Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Theorieën over Media-effecten
› 4 College 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Theorieën over Media-effecten
4 College 5
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is het geheugen als associatief netwerk? = Het geheugen kan ook gezien worden als een netwerk van allemaal ideeën en associaties die mensen hebben. Bij de woorden ‘wanhopig’, ‘verkleumd’, ‘aangeslagen’ en ‘geschokt’ zou je als vijfde woord ‘bang/angstig’, ‘verward’ of ‘geschrokken’ kunnen kiezen. Je denkt dan aan mensen met een trauma, slachtoffers. Blijkbaar is het zo dat bepaalde ideeën of concepten vaker samen voorkomen dan anderen. Voetbal komt niet in je op, dus dat is een concept dat verder af staat van deze concepten. Volgende voorbeeld: inbreker, boef, etc. Dit zijn ook dingen die vaker bij elkaar voor komen. In de literatuur worden dit soort dingen schema’s genoemd of associatief netwerk. Schema’s: kennis die je hebt over stimuli, maar er zit een bepaalde ordening in naar ruimte of logica. Als het ene voorkomt, komt het andere ook vaak voor. Wat zijn voorbeelden van veel voorkomende schema’s? = 1. Mentale kaart: bijv. in de supermarkt. Als je daar vaak komt, kun je de boodschappen blind vinden, omdat je de ruimte als een mentale kaart in je hoofd hebt zitten en dat zul je merken op het moment wanneer je een andere supermarkt binnenloopt, dan moet je langer oriënteren. 2. Scripts: ordening van begrippen naar tijdsvolgorde. Bijv. hoe typisch een etentje verloopt, of een dag op de universiteit, of een kerkdienst. Het komt van filmscript dat een aantal gebeurtenissen op een vastgestelde volgorde plaatsvindt. 3. Stereotypen: bepaalde opvattingen die we over bijv. bepaalde groepen mensen hebben: bijv. Nederlanders en Belgen, mannen en vrouwen, etc. Waarom hebben mensen die schema’s? = 1. Ze sturen heel erg de waarneming. Je weet op een gegeven moment al wat je kunt verwachten. Je weet wat er gaat komen. 2. Dat maakt het ook een stuk makkelijker voor je. Je hoeft er niet steeds over na te denken, cognitieve capaciteit te besteden aan het verwerken van wat er nog komt. Het vergemakkelijkt de informatieverwerking. 3. Het gevolg kan soms wel zijn dat je iets denkt te zien wat je helemaal niet ziet. Soms denk je iets gezien te hebben wat er niet was, doordat je het invult met iets wat er op leek. Zo kun je een verkeerde herinnering krijgen. 4. Het vergemakkelijkt de oordelen die we maken. Stel je staat in de kroeg met vrienden en om de beurt geven jullie een rondje. En op een gegeven moment verwacht je dit van een vriend, maar die past. Dan denk je: wat is het aan de hand? Het script over wat er op zo’n avond gebeurt, klopt niet. Er loopt iets niet volgens het script. Als je op een gegeven moment een bepaald schema over iemand hebt: die zit altijd op de centen, dan hoef je er niet meer over na te denken. Dan weet je dat en hoef je niet meer te oordelen. Op het moment dat iets niet volgens het schema gaat, dan leidt dat tot nadenken, tot cognitieve capaciteit. Hoe zie je dat er in de praktijk gebruik wordt gemaakt van het denken in schema’s? = Je ziet in de media dat er veel gebruik wordt gemaakt van het feit dat mensen informatie verwerken volgens deze schema’s. Een bekend voorbeeld is een reclame. De vrouw in de reclame staat nog steeds achter het aanrecht. Er is niet veel veranderd. Waarom zou dat zo zijn? Media en reclame in het bijzonder zijn behoorlijk conservatief. Ze houden dat beeld in de samenleving vast dat het algemene beeld is. Dat is omdat het makkelijker is om te begrijpen. Je hoeft er verder niet over na te denken. En dat is handig als je wilt dat de aandacht bij het product is, want je