Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Woorden en Woordgebruik
› 8 College 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Woorden en Woordgebruik
8 College 8
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waarom ontstaan woorden? = Er worden nieuwe technieken uitgevonden. Bijv. internet, nieuwe jargons. Je hebt het nodig voor een nieuw concept. Prestige: om aan te geven dat je het anders benoemd, dus anders bent. Waarom verdwijnen woorden? = Concept wordt niet meer gebruikt. Verdrongen worden door nieuwe woorden (aamborstig: kortademig). Waar verwijst evolutie van woorden naar? = Naar een opeenstapeling van graduele verandering die je niet ziet. Het is begonnen in de biologie. Je kunt er een stamboom van maken. Ook van taal. Je kunt zeggen dat Frans van Latijn komt, maar je hebt niet opeens een Franssprekend kind. Biologische evolutie is hetzelfde proces, maar dan langzamer. Hoe vaak gebeurt die taalevolutie? Wat er een oertaal? = Dat weten we niet. Je kunt wel evolutie hebben, maar dan heb je niets verklaard. Hoe komt dat? = In de biologie leverde dat veel op: natuurlijke selectie van Darwin. Als er verschillen zijn, moet er wel een verschil zijn wat beter is, want er komen niet oneindig veel nakomelingen. Het feit dat er verschil en competitie is, leidt er toe dat je wel veranderende soorten moet krijgen. Dus er is natuurlijke selectie. Waarom was de evolutietheorie en de natuurlijke selectie van Darwin een geweldige theorie? = Het verklaart iets waar we nog geen verklaring voor hadden. Dat is adaptieve complexiteit: wij zijn een adaptieve complexiteit. We lijken ontworpen te zijn voor een functie. Natuurlijke selectie laat zien dat het niet nodig is dat er een ontwerper is. Wat je nodig hebt, is evolutie, competitie en overerving. Hoe kun je de evolutie van taal vergelijken met de biologische evolutie? = De mens lijkt ontworpen te zijn voor een functie. Taal is ook een systeem dat ontworpen lijkt voor een functie, maar de taal die wij nu spreken is niet ontworpen. Die krijgen we en die leek er gewoon te zijn. Wat is de theorie achter de evolutie? Darwin schreef ook dat een taal zich verandert doordat het ene geschikter/beter is dan het anders. Wie werkte het idee van Darwin verder uit en hoe deed diegene dat? = Dawkins (1976). Je genen evolueren. Die geef je mee aan je kinderen. Je genen kopiëren zich vrijwel foutloos. Soms heb je een fout en die blijkt goed uit te pakken. Als er compititie is, kan het niet anders dan dat er veranderingen zijn. Dat noemde hij meme. Dat woord is nu totaal veranderd. Taalevaluatie is hetzelfde proces. De stamboom van genen lijkt heel erg op die van taal. Wat weten we van taalevolutie? = Wat moeten mensen kunnen om een taal te leren? De vraag moet eigenlijk zijn: wat moeten talen kunnen zodat mensen leren? Talen waren er niet, lagen niet te wachten tot wij ze oppakten om ze te leren. De taal ontwikkelde zich met de mens mee. Van de taal mag je een zin 300 keer inbedden, maar het menselijke brein kan dit niet. Het is niet zo dat talen beter gemaakt kunnen worden. Het gaat er om dat het menselijke brein de taal aan moet kunnen. Wat maakt dat een woord overleeft en hoort bij de fittest. Waarom ontstaan nieuwe woorden en hoe? = Er hadden zoveel woorden kunnen bestaan, maar er waren slechts een paar succesvol. In de biologie heb je de apgartest. Die kun je teksten bij baby’s. Je kunt punten geven om te kijken of een baby de eerste weren doorkomt. In de taal is er de FUDGE-test bedacht. Er wordt dan gekeken naar: 1. Frequentie: het woord moet vaak genoeg voorkomen. 