Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Theorieën over Media-effecten
› 10 College 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Theorieën over Media-effecten
10 College 10
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat voor inhoudskenmerken hebben we langs zien komen? = 1. Met negatieve lading of niet. 2. Is het voor de ontvanger concreet of dichtbij. 3. Zit er humor in. 4. Heeft het overlevingswaarde? Daar valt negatief en positief niet onder. Alles met baby’s en seks trekt onze aandacht. 5. En er zijn nog vast wel meer te noemen. Wat voor vormingskenmerken hebben we gezien? = Verhaalstructuur en montagetechnieken. Wat voor kenmerken van de bron hebben we gezien? = Deskundigheid en of je iemand leuk vindt of niet. Welke kenmerken van het mediumtype hebben we gezien? = Is het print of niet, zelf op navigeren of niet en de kijkhoek. Wat zijn theorieën? = Vereenvoudigde weergave van hoe dingen werken. Daar leiden wij dingen uit af. Modellen zijn geformaliseerde uitwerkingen van onze ideeën/voorspellingen of zoiets aan de hand waarvan we kunnen voorspellen. Volgens de AIDA model volgt (1) interesse uit aandacht en (2) gedrag uit verlangen. A. Alleen stelling (1) is juist. B. Alleen stelling (2) is juist. C. Stelling (1) en (2) zijn beide juist. D. Stelling (1) en (2) zijn beide onjuist. = C. Eigenlijk als je de afkorting kent, dan kom je er al uit. Cultivatie-effecten zijn goed te verklaren vanuit A. Fluency effecten. B. Framing effecten. C. A en B zijn beide fout. = C. Framing: je hebt een bepaald stereptype en dat koppel je aan iets anders. Bij cultivatie gaat het om in de media veel voorkomende moord en doodslag. Allemaal negatieve berichten die goed toegankelijk zijn in het geheugen en volgens de beschikbaarheidsheuristiek komt dit allemaal in het geheugen naar voren en ga je de wereld als een negatieve en gevaarlijke plaats beoordelen. Agenda setting heeft wel te maken met beschikbaarheid, maar dat is iets anders dan cultivatie. Welke voorspelling doet het Limited Capacity Model of Mediated Message Processing over de herinnering van informatie uit een filmpje naarmate het aantal camerawisselingen toeneemt. A. Die zal toenemen. B. Die zal afnemen. C. Daar kun je op basis van alleen deze informatie niets over zeggen. = C. Twee dingen zijn hier belangrijk om te onthouden. De camerawisselingen zorgen dat er meer bronnen worden toegewezen, maar aan de andere kant wordt er met elke nieuwe camerawisseling meer informatie gegeven waardoor RR ook toeneemt. Daarom heb je op basis van deze informatie te weinig om te zeggen dat het toe of af zal nemen. Welk(e) van de volgende begrippen speelt of spelen een rol in het Elaboration Likelihood Model? A. Need for Cognition wel, Ability niet. B. Ability wel, Need for Cognition niet. C. Need for Cognition wel en Ability ook. D. Need for Cognition niet en Ability ook niet. = C. Welk van de volgende theoretische mechanismen veronderstelt een relatief hoog niveau van aandacht? = A. Evaluatieve conditionering. B. Expectancy Values. C. Hedonic Fluency. D. Observational learning. = B. Expectancy Values: alle ideeën die je hebt over een object keer de evaluaties die je er aan toekent. Een proces dat cognitieve capaciteit vraagt in tegenstelling tot de andere drie. In de tekst van Buijzen et al (2010) over het PCMC Model speelt een groot aantal theoretische begrippen een rol. Welk van de volgende begrippen speelt hier géén rol? A. Cognitieve elaboration. B. Spreading activation. C. Resource allocation. D Format intergration. = B (Waarschijnlijk). Een van de verklaringen die zijn gegeven voor de uitslag van de Nederlandse parlementsverkiezingen van 15 maart 2017 is dat door het economisch herstel de kiezers niet zozeer economische thema’s belangrijk vonden (bijv. inkomensongelijkheid) als wel immateriële thema’s (bijv. de Nederlandse identiteit, maar ook bijv. de discussie over levenseinde bij voltooid leven); en parijen daarom ook vooral beoordelen naar hun ideeën over immateriële thema’s. Het gevolg: Partijen die zich traditioneel vooral op economisch gebied profileren en een