Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Theorieën over Media-effecten
› 2 College 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Theorieën over Media-effecten
2 College 2
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat doet een model bij theorieën over media-effecten? = Dat is de eenvoudige weergave van de werkelijkheid. Wat zo’n model doet is de belangrijkste patronen die je in een gegeven situatie verwacht, die met elkaar verbinden en dat is een soort weergave van je ideeën, van je theorie. Wat zijn de overeenkomsten tussen AIDA model en het klassiek hiërarchische model? = AIDA zegt dat er iets affectiefs zit in desires en dat zit ook in attitudes. Die modellen zijn behoorlijk bekritiseerd en er is ook wat op aan te merken. De stappen bij AIDA worden niet noodzakelijk in volgorde verlopen zoals gezegd. Toch gebruiken we het als kapstok, omdat het toch wel werkt. Mensen worden blootgesteld aan een boodschap, komen wat te weten en dan is het toch nuttig. Welke drie basale geheugenmodellen zijn er vanuit de psychologie? = Atkinson & Shiffrin (1968): short-term versus long-term memory, Craick & Lockhart (1972): levels of processing en Baddeley & Hitch (1974): model of working memory. Wat voor geheugenmodel uit de psychologie is Atkinson & Shiffrin (1968): short-term versus long-term memory? = Het geheugen van mensen wordt gemodelleerd naar een computer. Dat zie je op twee manieren. Door het maken van een onderscheid tussen een korte termijn geheugen en een lange termijn geheugen. Korte termijn geheugen wordt gezien als het werkgeheugen van je computer. En het lange termijn geheugen kun je zien als een schijf waar je iets in op slaat. En daar zie je nog een aantal dingen aan die het model van een computer reflecteert. Het eerste is dat het werkgeheugen van een computer over het algemeen veel beperkter is dan het lange termijn geheugen en die veronderstelling komt ook in dit model terug. Het tweede is dat het korte termijn geheugen veel veranderlijker is dan het lange termijn geheugen en je kunt ze afwisselend gebruiken. Wat voor geheugenmodel uit de psychologie is Craick & Lockhart (1972): levels of processing? = Maakt niet zozeer een onderscheid tussen een korte en lange termijn geheugen, maar ziet het geheugen als een bak waar dingen omhoog gaan en omlaag zakken. Belangrijk van dat model is de notie dat de manier waarop je informatie verwerkt uiteindelijk ook van invloed is op het gemak waarmee je informatie toch weer terug kan halen uit dat geheugen. Wat voor geheugenmodel uit de psychologie is Baddeley & Hitch (1974): model of working memory? = Het lijkt een klein beetje op het model van Atkinson & Shiffrin. Het maakt onderscheid tussen korte en lange termijn geheugen. Het belangrijkste is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen subsystemen in het korte termijn geheugen. Met name meer auditieve en voor meer visuele informatie en dat zijn componenten die min of meer zelfstandig van elkaar informatie kunnen verwerken. Welk model is ontwikkeld uit de basale geheugenmodellen Atkinson & Shiffrin (1968): short-term versus long-term memory, Craick & Lockhart (1972): levels of processing en Baddeley & Hitch (1974): model of working memory uit de psychologie? = Annie Lang (2000/2006): Limited Capacity Model of Motivated Mediated Message Processing (LC4MP). Welke theorie is er binnen de discipline over leermaterialen en leersystemen ontwikkeld? = Cognitive load theorie. Daar zit het woord cognitieve belasting in en dat bouwt voort op de theorie van Baddeley en Hitch. Wat is het Limited Capacity Model of Motivated Mediated Message Processing (LC4MP) (kort)? = Belangrijk is om eerst de allerdaagse notie van het geheugen als een bak waar je af en toe wat dingen uithaalt los te laten. Er wordt in navolging van Atkinson & Shiffrin onderscheid gemaakt tussen korte en lange termijn geheugen, maar ook zintuiglijk geheugen. De stroom van visuele en auditieve informatie gaat continu door. Het