2. Ongekunsteld: de maker van het woord moet niet overduidelijk te veel moeite hebben besteed aan het maken van het woord. 3. Het moet door verschillende groepen worden gebruikt. 4. Het moet door verschillende generaties worden gebruikt. 5. Hoe lang het concept bestaat: het concept moet blijven bestaan. Hoe ontstaan woorden? Nieuwe woorden: Van Kooten en De Bie: doemdenken, regelneef, krasse knarren, .... Ronald Snijders: Alfabetweter, BENEFIETKEEPER, doelman die voor het goede doel staat, MOZESEEND, eendensoort die niet kan zwemmen, omdat het water steeds opzij gaat, KRAANVISITE, Bezoek aan een loodgieter. Richard Dawkins: meme. Er voor gaan zitten en nieuwe woorden bedenken. Niet zoveel met evolutie te maken. De woorden van Snijders voldoen niet aan de FUDGE test. Sommige woorden ontstaan wat meer georganiseerd: Coinage; ontlening, analogie, verandering. Andere manieren: verduidelijking: die wal is een vis, dus walvis; naamgeving (vernoeming): Bijv. plaatsnamen, eigennamen en productnamen: soms wordt een merk gebruikt als naam voor het hele ding; clipping: afkorting van woorden, het kan ook met samenstellingen; afkortingen (en acroniemen): een afkorting waarbij een uitspreekbaar woord ontstaat; samenstelling: gebaseerd op bestaande woorden, bijv. citroenloopbaan: je bent uitgeperst na je loopbaan. Zoals nu blokkeerfriezen (die zal de FUDGE test niet halen); blending: Bijv. motel, hotel, brunch (breakfast en lunch), Brexit. Blending: kan ontstaan door verspreking. Buch was daar goed in en hield het ook vol waardoor er nieuwe woorden ontstonden. Wat is de FUDGE test? = Test waarbij er gekeken wordt of een woord het zal halen. 1. Frequentie: het woord moet vaak genoeg voorkomen. Bijv. curlingouder en wachtverzachter. Niemand kent deze woorden nog. Ze waren ook niet frequent. 2.Unobtrustiveness: ongekunsteld: de maker van het woord moet niet overduidelijk te veel moeite hebben besteed aan het maken van het woord. Bijv. Owym is heel erg kunstig en toyboy niet, dus die overleeft het langer. 3. Het moet door verschillende groepen worden gebruikt. Bijv. Fronten: vechten met iemand. Deze heeft het niet lang volgehouden. Het woord bestond namelijk al en in deze context werd het niet door veel groepen gebruikt. 4. Het moet door verschillende generaties worden gebruikt. Bijv. Poldermoskee bestond al en de poldermoslim gaat daar heen. Deze woorden versterken elkaar. 5. Hoe lang het concept bestaat: het concept moet blijven bestaan. Bijv. smirten: flirten tijdens roken. Roken zal nog wel even duren. Het zal nog een hele tijd duren dat mensen roken. Waarom veranderen woorden en hoe? = Klankverandering: Ring het komt van het Germaans van de vorm die we kunnen construeren als hreng-az wat je nog ziet in het Fins. Bij woorden in het Germaans is de e voor de n een i geworden. Dat leidt tot een klankverandering. –ng -nk: Dat werkt wat beter. Je kunt het makkelijker uitspreken. Reductie: bijv. kerkmiskermis. Als een letter niet nodig is, waarom is het er dan nog, want je kunt het net zo goed weghalen. Evolutie: we hebben ook bijna geen staart. Drie algemene krachten achter taalverandering: klankverandering en semantische verandering, analogie, ontlening. Overstijgende factoren: economie, frequentie. Wat is de wet van Grimm? = P kost meer energie want mond moet dicht, dus een f is makkelijker. Het is maar net hoeveel energie het kost om een woord uit te spreken. Met zo’n letter verandert een woord en klank. p,t,k ›f, th, h(x); b,d,g ›p,t,k. Hoe gaat de semantische verandering/verandering van betekenis? = 1. Betekenisverruiming: zoals salaris of limonade. 