Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antieke en moderne retorica
› 8 College 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antieke en moderne retorica
8 College 8
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is de klassieke ordening van een strafzaak (die ook breder voor komt)? = 1. Exordium: inleiding. 2. Narratio: verhaal/toedracht. 3. Propositio: stellingname. 4. Partitio: aankondigende indeling. 5. Argumentatio: a. confirmatio:bewijsvoering, b. refutatio: weerlegging tegenpartij. 6. Digressio: uitweiding. 7. Perroratio: slot. Waar is de exordium (inleiding) op gericht? = Publieksgericht, aandacht, begrip en aanvaarding. Rekening houden met algemene mening/waarde publiek. Als dat wat je wil vertellen overeen komt met mening van het publiek, dan heb je het niet zo moeilijk en hoeft dit niet zo uitgebreid. Als je een paradoxon hebt: een andere mening dan het publiek, dan heb je het lastiger en moet dit beter. Dit kan door indinvatio: choqueren of een grap maken, zodat mensen jou meer waarderen als spreker. Als je onderwerp saai is, werkt attention: aandacht vragen. Altijd werken aan ethos in de inleiding. Zorgen dat mensen jou als spreker waarderen. Hoe moet de narratio (verhaal/toedracht) zijn? = Zaakgericht: niet te lang maken, geloofwaardig, kort, duidelijk, aannemelijk. Vaak chronologisch. Logos wordt hier belangrijk, want dit vormt de basis van je argumentatie. Beschrijving van tijd of plaats. Het is belangrijk dat je binnen de narratio structureert. Onderlinge verbanden leggen. Hoe gaan de propositio (stellingname) en partitio (aankondigende indeling)? = Die worden niet in alle indelingen als twee onderdelen gezien. Zaakgericht. Propositio is het hoofdstandpunt: de aanklacht. Meestal argumenten gemarkeerd: genummerd. Het gaat hier heel erg om logos. Bij sommige gelegenheden is het heel raar om expliciet te vertellen waarom je er staat en dat gaat vertellen, bijv. bij een begrafenis. Hoe gaat de argumentatio? = Zaakgericht. Logos. Je moet bewijzen dat dat wat je zegt, klopt. En je moet weerleggen dat bijv. beroep op strafuitsluitingsgronden niet gelden. Weerleggen van tegenargumenten. Bewijzen dat er een probleem is en dat jouw oplossing de voordeligste oplossing is. Omgekeerde volgorde bij de verdediging. Formele structuren als epicheirema. Enthitemen zijn niet volledige varianten van syllogismen. Bijv. wanneer de rechtvaardiging ontbreekt. Bepaalde argumentatievormen kun je op bepaalde manieren met evaluatievragen verdedigen. Hoe werkt de volgorde van verdediging volgens Quintilianus? = De sterkste punten in het begin en op het eind. Maar eigenlijk was hij nog veel genuanceerder dan dat. Hoe werkt de digressio (uitweiding)? = Meestal zaakgericht, maar niet zakelijk . Is het noodzakelijk? Je vertelt even een ander verhaal. Soms kan het nodig zijn om de mensen er weer bij te halen. Zorgen dat ze weer wat gaan voelen bij je verhaal. Dat hoeft niet per se na je argumentatie. Dat kan ook op een andere plek. Dit wordt ook niet altijd in de klassieke indeling opgenomen. Soms wordt het als deel van de argumentatie gezien en soms ook als los onderdeel. Hoe werkt de perroratio (het slot)? = Het hangt van de lengte en nog iets van de tekst af wat noodzakelijk is, of je argumenten moet herhalen of nog eens op de emoties moet inspelen. Hoe is de opbouw van argumentatie in de antieke retorica? = Sterk zwak sterk. Wat is een climax (moderne opbouw argumentatie)? = Van zwakke naar sterke argumenten. Wat is een anticlimax (moderne opbouw argumentatie)? = van sterke naar zwakke argumenten. Wat is de slechtste opbouw van argumentatie? = de piramidemethode: Zwak sterk zwak. Welke