blijft even hangen, maar het wordt overschreven door wat er na komt. Een deel van die informatie wordt echter gecodeerd naar je bewustzijn. En dat betekent dat er dus een selectie plaat vindt. Niet alles wat je zintuiglijk waarneemt, komt in jouw korte termijn geheugen terecht. Vervolgens kan die informatie die in jouw korte termijn geheugen terecht komt, gerelateerd worden aan informatie die in jouw lange termijn geheugen zit, zodat je het kan koppelen aan iets dat je al weet. En daarvoor moet informatie uit jouw lange termijn geheugen terug gehaald worden naar het werkgeheugen, zodat het daar bewerkt gaat worden. Dat proces noemen we terugvinding. Uiteindelijk wordt ook de bewerkte informatie opgeslagen in het lange termijn geheugen en dat proces heet opslaan. De R staat voor respons. Wat jij in jouw geheugen hebt, daar kan een respons uit volgen, wat je gaat zeggen en doen etc. Over het algemeen geldt, en dat geldt voor het model van Crack & Lockhart, dat hoe meer en beter de verbindingen worden gemaakt tussen nieuwe en al bestaande informatie des te beter wordt informatie verwerkt en des te makkelijker is het naderhand terug te vinden. Bij een zin koppel je woorden maar net aan waar je denkt. Als je meerdere woorden kunt verbinden aan lange termijn informatie leidt dat weer tot informatie. De binnenkomende informatie wordt verbonden met uitgaande informatie en daardoor is er een kans dat je het onthoudt. Omgekeerd, als je het niet kunt verbinden, weet je er een week later misschien niets meer van. Er komt dus informatie in je korte termijn geheugen, dit wordt gecodeerd in je werkgeheugen en dat wordt door terugvinding gekoppeld aan je lange termijn geheugen waardoor het in het lange termijn geheugen opgeslagen kan worden. Wat is het Limited Capacity Model of Motivated Mediated Message Processing (LC4MP) (lang)? = Belangrijk is om eerst de allerdaagse notie van het geheugen als een bak waar je af en toe wat dingen uithaalt los te laten. Er wordt in navolging van Atkinson & Shiffrin onderscheid gemaakt tussen korte en lange termijn geheugen, maar ook zintuiglijk geheugen. De stroom van visuele en auditieve informatie gaat continu door. Het blijft even hangen, maar het wordt overschreven door wat er na komt. Een deel van die informatie wordt echter gecodeerd naar je bewustzijn. En dat betekent dat er dus een selectie plaat vindt. Niet alles wat je zintuiglijk waarneemt, komt in jouw korte termijn geheugen terecht. Vervolgens kan die informatie die in jouw korte termijn geheugen terecht komt, gerelateerd worden aan informatie die in jouw lange termijn geheugen zit, zodat je het kan koppelen aan iets dat je al weet. En daarvoor moet informatie uit jouw lange termijn geheugen terug gehaald worden naar het werkgeheugen, zodat het daar bewerkt gaat worden. Dat proces noemen we terugvinding. Uiteindelijk wordt ook de bewerkte informatie opgeslagen in het lange termijn geheugen en dat proces heet opslaan. De R staat voor respons. Wat jij in jouw geheugen hebt, daar kan een respons uit volgen, wat je gaat zeggen en doen etc. Over het algemeen geldt, en dat geldt voor het model van Crack & Lockhart, dat hoe meer en beter de verbindingen worden gemaakt tussen nieuwe en al bestaande informatie des te beter wordt informatie verwerkt en des te makkelijker is het naderhand terug te vinden. Bij een zin koppel je woorden maar net aan waar je denkt. Als je meerdere woorden kunt verbinden aan lange termijn informatie leidt dat weer tot informatie. De binnenkomende informatie wordt verbonden met uitgaande informatie en daardoor is er een kans dat je het onthoudt. Omgekeerd, als je het niet kunt verbinden, weet je er een week later misschien niets meer van. Er komt dus informatie in je korte termijn geheugen, dit wordt gecodeerd in je werkgeheugen en dat wordt door terugvinding gekoppeld aan je lange termijn geheugen waardoor het in het lange termijn geheugen opgeslagen kan worden. Fennis en Stroebe: Pre-attentieve analyse is de fase