hebt maar 30 seconde. Je kunt het ook als strategie gebruiken om op te vallen, maar vaak wordt dat op een andere manier gedaan. Een onbedoeld effect van conservatieve reclame zou kunnen zijn dat je mensen buiten dat stereotype beeld niet aanspreekt en je ze daarom misloopt. Door steeds dat stereotype beeld in reclames voorgeschoteld te krijgen, blijf je het beeld bevestigen, terwijl de ontwikkelingen daar al op vooruit lopen. Je kunt als aandachtstrekker ook in gaan tegen het stereotype beeld en proberen iets te vernieuwen. Een bedoeld effect kan dan verkopen van product zijn en humor en het conservatisme in de media aankaarten. De vraag is of het werkelijk zo werkt en of dat mensen dan niet ook bevestigd worden. Je kunt dit ook serieuzer doen, zoals bij pijnenburg. De media speelt dus in op stereotypen en dat heeft bedoelde en onbedoelde effecten. Wat is de beschikbaarheidsheuristiek? = Van Daniel Kahneman. Stel er wordt je gevraagd hoeveel dagen het per jaar regent in Nijmegen. Het is heel moeilijk om een schatting te maken. Het gaat om het proces van hoe je tot die schatting komt. Het zijn hele moeilijke schattingen, dus je gaat in je geheugen graven naar situaties die je kunt herinneren dat het regent en wanneer je je situaties kunt herinneren, zal je schatting hoger uitvallen. Je moet snel tot een schatting komen, dus je gaat zo denken en komt ergens. Over het algemeen werken de heuristieken aardig, maar hij word wel snel beïnvloed. Stel dat je de vraag hoeveel het in Nijmegen regent eind augustus stelt wanneer er 2 maanden geen regen was, dan moet je verder graven in je geheugen, dan kom je tot een lage schatting. Na een natte tijd komen de voorbeelden veel makkelijker naar boven en is de kans groot dat je bij een hogere schatting uitkomt. Dat beïnvloeden, daar wordt gebruik van gemaakt in de media. Hoe probeert de media de beschikbaarheidsheuristieken te beïnvloeden? = 1. Agenda setting effecten: de media bepalen niet zozeer hoe je over iets denkt, maar wel waarover je denkt en waarover je praat op een bepaald moment. Dus de media zetten de agenda. Er worden twee componenten onderscheiden: 1. Agenda building: factoren proberen onderwerpen op de politieke agenda te krijgen en dat doen ze via de media, dus bepalen ze de media agenda ook. Het kan ook langs de media om, bijv. twitter. Dat agenda beïnvloeding proces beïnvloed de agenda van de media. Vervolgens wordt jij steeds blootgesteld aan bepaalde onderwerpen, en ga je die onderwerpen ook belangrijk vinden. Dat is het agenda setting effect. Waarom zou agenda setting effect werken? Waarom ga je iets belangrijk vinden als je met een aantal berichten daarover geconfronteerd worden? Op die vraag kun je antwoord geven met schema’s en heuristieken. Als je bijvoorbeeld een bericht hoort over een onderwerp waar je nog niet zo veel over na hebt gedacht. De dag daarop komt het weer langs en de dag daarop weer. De kans dat hoe meer en hoe vaker het langs komt, hoe meer je er van mee krijgt. Er wordt elke keer informatie gecodeerd en gerelateerd aan dat wat je er al van weet en elke keer weet je er meer van. En gaandeweg ontwikkelt zich een schema dat steeds uitgebreider wordt. Elke keer wordt dat schema geactiveerd en gereactiveerd. Het is makkelijk beschikbaar en heel makkelijk om terug te halen. En dan komt de dag dat je een berichtje krijgt van een opiniepeiler: noem drie onderwerpen die heel belangrijk zijn. Hoe ga je die vraag beantwoorden, ingewikkeld. Dus je gaat graven naar onderwerpen die makkelijk naar boven komen. En dat berichtje dat zo vaak in de media kwam, komt dan naar boven dus vul je dat in als dat je dat belangrijk vindt. Dit is dus een invulling van een communicatiewetenschappelijke