode sportwagen. De bestuurder van die auto rijdt veel te hard en slingert over de weg. Agent Snel besluit de auto te volgen, omdat hij vermoedt dat de bestuurder onder invloed verkeert van alcohol. Na een helse rit – de bestuurder van de sportwagen heeft met moeite twee fietsers kunnen ontwijken en heeft bovendien een langs de weg staande afvalbak geramd – is het agent Snel gelukt dicht genoeg bij de sportwagen te komen om de bestuurder een stopteken te geven. Stel dat de bestuurder van de auto is uitgestapt en agent Snel op dat moment ziet dat de bestuurder een jas aan heeft waar het beveiligingslabel nog aan hangt. b. Geef gemotiveerd aan welk dwangmiddel agent Snel kan inzetten om de jas voor nader onderzoek mee te nemen naar het politiebureau? = Strafbaar feit: diefstal. Hij gaat in beslag nemen art. 94 en 95 Sv. Wanneer mag dit? Bij aanhouden of staande houden. Dit moet dus ook nog gebeuren voor de diefstal. Je zou hier kunnen zeggen dat het heterdaad is. Boudewijn wordt verdacht van brandstichting (artikel 157 Sr). Hij wordt ervan beschuldigd zijn kamer in een studentenflat in brand te hebben gestoken. Als gevolg daarvan is veel schade ontstaan; de flat is totaal uitgebrand en één persoon is aan brandwonden overleden. De politie is Boudewijn op het spoor gekomen door de verklaring van Minnie inhoudende dat zij Boudewijn kort voor de brand met een doosje lucifers en een fles spiritus naar zijn kamer heeft zien gaan. Mag Boudewijn op basis van deze informatie worden aangehouden? = Ja, Boudewijn is verdachte. Het is niet veel, maar het is genoeg. Aangifte is ook altijd genoeg, want dat is eerste informatie, maar een verdenking kan altijd wel ophouden. Je kunt ook zeggen dat het heterdaad is als het heel kort daarna is. Maar buiten heterdaad is misschien beter. Boudewijn wordt verdacht van brandstichting (artikel 157 Sr). Hij wordt ervan beschuldigd zijn kamer in een studentenflat in brand te hebben gestoken. Als gevolg daarvan is veel schade ontstaan; de flat is totaal uitgebrand en één persoon is aan brandwonden overleden. De politie is Boudewijn op het spoor gekomen door de verklaring van Minnie inhoudende dat zij Boudewijn kort voor de brand met een doosje lucifers en een fles spiritus naar zijn kamer heeft zien gaan. Stel dat de aanhouding toelaatbaar is en Boudewijn om 22.00 uur door de politie wordt aangehouden. Mag hij bij aankomst op het politiebureau direct worden verhoord? = Ja, er zijn tijdslimieten. Artikel 56a. Je mag 9 uur worden vastgehouden, want het is een heftig feit. Tijd tussen 12 uur ’s nachts en 9 uur ’s ochtends telt niet mee.
Ingezonden op 15-05-2018 - 1685x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!