voordat het in je zintuiglijke geheugen terecht komt. Focal attention is vergelijkbaar met het proces van coderen. Comprehension is het begrip en elaboration is het uitwerken van gedachten, nadenken. Comprehension en elaboration hebben beiden te maken met het opslaan en terugvinden. Het verschil tussen de die twee is een beetje gradueel. Je zou het zo kunnen dien dan bij comprehension het begrip inhoudt en dat het nodig is om verbindingen te maken met al aanwezige kennis bij elaboration ga je verder, dan ga je echt nadenken over die informatie. Het verwerken van informatie is ingewikkeld en heeft met subsystemen te maken. Het heeft denken en aandacht nodig: cognitieve capaciteit. De cognitieve capaciteit is beperkt. Dat betekent dat als je meer capaciteit besteed aan het ene proces, je minder nodig hebt voor het andere proces. Omgekeerd geldt hoe meer aandacht je besteed aan iets dat afleidend is, des te minder je capaciteit over zal hebben voor het verwerken van informatie, terughalen en opslaan. Die hoeveelheid informatie is enigszins variabel en die worden door een aantal factoren beïnvloed en een daarvan is arousal: heeft te maken met een bepaalde alertheid. Het blijkt dat mensen het beste cognitief functioneren bij een gemiddeld niveau van arousal. Ben je te weinig geprikkeld, dan functioneer je minder goed. Resorces Allocated (RA): Aandacht moet verdeeld worden over verschillende processen. Hoe wijs je aandacht toe aan verschillende processen van informatie verwerken? Dat kan grofweg op twee manieren: 1. Aandacht richten op extreme stimulus. Dan ben je vooral bezig met coderen naar het werkgeheugen. 2. Aandacht richten op intern proces/ storage en retrieval. Je richt het meer naar binnen. Toewijzing van aandacht doe je voor een belangrijk deel zelf. Je kunt zelf besluiten waar je aandacht aan besteed. Maar aandacht kan ook automatisch toegewezen worden, zonder dat jouw wil daar iets mee te maken heeft. Je wordt door externe stimuli getrokken. Het toewijzen van aandacht kan op twee manieren gaan: 1. Gecontroleerd: door de ontvanger zelf. Mensen zijn er heel erg sterk in. Om dat soort dingen aan te tonen zijn in de loop van de tientallen jaren verschillende onderzoeken uitgevoerd. Mensen kunnen hun aandacht zo erg ergens op richten dat ze blind worden voor andere zaken. Mensen geven maar heel beperkt hun aandacht aan dingen. Daarom is het slim om te adverteren met dingen waar mensen aandacht aan besteden, waarin ze geïnteresseerd zijn. Zo heb je dat het internet onthoudt waar je naar zoekt en waar andere mensen naar zoeken die daar naar zoeken en zo kun je gepersonaliseerde advertenties te zien krijgen. 2. Automatische toewijzing van capaciteit: Je kunt het een beetje zien tegen de evolutionaire achtergrond die mensen nodig hebben om te overleven. En vanuit dat idee zullen mensen aan sommige categorieën van informatie automatisch aandacht schenken: 1. Informatie met levenswaarde: Dat is alles wat te maken heeft met geboorte of sterven. Dus wanneer er levensgevaar is, zullen mensen daar aandacht aan besteden. Alles wat met geboren worden te maken heeft en het proces wat daaraan vooraf gaat, zullen mensen aandacht aan besteden. Dat er een overvloed aan geweld en seks is op tv, heeft te maken met dat mensen daar automatisch aandacht aan besteden al is het maar kort. Als je op straat iemand ziet zoenen, besteed je daar aandacht aan, of je nou wil of niet. In de psychologie noemen ze dat orienting respons. En dat kenmerkt zich door een hele korte durende verlagende hartslag. Jouw lichaam gaat in rust zodat jij je kunt concentreren op wat er gebeurd. Alles wat met seks en geweld te maken heeft, daar reageren mensen sterk op en dat soort informatie wordt ook buitengewoon opgeslagen. Dat is ook bij getuigenverklaringen. De verdediging zegt dat de getuigen het niet meer weet, want het is niet betrouwbaar. Wat zit daar achter? De aandacht wordt getrokken door de misdaad, dat is coderen. Maar vervolgens roept dat heel veel emoties op en dat zorgt er voor dat jouw cognitieve systeem zo overbelast raakt, dat je helemaal niet meer weet waar diegene naar toe liep, wat hij aanhad etc. En dat is een discussie die je wel een ziet bij getuigenverklaringen. 