theorie met betrekking tot schema’s. 2. Cultivatie effecten: dit gaat ook een beetje over een soort conservatisme in de media. George Culner?? Heeft veel gedaan. De media spiegelt dag in dag uit een negatief beeld over de wereld voor. Niet alleen nieuws, maar ook fictie. En dat leidt er toe dat mensen een beeld krijgen dat andere mensen niet te vertrouwen zijn en dat je maar heel goed op moet passen: mean world view. Door veel tv te kijken en door het beeld dat de media schetst zouden mensen steeds meer bevestigd worden in hun beeld dat de wereld een slechte plaats is. Het is een lange termijn effect. Hoe zou dit werken? Als eerste zou het zo zijn dat inderdaad de wereld vooral uit, de tv/media wereld uit slechtigheid bestaat, meer dan uit neutraal of goede tijd. Hij noemt dat ook wel de negativitie bias: mensen hebben meer aandacht voor het negatieve dan het positieve. De media weet ook dat wij meer aandacht schenken aan negativiteit, waardoor het makkelijker wordt om een hoop negativiteit op te nemen. Dat geldt voor non-fictie: selectie op nieuwssites en het geldt ook voor fictie. Als jij voortdurend bloot wordt gesteld aan negativiteit en het gaat er steeds maar over. Wat er gebeurt is dat op een gegeven moment jouw schema met soort gelijke gebeurtenissen steeds opnieuw wordt geactiveerd en gereactiveerd en niet meer de kans krijgt om weg te zinken, dus steeds maar weer boven komt. En als je dan een inschatting moet geven van hoe vaak het voor komt dat een jonge vrouw de bosjes in wordt getrokken en wordt vermoord, dan kom je op een hoge inschatting volgens de heuristiek. Welke twee theorieën zijn van toepassing bij het toepassen van schema’s? = Priming en Framing. Wat is priming? = Het komt veel voor in de psychologie. Je kunt verschillende soorten onderscheiden: 1. Supraliminaal: je bent je bewust van het feit dat je bent bloodgesteld aan een bepaalde stimulus en die stimulus gaat iets doen met jou waar je je niet van bewust bent. Je bent je dus niet bewust van dat die stimulus iets met jou gaat doen. Vroeger wat het een truc om als het roemoerig was om dan het woord ‘tentamen’ te laten vallen. Dan wordt het rustig in de zaal, omdat er een tentamenschema wordt geactiveerd. Je weet als student niet dat je rustig wordt doordat het woord ‘tentamen’ wordt genoemd, al ben je je wel bewust van het feit dat het woord tentamen wordt genoemd. Dit zijn experimenten om het effect aan te tonen. Een ander voorbeeld is bij priming en productbeoordeling. De ene groep moet geld sorteren en de andere groep plaatjes van de vier seizoenen. Vervolgens gaan ze door het tweede experiment waarbij ze gevraagd worden om producten te beoordelen. De studenten die geld gesorteerd hebben, houden bij beoordeling veel rekening met de prijs, terwijl de proefpersonen waarbij het natuurschema door de priming geactiveerd was, letten meer op milieuvriendelijkheid. Je gebruikt het dus om verschillende dingen te beoordelen. Hier kun je in reclames maar ook politieke campagnes gebruik van maken. Stel, je wil een reclame maken van een dure, maar milieuvriendelijke auto en je wil gebruikmaken van priming. Hoe pak je dat aan? Belangrijk is dat eerst natuur in beeld komt voordat de auto in beeld komt, want dan wordt eerst het schema milieu geactiveerd. Of in het reclameblok van een natuurdocumentaire. In de politiek gebeurt het ook heel erg veel. Als er morgen verkiezingen zouden zijn, welke partijen zouden daar dan baad bij hebben, gegeven de discussies die de afgelopen dagen zijn gevoerd? (Was rond de tijd van Lily en Howick. D66 neemt een duidelijk standpunt over het kinderpardon dat volgens hen verruimd moet worden, net als CU. De PVV heeft ook een heel duidelijk standpunt hierin. Wel de andere kant op. Dus als je partijen gaat beoordelen, dan zijn dat de partijen die daarop kunnen scoren. Partijen die op dit thema geen uitgesproken mening hebben, kunnen hier niet op profileren. Dat is de reden dat er na aanloop van de verkiezingen heel hard gewerkt wordt om bepaalde onderwerpen op de agenda van de media te krijgen. 