Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antieke en moderne retorica
› 9 College 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antieke en moderne retorica
9 College 9
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is een voorbeeld van een paradox? = Mooi proberen te maken, maar het wordt lelijk. Wat is een voorbeeld van analogie? = Het lijkt over lichamen te gaan, maar het gaan eigenlijk over taal. Wat zijn de stijldeugden? = Correctheid, duidelijkheid, aantrekkelijkheid en passendheid. Wat valt er onder correctheid? = Eigenlijk is het geen deugd. Het is meer dat als het niet correct is dat het helemaal mis is. Het is meer een basisvoorwaarde, want je gaat er vanuit dat het goed is en zo niet dan haalt het je betrouwbaarheid weg en het doet afbreuk aan je ethos, etc. Tenzij je met publiek te maken hebt waarbij je niet te elitair over moet komen: passendheid. Wat valt er onder duidelijkheid? = Niet al te ingewikkeld met metaforen. Complete zinnen. Ook met concreet abstract. Als je geen concrete voorbeelden geeft, kan dat onduidelijk zijn. Het heeft ook met publiek te maken. Duidelijk maken hoe de tekst in elkaar zit. Banden bloot leggen. Te expliciet kan ook weer betuttelend overkomen, dus dat ligt aan het publiek. Mensen moeten tijd krijgen om een boodschap te verwerken. Wat valt er onder aantrekkelijkheid? = Heel veel stijlfiguren. Wat valt er onder passendheid? = Tekst intern passend: passend gebruik van retorische middelen. De stijl moet passen in de directe context van de zin en bij het genre. Het is heel erg subjectief, want wat de een vindt kunnen vindt de ander niet kunnen. Je kunt heel goed voorbeelden geven van wat niet passend is, maar niet wat dan wel passend is. Tekst extern passend: denken aan publiek wat je voor je hebt, tekst past bij het onderwerp en rekening houden met gelegenheid. Ook dit is subjectief. Wat zijn stijlfiguren? = Je bent niet helemaal super letterlijk maar wel op zo’n manier dat iedereen het snapt, omdat het al vaker is gezegd. Wat zijn tropen? = Dit zijn stijlmiddelen waarbij het een het ander vervangt. Dit zijn metaforen en metonymieën. Wat is een metafoor? = Vervangt op basis van gelijkenis. Ze hebben eigenlijk niets met elkaar te maken, maar omdat ze een eigenschap delen kun je een vergelijking maken of zelfs omruilen. Wat zijn metonymieën? = Relatie van nabijheid in tijd, ruimte of logica. Bijv. pas pro toto: deel van het geheel: koppen tellen, alle neuzen dezelfde kant op, dak boven het hoofd. De maker in plaats van het gemaakte komt ook veel voor. Het is nooit gelijkenis, want een neus lijkt nooit op een persoon en een gemaakte vaak niet op de maker. Wat zijn figuren? = Je ruilt niet het een om voor het ander. Het zijn bijv. herhalingen, etc. Bijv. gedachtefiguren: retorische vragen, ironie (al wordt het ook wel gezien als een troop) en woordfiguren: op vorm, zoals alliteraties, etc. Wat is een amplificatie? = Een manier om in de breedte te gaan (horizontaal) of heel veel hetzelfde zeggen (verticaal). Het is niet een figuur zelf. Het is wel stilistisch iets wat gebruik maakt van figuren net als anekdote en nog iets. Wat is een oneliner? = Dit gebruikte ze in de oudheid ook. Er zit altijd iets van antithese of paradox in. Wat zijn stijlniveaus? = Die zijn ook heel erg relatief. Een simpele lage stijl is veel meer hoogdravend bij Cicero dan nu. Als Rutte hoge stijl doet, worden wij nerveus, maar daar keken de Romeinen niet van op. Er is verschil in stijlregister binnen een tekst. Het is belangrijk bij welke stijlfiguren het hoort. Wat is lage stijl? = informeren en zakelijk overtuigen weinig stijlfiguren logos – duidelijkheid argumentatio; narratio. Wat is middenstijl? = inpalmen en vermaken gematigde stijlfiguren ethos – aantrekkelijkheid exordium, narratio, digressio. Wat is hoge stijl?= emotioneren en tot actie aanzetten opvallende, dramatische stijlfiguren pathos – emotie digressio, peroratio. Wat zijn de functies van de stijlfiguren? = Als je pathos wil overbrengen kies je bijv. voor euforisme of iets met tegeltjeswijsheden waarvoor je moet uitkijken als je jong bent. Sociaal gaat over de band die er is tussen spreker en luisteraar. Het woord ‘tokkie’ komt van een tv programma over asociale mensen en die heette de familie tokkie. Die zijn nu spreekwoordelijk geworden. Het heeft een sociale functie, want als iemand zegt dat er nu toch tokkies binnen komen dan zijn zij met z’n allen geen tokkie. Diverterend heeft met ethos te maken. Referentieel wordt gevaarlijker. Dan ga je echt de kant op van framing. Het speelt zich op dieper niveau af dan divertering. Bijv. in Amerika pro choice voor abortus en pro life tegen abortus. Ze zetten beide een ander beeld neer over hetzelfde onderwerp. Hoe gaat de ordening bij de redevoering Cicero tegen Catalina? = Expordium: t/m alinea 2 of 3. Alinea 6 is propositio. Narratio is t/m ‘nu de zaken zo staan Catalina’. Dit lijkt inleiding tot een soort propositio te zijn. t/m 32 argumentatio. t/m 16 narratio. Vanaf 46 begin perroratio.
Ingezonden op 16-06-2018 - 1449x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!