2. Concrete (levendige) of nabije informatie. Er is een verschil tussen Assad en Kim Jong Un die met dood en bederf over de westerse wereld dreigen of een halve gare die op twee meter afstand met een vuist voor je gezicht staat. Een dreigement over wat ze wel niet met de westerse wereld willen doen is abstract en een vuist voor je gezicht is concreet. Bovendien zijn Assad en Kim Jong Un heel ver weg en die halve gare is op twee meter afstand.Je ziet het verschil tussen abstract en concreet ook tussen theorie en praktijk. Als je leert moet je het ook kunnen koppelen aan de werkelijkheid. Op tentamens zijn mensen vaak veel beter in staat om alleen het voorbeeld naar voren te halen, maar de theorie zelf zijn ze vergeten. 3. Afwijkende informatie: er zit iets van contrast in. Iets dat uit het andere springt en afwijkt of iets wat nieuw is. Dit is vanuit evolutionair oogpunt ook belangrijk om aandacht aan te besteden. Vroeger was dat om te kijken of er een roofdier was, maar ook nu nog kan het je leven redden. Resources Required (RR): Als iets meer aandacht kost dan jij het geeft, dan zal het verwerkingsproces er onder lijden. Wat bepaalt nou of iets meer capaciteit kost om te verwerken? De eerste automatische aandachtstrekker was informatie met overlevingswaarde, daar zagen we dat bij de ooggetuige. Het is geweldig om met emoties te werken, maar emoties kunnen ook heel veel losmaken waardoor het te veel capaciteit kost om informatie te coderen. Hetzelfde geldt voor concrete en nabije informatie. Die wordt overmatig en goed opgeslagen. Je kunt heel mooi alleen voorbeelden geven, maar het gevaar is dat het te veel losmaakt en dat je niet genoeg capaciteit hebt om de koppeling naar de theorie te maken. Dat heeft ook te maken met de hoeveelheid nieuwe informatie die je per tijdseenheid introduceert. Hoe meer informatie je ergens instopt, des te zwaarder wordt de cognitieve belasting. Dat kun je mooi zien aan het voorbeeld van de wisselingen van camerapositie in een scene. Er wordt in onderzoeken onderscheid gemaakt tussen soorten camerawisselingen binnen een scene. Het enige wat je ziet is dat het als het ware veranderingen zijn, maar de veranderingen zijn helemaal niet zo veer waardoor het niet zo veel capaciteit kost om het te verwerken. Een camerawisseling binnen een scene is een edit en een camerawisseling tussen scenes is een cut. Je kunt ook nog een camerawisseling hebben binnen een scene met objectwisseling. Allemaal zullen een oriëntal respons oproepen, waardoor je meer capaciteit gaat toewijzen, maar bij een cut verandert er wel een hoop. Hoe meer er veranderd, hoe meer capaciteit er zal worden gevraagd. Dus pas op met camerawisselingen als je informatie over wil brengen. Ook ondertiteling (ogen gaan er naar toe en je gaat het lezen, het is bijna niet te vermijden) en dat is allemaal capaciteit. Als het dezelfde taal is, is de afstemming beter en dan is het minder capaciteit dan wanneer het uiteen loopt. Humor is een geweldige aandachttrekker. Je speelt met verwachtingen op een leuke manier. Maar het betekent dat er ergens een discrepantie zit tussen verschillende elementen in de boodschap en dat maakt het wel moeilijker om te verwerken. De vraag is of de extra capaciteit van humor opweegt tegen de verzwaring van je boodschap. Ook moet je de benodigde kennis of vaardigheiden hebben. Dat heeft ook invloed over het verwerken van je boodschap. Als je al iets over een onderwerp weet en je leest er wat over is dat makkelijker te verwerken, dan wanneer je er nog niets over wist. Ook speelt de moeilijkheid van de informatie mee: tekst-beeld afstemming, benodigde voorkennis/vaardigheden en de opbouw van het verhaal. De opbouw van het verhaal: het is niet voor niets dat toen je net kon praten en je