2. Subliminaal: je bent je niet bewust van het feit dat er een stimulus was, maar deze doet toch iets met je. Bijv. toen men dacht dat iets in milliseconden voorbij laten flitsen zou zorgen dat je iets zou kopen. Wat is framing? = Het inkaderen van een onderwerp. Maar het grappige is, is dat het onderwerp op twee manieren ingekaderd kan worden. Je kunt het op verschillende manieren zien. Twee opvattingen van framing: 1. Traditioneel (uit de psychologie): traditioneel in de psychologie toegepast: maak keuze tussen twee precentieprogramma’s voor een dodelijke ziekte. Je kunt kiezen uit programma A: 200 mensen worden sowieso gered. Of uit programma B: kans van 1 op 3 dat 600 mensen worden gered en een kans van 2 op 3 dat niemand wordt gered. In dit geval kiezen de meesten voor programma A. Maar als je het anders formuleert: programma A: 400 mensen sterven sowieso. B. een kans van 1 op 3 dat niemand sterft en een kans van 2 op 3 dat 600 mensen sterven. In dit geval kiest iedereen voor B. En dat is raar, want de kansenverhoudingen zijn gelijk. Maar toch kiest iedereen in het eerste geval voor A en in het tweede geval voor B. Er staat eigenlijk precies hetzelfde, maar het wordt op een andere manier verwoord. In het ene geval wordt het beschreven in termen van winst en in het andere geval in termen van verlies. Wordt er in termen van winst of verlies geframed, blijkt dit effect te hebben op de manier waarop mensen keuzes maken. Wat van belang is, is dat het enige dat hier veranderd wordt de manier is waarop de boodschap wordt vormgegeven. Puur en alleen de manipulatie van de vorm van het vertellen. 2. Uit de communicatiewetenschap: het wordt meer beïnvloed vanuit ideeën uit de sociologie en antropologie. Men ziet een frame als een georganiseerde gedachte dat cultureel bepaald is. Dat kan een stereotype zijn of een spreekwoord etc. Dat soort dingen kun je in mediaboodschappen stoppen om daarmee te sturen. Metaforen, bepaalde woordkeuzes, elementen, vooral de vorm waarmee je culturele frame in het schema van mensen activeert waarmee een bepaalde frame in een schema wordt verwerkt. Hoe werkt het? In kranten zie je vaak verschillende typen berichten over dezelfde gebeurtenis. Zo kan een asielzoeker beschreven worden met woorden uit het schema van een onschuldig slachtoffer of uit het schema van een crimineel. De kans is groter dat je positiever naar vluchtelingen kijkt door zo’n frame. Kritiek hierop vanuit de prospecttheorie: het zijn niet alleen vormkenmerken. Eigenlijk wordt ook de inhoud veranderd. Wat is een frame? Is het puur de verandering van vorm, of is het ook de verandering van de inhoud? Er wordt nu gezegd dat het ook een verandering van de inhoud is. Er zitten ook impliciete en expliciete verwijzingen in. Je kunt bij framing inspelen op bestaande ideeën en die koppelen aan iets anders of associaties aankweken die er nog niet zijn. Het positieve gevoel kun je laten koppelen aan een merk, dus wanneer je later aan dat merk denkt, dan doet je dat denken aan al die leuke dingen. Wat is het verschil tussen priming en framing? = Bij priming activeer je een mentaal construct en dan wacht je af wat er gebeurt. Bij framing koppel je twee mentale constructen aan elkaar door ze telken naar boven te laten komen.
Ingezonden op 23-10-2018 - 1070x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!