Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Woorden en Woordgebruik
› 2 College 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Woorden en Woordgebruik
2 College 2
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is een lexeem? = Een vorm die bij conventie wordt geassocieerd met een niet-compositionele betekenis. Wie zijn er belangrijk geweest voor de relatie tussen vorm en betekenis? = Plato (427-347 vC) en Ferdinand de Saussure (1857-1913). Wat introduceerde Ferdinand de Saussure(1857-1913)? = Hij introduceerde het taalvermogen van de mens. Toen hij was overleden is er een boek gemaakt op basis van collegeaantekeningen van studenten en dat is heel belangrijk geweest: Cours de linguistique générale (1916). Taalteken legt een relatie tussen signifiant (‘vorm’(acoustic image)) en signifié (‘betekenis’(concept)). Relatie tussen signifiant en signifié is arbitrair (m.u.v. onometopeeën). Hij introduceerde het neologisme ‘langage’ waar het algemene taalvermogen van de mens mee werd aangeduid. Hij legde de basis voor de huidige taalkunde. Wat is klanksymbolisme? = Een relatie tussen klank (of gebaar) en betekenis is veel minder willekeurig dan vaak wordt aangenomen. Wat is klanknabootsing? = Onomatopee: woorden die geluid nabootsen: koekoek, sissen, oehoe, toeteren, klappen, blaffen, kwaken, tjielpen, grutto. Wat is een idiofoon? = Woorden waarvan de klank iets verraad over de betekenis, zoals saaa voor een frisse smaak in de mond in de Ghanese taal Siwu. Hoe wordt er in de reclame gebruik gemaakt van iconische gebaren? = Harde klanken worden ook geassocieerd met kleiner, minder. Ronde figuren worden meer geassocieerd met zachte klanken en hoekige figuren met harde klanken. Woorden dragen een gewicht en zorgen voor een associatie. Wat is niet-compositioneel? = Als de betekenis te beschouwen is als iets anders dan een optelsom van de betekenissen van de samenstellende delen. Bijv. aard en bei is niet samen aardbei, maar boekenkast dekt wel de betekenis. Wat is geleedheid? = Ongelede lexemen: uit een morfeem, niet deelbaar. Geleden lexemen: meerdere morfemen. Hier kunnen we woorden in opdelen. Complexiteit. Wat zijn polisynthetische talen? = Er worden heel veel woorden aan een woord gehangen. Het maakt uiteindelijk niet meer uit waar een woord in een zin staat, want de betekenis verandert niet. Dit zijn bijzondere lexemen. Wat is een lexicon? = Een lexicon bestaat uit lexemen. Een lexeem is een vorm die bij conventie wordt geassocieerd met een niet-compositionele betekenis. Wat zit er in een lexicon? = In ieder geval vrije morfemen (ongelede lexemen/simpele woorden), gebonden morfemen (kunnen niet zelfstandig voorkomen; -er (hij die bedrijft), -s (meer dan 1)), niet-compositionele gelede lexemen (vijandig). Wat zijn niet-compositionele gelede lexemen? = Compositioneel (1 of 2 morfemen) vs. Niet-compositionele gelede lexemen. Van de woorden muts, mutsje, slaapmuts, slaapmutsje (dat is een drankje), lelijk, oerlelijk, en schreeuwlelijk, zijn de woorden slaapmutsje en schreeuwlelijk niet-compositioneel gelede lexemen. De combinatie van woorden krijgt een nieuwe betekenis. Dus wanneer het een nieuwe betekenis krijgt, is het een niet-conventioneel geleden lexeem. Wat zijn idiomen? = Idiomatische uitdrukkingen zijn per definitie meerwoordig en (deels) idiosyncratisch. 