ging een verhaaltje vertellen dat het begon met ‘mama en papa … en toen … en toen… en toen…’ en toen was je buiten adem. Het was in chronologische volgorde. Dat zie je nu niet veel meer. Wanneer je niet in chronologische volgorde vertelt, speel je ook met aandacht erbij houden. Wanneer je puur informatie over wil brengen wordt het lastig voor de lezer om informatie te verwerken. In de journalistiek zie je dat er in een soort omgekeerde piramide geschreven wordt: je begint met het meest belangrijke, dan komen een aantal minder belangrijke zaken en tot slot nog wat vulling die er ook bij kan, maar die desgewenst eraf geknipt kan worden (handig als het moet passen in de krant). Maar de chronologische volgorde is verdwenen en dat maakt het lastig om informatie te verwerken. Aan de andere kant zou het heel vreemd zijn om het nieuws in chronologische volgorde te zien. En als laatste speelt de controle van de ontvanger over het tempo van informatieverwerking mee. Audio, audiovisueel en tekst. Dat komt op verschillende manieren over. Media lijkt het volgens onderzoek beter te doen dan radio, mits de beelden ook ondersteunen. Bij alleen tekst kun je je eigen tempo bepalen. Dat is waarom uit onderzoeken uit kennisoverdracht print het beter lijkt te doen dan audiovisueel en radio. Bij kinderen is het omgekeerd, want die hebben minder leesvaardigheid. Zo zie je dat ook het medium dat je gebruikt een rol kan spelen. Wat zijn de termen van Fennis en Stroebe bij het LC4MP (Limited Capacity Model of Motivated Mediated Message Processing)? = Pre-attentieve analyse is de fase voordat het in je zintuiglijke geheugen terecht komt. Focal attention is vergelijkbaar met het proces van coderen. Comprehension is het begrip en elaboration is het uitwerken van gedachten, nadenken. Comprehension en elaboration hebben beiden te maken met het opslaan en terugvinden. Het verschil tussen de die twee is een beetje gradueel. Je zou het zo kunnen dien dan bij comprehension het begrip inhoudt en dat het nodig is om verbindingen te maken met al aanwezige kennis bij elaboration ga je verder, dan ga je echt nadenken over die informatie. Wat voor rol speelt cognitieve capaciteit bij LC4MP? = Het verwerken van informatie is ingewikkeld en heeft met subsystemen te maken. Het heeft denken en aandacht nodig: cognitieve capaciteit. De cognitieve capaciteit is beperkt. Dat betekent dat als je meer capaciteit besteed aan het ene proces, je minder nodig hebt voor het andere proces. Omgekeerd geldt hoe meer aandacht je besteed aan iets dat afleidend is, des te minder je capaciteit over zal hebben voor het verwerken van informatie, terughalen en opslaan. Die hoeveelheid informatie is enigszins variabel en die worden door een aantal factoren beïnvloed en een daarvan is arousal: heeft te maken met een bepaalde alertheid. Het blijkt dat mensen het beste cognitief functioneren bij een gemiddeld niveau van arousal. Ben je te weinig geprikkeld, dan functioneer je minder goed. Wat is Resource Allocation (RA)bij het LC4MP? = Aandacht moet verdeeld worden over verschillende processen. Hoe wijs je aandacht toe aan verschillende processen van informatie verwerken? Dat kan grofweg op twee manieren: 1. Aandacht richten op extreme stimulus. Dan ben je vooral bezig met coderen naar het werkgeheugen. 2. Aandacht richten op intern proces/ storage en retrieval. Je richt het meer naar binnen. Toewijzing van aandacht doe je voor een belangrijk deel zelf. Je kunt zelf besluiten waar je aandacht aan besteed. Maar aandacht kan ook automatisch toegewezen worden, zonder dat jouw wil daar iets mee te maken heeft. Je wordt door externe stimuli getrokken. Het toewijzen van aandacht kan op twee manieren gaan: 1. Gecontroleerd: door de ontvanger zelf. Mensen zijn er heel erg sterk in. Om dat soort dingen aan te tonen zijn in de loop van de tientallen jaren verschillende onderzoeken uitgevoerd. Mensen kunnen hun aandacht zo erg ergens op richten dat ze blind worden voor andere zaken. Mensen geven maar heel beperkt hun aandacht aan dingen. Daarom is het slim om te adverteren met dingen waar mensen aandacht aan besteden, waarin ze geïnteresseerd zijn. Zo heb je dat het internet onthoudt waar je naar zoekt en waar andere mensen naar zoeken die daar naar zoeken en zo kun je gepersonaliseerde advertenties te zien krijgen. 