opbouw van argumentatie is overtuigender? = De climax lijkt iets overtuigender, maar het maakt amper iets uit. Het laatste onthouden mensen beter. Waarom zou je zwakke argumenten nemen? = Om lang te spreken en niet in herhaling te vallen en veel zwakke argumenten overtuigen misschien ook. Voor degene die niet te hard nadenken, is er de vuistregel dat meer argumenten altijd beter is, dus voor die mensen kun je beter zo veel mogelijk argumenten hebben. Dat zijn mensen die gevoelig zijn voor de meer argumenten vuistregel. We trappen er in. Drie sterke en drie zwakke argumenten is altijd beter dan drie sterke. Voor sommigen zal zelfs één sterke en drie zwakke beter zijn dan drie sterke. De volmaakt redelijke beoordelaar zal daar niet in trappen. Die laat zich niet sturen door volgorde of hoeveelheid. Maar de volmaakt redelijke beoordelaar bestaat niet. Als er meer mensen moeten spreken, kun je dan het beste als eerste of als laatste? = (Als eerste kun je de tweede spreker misschien in een hoek zetten. Als tweede kun je reageren. Als laatste wordt je beter onthouden, maar als eerste wordt je ook onthouden en daartussen minder.) 1. Bij heel betrokken publiek kun je beter als eerste aan de beurt zijn: primacy effecten: wat je als eerste hoort, heeft een beter effect. 2. Bij een niet zo’n betrokken publiek kun je beter als laatste aan de beurt zijn: recency effecten: wat als laatste verteld wordt heeft een beter effect. Dit geeft ook de nuance van de volgorde van argumenten aan. Het zal ook wel te maken hebben met hoe goed de andere spreker is. Hoe kun je het best verzoeken dat de ander iets voor jou doet? = 1. Foot in the door methode: Je kunt het best beginnen met een klein verzoek, waar mensen ‘ja’ op zeggen. Dan zullen ze op het echte verzoen waarschijnlijk ook ‘ja’ zeggen. Mensen zien zichzelf dan als behulpzaam. 2. Door in the face methode: je komt eerst met een te groot verzoek waarop mensen ‘nee’ zeggen en dan kom je met een kleiner verzoek waar ze ‘ja’ op zeggen, omdat ze niet steeds overal ‘nee’ op willen zeggen. Hoe werkt de tekstopbouw bij probleem oplossing? = Informationele producten maken de onwenselijke situatie neutraal. Hoe werkt de tekstopbouw bij doel middel? = Neutrale situatie nog wenselijker maken. Hoe werkt de tekstopbouw bij vraag antwoord? = Vragen stellen zodat mensen gaan beantwoorden, meedenken en dus betrokken raken. Moet je je standpunt altijd expliciet vermelden? = Vaak kun je het ook weglaten. Wat zijn de risico’s van het standpunt niet expliciet vermelden? = 1. Assimilatie effect: men schat je standpunt dichter bij eigen standpunt in. Men denkt meteen ‘ja, dat vind ik ook’, maar je krijgt ze niet ver genoeg. 2. Contrast effect: men schat je standpunt verder van eigen standpunt in. Men kan denken ‘Dit vind ik zo extreem/ben ik het niet mee eens’ en ze lezen niet verder. Tot waar kan de inleiding zitten bij de tekst van Michelle Obama? = t/m 17 of t/m 79. Waar is de stellingname in de tekst van Michelle Obama? = 79 t/m 85. Waar is de argumentatio in de tekst van Michelle Obama? = 85 t/m 114. Het is confirmatio. Sommige stukjes zijn wel refutatio, zoals: en ja, toevallig is ze een vrouw. Voor als mensen denken dat je haar alleen wil, omdat ze een vrouw is. 116 t/m 152: confirmatio. 153t/m 166: refutatio. Waar is de tweede stellingname in de tekst van Michelle Obama? = 167: je moet gaan stemmen en mensen activeren om te stemmen. Waar is de argumentatio van de tweede stellingname? = 168 t/m 199. Waar begint de perroratio in de tekst van Michelle Obama? = 200: ze gaat heel erg op de emoties in.
Ingezonden op 15-06-2018 - 992x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!