minder uitgesproken verhaal hebben over immateriële zaken (VVD, PvdA, SP) verloren, terwijl partijen die zich juist meer op immateriële thema’s profileren (o.m. PVV, CDA, D66) wonnen. Met welke theorie is deze verklaring het meest in overeenstemming? A. Framing. B. Exemplification. C. Cultivatie. D. Priming. = D. Deze vraag gaat over het ‘Limited Capacity Model of Motivated Mediated Message Processing (LC4MP). In het LC4MP wordt een onderscheid gemaakt tussen automatische en gecontroleerde verwerking van informatie. Beschrijf bede vormen van informatieverwerking en gebruik daarbij een of meerdere voorbeelden. = Het gaat hier om verwerken van informatie, dus niet over gedrag. De bel gaat af en dus besteed ik er aandacht aan. In het geval van automatische reactie wordt de reactie door een externe stimulus in gang gezet. Dat kan een belletje, een camerawisseling, een plotselinge beweging etc. zijn. Het kan van alles zijn. Gecontroleerde verwerking is het verwerken vanuit jou zelf, omdat je zelf ergens aandacht aan toe wijst. Halfontblote lichaamsdelen, zwoele blikken… erotiek speelt in veel televisiereclames tenminste impliciet een rol. Geef vanuit het LC4MP een beargumenteerd oordeel over de mogelijke voordelen én nadelen die het gebruik van erotiek in televisiereclames voor de reclamemaker zou kunnen hebben. = Antwoord in college: enerzijds positief want het trekt aandacht waardoor je beter gaat verwerken, maar het kan ook te veel worden waardoor je het niet goed verwerkt krijgt. Hier krijg je wat punten voor maar niet alles. Ander antwoord: het trekt aandacht, maar het kan onder omstandigheden negatief werken, want als het niet aan de boodschap is gekoppeld werkt het afleidend en zal het niet werken. Ook niet helemaal. Het goede antwoord: Deze antwoorden zijn voor een deel goed. Het afleidende heeft met RR te maken. Camerawisselingen in een van de vorige vragen zorgen voor meer RA maar ook RR. Waar is de balans? Erotiek trekt aandacht en zorgt dus voor meer RA en dat is positief. Keerzijde is dat het ook veel extra bronnen vraagt om te verwerken, dus meer RR. En dat kan er toe leiden dat er cognitieve overbelasting ontstaat als de RR groter is dan de RA. Als het er bijv. niets mee te maken heeft of als er emotionele belasting is. In het Eloboration Likelihood Model (ELM) wordt de mate van elaboratie door twee categorieën van factoren beïnvloed. Om welke twee categorieën gaat het? Geef binnen elke categorie van factoren ook een voorbeeld van een factor die de mate van elaboratie beïnvloed. = Het is opgedeeld in twee grote categorieën en om welke categorieën gaat het? Motivatie en gelegenheid. Nu de voorbeelden nog: Motivatie bijv. angst. Gelegenheid: voorkennis. Het Extendend Elaboration Likelihood Model (E-ELM) valt te beschouwen als een uitbreiding van het ELM. In het college is besproken dat het bij die uitbreiding vooral om twee zaken gaat. Leg uit om welke twee zaken het gaat. = Het type boodschap wel en de soort motivatie. ELM gaat er vanuit dat de motivatie kennis is. Dus het gaat om bepaalde typen motivatie. En bepaalde genres spelen in op bepaalde typen motivatie. Het model van Narrative Persuation is in hetzelfde college besproken als het E-ELM omdat het past bij de centrale gedachtegang van het E-ELM. Leg dit uit. = Het model van narrative overtuiging speelt in op het feit dat mensen vanuit de motivatie om domweg vermaakt te worden, die andere manier van motivatie leidt tot een andere manier van overtuiging en dat past bij E-ELM. Je zou het ook anders kunnen zeggen dat identificatie een rol kan spelen. Verhalen zorgen, mits goed geproduceerd, voor een werkelijkheid van het verhaal, dat je het cognitief en emotioneel ervaart alsof je er zelf bij bent en dat je je er cognitief niet tegen kan verzetten. En de behoefte om je jezelf te identificeren met mensen. Vanuit dat pad kun je ook overtuigd worden. Om media te gebruiken om je met anderen te identificeren past ook bij E-ELM. Je hoeft maar één van deze verklaringen te noemen, dan is het goed.
Ingezonden op 24-10-2018 - 932x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!