2. Automatische toewijzing van capaciteit: Je kunt het een beetje zien tegen de evolutionaire achtergrond die mensen nodig hebben om te overleven. En vanuit dat idee zullen mensen aan sommige categorieën van informatie automatisch aandacht schenken: 1. Informatie met levenswaarde: Dat is alles wat te maken heeft met geboorte of sterven. Dus wanneer er levensgevaar is, zullen mensen daar aandacht aan besteden. Alles wat met geboren worden te maken heeft en het proces wat daaraan vooraf gaat, zullen mensen aandacht aan besteden. Dat er een overvloed aan geweld en seks is op tv, heeft te maken met dat mensen daar automatisch aandacht aan besteden al is het maar kort. Als je op straat iemand ziet zoenen, besteed je daar aandacht aan, of je nou wil of niet. In de psychologie noemen ze dat orienting respons. En dat kenmerkt zich door een hele korte durende verlagende hartslag. Jouw lichaam gaat in rust zodat jij je kunt concentreren op wat er gebeurd. Alles wat met seks en geweld te maken heeft, daar reageren mensen sterk op en dat soort informatie wordt ook buitengewoon opgeslagen. Dat is ook bij getuigenverklaringen. De verdediging zegt dat de getuigen het niet meer weet, want het is niet betrouwbaar. Wat zit daar achter? De aandacht wordt getrokken door de misdaad, dat is coderen. Maar vervolgens roept dat heel veel emoties op en dat zorgt er voor dat jouw cognitieve systeem zo overbelast raakt, dat je helemaal niet meer weet waar diegene naar toe liep, wat hij aanhad etc. En dat is een discussie die je wel een ziet bij getuigenverklaringen. 2. Concrete (levendige) of nabije informatie. Er is een verschil tussen Assad en Kim Jong Un die met dood en bederf over de westerse wereld dreigen of een halve gare die op twee meter afstand met een vuist voor je gezicht staat. Een dreigement over wat ze wel niet met de westerse wereld willen doen is abstract en een vuist voor je gezicht is concreet. Bovendien zijn Assad en Kim Jong Un heel ver weg en die halve gare is op twee meter afstand.Je ziet het verschil tussen abstract en concreet ook tussen theorie en praktijk. Als je leert moet je het ook kunnen koppelen aan de werkelijkheid. Op tentamens zijn mensen vaak veel beter in staat om alleen het voorbeeld naar voren te halen, maar de theorie zelf zijn ze vergeten. 3. Afwijkende informatie: er zit iets van contrast in. Iets dat uit het andere springt en afwijkt of iets wat nieuw is. Dit is vanuit evolutionair oogpunt ook belangrijk om aandacht aan te besteden. Vroeger was dat om te kijken of er een roofdier was, maar ook nu nog kan het je leven redden. Welke drie automatische aandachtstrekkers zijn er? = 1. Informatie van levenswaarde (alles wat met leven en doodgaan te maken heeft). 2. Concrete (levendige) of nabije informatie. 3. Afwijkende informatie. Met de automatische aandachtstrekkers kun je aandacht trekken van een publiek dat er niet op zit te wachten. Waarom zou je hier niet altijd gebruik van maken? Tot op zekere hoogte wordt er ook heel veel gebruik van gemaakt. Tot op zekere hoogte werkt het prima, maar waarom zouden we het niet altijd en overal gebruiken? = Dat heeft te maken met Resources Required (RR). Dat heeft te maken met dat het verwerken van een boodschap niet alleen afhankelijk is van de hoeveelheid aandacht die jij het zelf toewijst, maar ook de hoeveelheid aandacht die het kost om een boodschap te verwerken. Wat is Resource Required (RR)bij het LC4MP? = Als iets meer aandacht kost dan jij het geeft, dan zal het verwerkingsproces er onder lijden. Wat bepaalt nou of iets meer capaciteit kost om te verwerken? De eerste automatische aandachtstrekker was informatie met overlevingswaarde, daar