1. It takes two to tango, alea iacta est, nu komt de aap uit de mouw. 2. Kick the bucket, answer the door, de pijp uit gaan. 3. By and large, happy go Lucky, appeltje-eitje. Betekenis kan niet compositioneel bepaald worden. Gaan soms in tegen syntactische regels. Sommige idiomen bevatten zelf structuur: 1. To blow ONE’s nose, to jog ONE’s memory, to lose ONE’s temper. Op JE bord krijgen, in JE geheugen graven, een bord voor JE kop hebben. Idiomen problematisch voor een lexicon met alleen woorden. Zij moeten ook in het lexicon zitten. Uitdrukkingen die per definitie meerwoordig zijn. Ze komen niet in het woordenboek voor. Sommige idiomen bevatten zelf structuur. Hoe kun je van idiomen naar constructies? = Idiomen maken het lexicon groter. Sommige onderzoekers: het lexicon moet nog groter: constructions: pieces of syntax connected te meaning in a conventionalized and partially idiosyncratic way. Constructionistische theorie van taal (e.g. Fillmore, Croft. Goldberg, Tomasello). ‘The totality of our knowledge of language is captured by a network of constructions: a ‘construct-i-con’.’(Goldberg 2003:219). Comparative correlative constructie: 1. The more you think about it, the less you understand. Op zichzelf zijn de delen ongrammaticaal: 2. The more you think about is. 3. The less you understand. Komt ook als vaststaande uitdrukking voor (frozen idiom): 4. The bigger they come, the harder they fall. Nederlandstalige constructies: a. Een schat van een kind. B. een kast van een huis. C. zo’n reus van een hond. N1 die in buitengewone mate kenmerkende eigenschappen vertoont van N2 (subjectief-evaluerend). Invulling van N1 is beperkt. Ver-kwisten. A. hij heeft de hele middag verslapen. B. Ze hebben hun tijd verpraat. C. Hij vergokte zijn erfenis. NP1 – [ver [V] – NP2]. NP1 verbruikt NP2 (iets waardevols) geheel, in een activiteit aangeduid voor V (negatief evaluerend). Hoe-komX-zo-Y? Tussen welke vormen van betekenis is er een verschil volgens Murphy? = Tussen semantische en pragmatische betekenis. Semantische betekenis via entailments: dwingende implicatie; een relatie tussen beweringen; als A dan B. Pragmatische beteknis via inferenties: gevolgtrekkingen door context; context-gebonden betekenis. Wat is entailment? = Logische gevolgtrekkingen AB als A waar is, dan B ook. Wat zijn betekenisdimensies? = Denotatie: ‘contextvrije’ betekenis/ conceptuele of cognitieve betekenis; de relatie tussen een woord en hetgeen het woord naar verwijst; letterlijke betekenis. De letterlijke betekenis, staat los van associaties die je kunt hebben bij een woord. Connotatie: semantische associaties van een woord. Bijv. connotaties bij collegezaal: muf, beton etc. Afhankelijk van eigen ervaringen. Sociale betekenis: gevoelswaarde voor spreker, wat zegt een uitdrukking over de persoon en de situatie. Het heeft ook wel eens te maken met framing. Onderdeel van sociale betekenis is affectieve betekenis. Wat is polysemie? = Meerdere betekenissen voor hetzelfde woord. Wat is parafrase-semantiek? = Als je iets opzoekt in een woordenboek zie je andere woorden en als je die ook moet opzoeken, kom je in een soort infiniete regressie terecht. Wat is de driehoek van betekenis? = Denken, taal en werkelijkheid. Er zijn verschillende betekenistheorieën, zoals referentieel, mentalistische en platonistisch. Deze theorieën hebben gemeenschappelijk dat betekenis iets buitentaligs is. Wat is de referentiële betekenistheorie? = Betekenissen zijn dingen in de werkelijkheid, zoals een individu, object, eigenschap, situatie, gebeurtenis. Er is een relatie tussen taal en werkelijkheid. Betekenis: verzameling van elementen in de wereld waar het woord naar verwijst: extensie. Problemen: abstracte woorden, zoals ‘van’ en ‘de’, niet-bestaande entiteiten (geen referent), Sense or Sinn (beschreven door Gottlob Frege): een abstracte representatie van wat referenten van een woord overeenkomstig hebben: intensie. Intensie is ongeveer de eigenschappen die een intiteit moet bezittgen om met een woord benoemd te worden. Wat is de mentalistische betekenistheorie? = Betekenissen zijn ideeën in ons hoofd. Wat is de platonistische betekenistheorie? = Betekenissen zijn abstracte entiteiten. Ze zitten noch in ons hoofd, noch in de werkelijkheid. Wat is Sinn und Bedeutung van Gottlob Frege? = Een talige uitdrukking bevat twee verschillende betekeniscomponenten. 1. Bedeutung: (‘reference’): Datgene waar een uitdrukking naar verwijst. Informatieve uitspraak is waar als ze naar hetzelfde object verwijzen. De Bedeutung ban een complexe uitdrukking is een functie van de Bedeutungen van delen. 2. Sinn: (‘Sence’): De presentatiewijze van dat object. Het is een informatieve identiteitsuitspraak als het informatief is, d.w.z. als ze op verschillende wijze presenteren. De zinnen ‘De morgenster is de morgenster’ en ‘De morgenster is de avondster’ verschillen in cognitieve waarde, omdat ze verschillende namen bevatten die verschillende Sinn. De Sinn van een complexe uitdrukking is een functie van de Sinnen van de delen en de wijze waarop deze zijn samengesteld. Er zijn drie functie van de Sinne: 1. De Sinn is de wijze waarop de Bedeutung gepresenteerd wordt. 2. De Sinn van een uitdrukking bepaalt de bedeutung/ stelt ons in staat om de Bedeutung daarvan te identificeren. 3. De Sinn is wat we vatten wanneer we een talige uitdrukking begrijpen. Wat is intensie? = Meer condities nodig van bijv. die specifieke hond te beschrijven. Het is ongeveer de eigenschappen die een entiteit moet bezitten om met een woord benoemd te worden. Law of Denotation: hoe uitgebreider de intensie, hoe kleiner de extensie. Dankzij intensie hebben niet-verwijzende woorden een verschillende betekenis. Eigenschappen die een entiteit moet bezitten? (Semantische primitieven?). Welke observaties over betekenis zijn er? = Een verklarende theorie van betekenis dient in ieder geval een verantwoording te geven van de volgende twee observaties: Observatie 1: creativiteit: je kunt een woord in een context begrijpen, ook al hoor je het voor het eerst. Natuurlijk taalgebruik bevat vele woorden in nieuwe toepassingen en daarmee zijn vele ‘betekenissen’ geassocieerd. Iedere competente taalgebruiker kan: deze toepassingen herkennen, en de betekenis van deze toepassingen decoderen ook al hoort hij ze voor het eerst van zijn leven. Observatie 2: intersubjectiviteit: wanneer iemand zegt ‘hij parkeerde de auto’ dan heb je daarbij een beeld in je hoofd. Je hoeft niet precies hetzelfde plaatje te hebben, maar je moet elkaar wel kunnen begrijpen. Taalgebruikers begrijpen elkaar en zijn in staat door middel van talige uitingen informatie over te brengen. Communicatie slaagt als de hoorder decodeert wat de spreker codeert. Wat kun je zeggen over betekenis? = Hond en poedel hebben allebei eigenschappen waarvan jij op de hoogte bent. Voorbeeld intersubjectiviteit: extensie: verzameling elementen in de wereld waar het woord naar verwijst. Bijv. alle arbeiders. Intensie: eigenschappen die een entiteit moet bezitten om met een woord benoemd te worden. Bijv. iemand die werk verricht om aan de kost te komen (in je hoofd heb je dan lichamelijk werk?). Dankzij intensie hebben niet-verwijzende woorden een verschillende betekenis.
Ingezonden op 02-01-2019 - 1514x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!