zagen we dat bij de ooggetuige. Het is geweldig om met emoties te werken, maar emoties kunnen ook heel veel losmaken waardoor het te veel capaciteit kost om informatie te coderen. Hetzelfde geldt voor concrete en nabije informatie. Die wordt overmatig en goed opgeslagen. Je kunt heel mooi alleen voorbeelden geven, maar het gevaar is dat het te veel losmaakt en dat je niet genoeg capaciteit hebt om de koppeling naar de theorie te maken. Dat heeft ook te maken met de hoeveelheid nieuwe informatie die je per tijdseenheid introduceert. Hoe meer informatie je ergens instopt, des te zwaarder wordt de cognitieve belasting. Dat kun je mooi zien aan het voorbeeld van de wisselingen van camerapositie in een scene. Er wordt in onderzoeken onderscheid gemaakt tussen soorten camerawisselingen binnen een scene. Het enige wat je ziet is dat het als het ware veranderingen zijn, maar de veranderingen zijn helemaal niet zo veer waardoor het niet zo veel capaciteit kost om het te verwerken. Een camerawisseling binnen een scene is een edit en een camerawisseling tussen scenes is een cut. Je kunt ook nog een camerawisseling hebben binnen een scene met objectwisseling. Allemaal zullen een oriëntal respons oproepen, waardoor je meer capaciteit gaat toewijzen, maar bij een cut verandert er wel een hoop. Hoe meer er veranderd, hoe meer capaciteit er zal worden gevraagd. Dus pas op met camerawisselingen als je informatie over wil brengen. Ook ondertiteling (ogen gaan er naar toe en je gaat het lezen, het is bijna niet te vermijden) en dat is allemaal capaciteit. Als het dezelfde taal is, is de afstemming beter en dan is het minder capaciteit dan wanneer het uiteen loopt. Humor is een geweldige aandachttrekker. Je speelt met verwachtingen op een leuke manier. Maar het betekent dat er ergens een discrepantie zit tussen verschillende elementen in de boodschap en dat maakt het wel moeilijker om te verwerken. De vraag is of de extra capaciteit van humor opweegt tegen de verzwaring van je boodschap. Ook moet je de benodigde kennis of vaardigheiden hebben. Dat heeft ook invloed over het verwerken van je boodschap. Als je al iets over een onderwerp weet en je leest er wat over is dat makkelijker te verwerken, dan wanneer je er nog niets over wist. Ook speelt de moeilijkheid van de informatie mee: tekst-beeld afstemming, benodigde voorkennis/vaardigheden en de opbouw van het verhaal. De opbouw van het verhaal: het is niet voor niets dat toen je net kon praten en je ging een verhaaltje vertellen dat het begon met ‘mama en papa … en toen … en toen… en toen…’ en toen was je buiten adem. Het was in chronologische volgorde. Dat zie je nu niet veel meer. Wanneer je niet in chronologische volgorde vertelt, speel je ook met aandacht erbij houden. Wanneer je puur informatie over wil brengen wordt het lastig voor de lezer om informatie te verwerken. In de journalistiek zie je dat er in een soort omgekeerde piramide geschreven wordt: je begint met het meest belangrijke, dan komen een aantal minder belangrijke zaken en tot slot nog wat vulling die er ook bij kan, maar die desgewenst eraf geknipt kan worden (handig als het moet passen in de krant). Maar de chronologische volgorde is verdwenen en dat maakt het lastig om informatie te verwerken. Aan de andere kant zou het heel vreemd zijn om het nieuws in chronologische volgorde te zien. En als laatste speelt de controle van de ontvanger over het tempo van informatieverwerking mee. Audio, audiovisueel en tekst. Dat komt op verschillende manieren over. Media lijkt het volgens onderzoek beter te doen dan radio, mits de beelden ook ondersteunen. Bij alleen tekst kun je je eigen tempo bepalen. Dat is waarom uit onderzoeken uit kennisoverdracht print het beter lijkt te doen dan audiovisueel en radio. Bij kinderen is het omgekeerd, want die hebben minder leesvaardigheid. Zo zie je dat ook het medium dat je gebruikt een rol kan spelen.
Ingezonden op 22-10-2018 - 950x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!