2. Betekenisverdichting: starve was eerst sterven, maar daar waren al veel woorden voor dus nu sterven van de honger. 3. Pejoratie/amelioratie: verandering naar slechtere/betere betekenis. Hoe gaat de syntactische verandering? = Je irriteert je aan iets, maar tegenwoordig zegt men ik irriteer me. Bij beseffen mag ‘me’ er ook niet achter. Hier krijg je een aanpassing van een bestaande vorm met vergelijkbare betekenis. Dat zie je ook in andere landen. Net als ik heb het bij me. Me is niet economisch, want zonder me is het ook duidelijk, maar het moet er wel bij. Wat is grammaticalisatie? = Toenemen van grammaticale status van een woord. Het wordt eerst een hulpwerwoord etc. Het gaat gepaard met o.a. fonologische reductie, semantische vervaging (bleaching). Will in het Engels was hetzelfde als Nederlands en Engelse ‘want’, maar nu heeft het die betekenis niet meer. Net als going to: je gaat er niet heen, je gaat het doen. En met reductie: gonna. In het Nederlands was zullen verschuldigd zijn. Zullen is nu iets wat in de toekomst zal zijn. Iets in de toekomst is de enige overeenkomst met wat het was. Je gaat van hulpwerkwoord naar affics of zoiets. Wat is degrammaticalisatie? = Bijv. tig. Dat is geen tiental. Tig was van proto Europees naar Proto Germaans en het was tien, maar dat hebben we losgekoppeld. Het is gedegrammaticaliseerd: nieuwe betekenis. Op zichzelf staand is fonologisch sterker. Modificeerder van telbare nomina in jaren: 1) Ik woon al tig jaar in Bloemendaal. Kwantificeerder: tellen. 2) a. tig van dit soort projecten b. een tig of wat pilsjes c. een Dior-rok van tig-duizend gulden d. tig-maal ingewikkelder. Intensifeerder: niet eens meer als soort telwoord, maar als soort versterkwoord. 3) a. die telefoon is tig lelijk b. Ik heb de film zelf ook tig vaak gezien c. maar tig leuk dat die in Portugal gaat voetballen (Norde 2009: 213-217). Wat is analogie? = Naar voorbeelden andere woorden. (verandering) gemodelleerd naar voorbeeld van andere woorden/vormen. Bijv. overal i voor zetten. ‘e-‘ is voor wanneer je iets elektronisch gebruikt ‘-o’ is voor eigenschap toekennen. Wat is volksetymologie? = het herstructureren van de morfologie zodat de betekenis van het woord afleidbaar wordt van de samenstellende delen. Zondvloed is een vloed die eeuwig duurt. Het had niets te makne met zonde, maar dat denken we nu wel. Nabestaande die daarna nog bestaat. Wat is back-formation? = morfologische structuur toekennen waar deze er oorspronkelijk niet was (vorm van volksetymologie). pease/cheris › pea+s/cherry+s (Eng.). bikini ‹ bi-kini → monokini, boerkini, babikini, facekini Structuur toekennen die er niet was. Bi in bikini staat voor een plaats niet voor 2. Hoe speelt frequentie mee bij de vraag waarom woorden veranderen? = Iets wat vaak gekopieerd wordt, zorgt er voor dat het blijft. In Europa zie je dat met sterke en zwakke werkwoorden. Waarom zijn niet alle werkwoorden regelmatig? Je ziet dat alle fouten toe willen naar tegelmatige werkwoordvormen. Er zit een economieprincipe in dat werkt. Een woord dat je niet veel tegenkomt is makkelijk om regelmatig te vervoegen en bij een frequent woord kun je het woord korter maken. Die werking wordt heel erg beïnvloed door frequentie. Lieberman et al. 2007: tabel sterke werkwoorden in oud, middel en modern Engels. Het maakt heel erg uit of het woord frequent is of dat de frequentie verleden tijdsvorm blijft bestaan. Je hebt frequentie van verleden tijd nodig. Wat is de vervaltijd van een werkwoord? = Als een werkwoord 100 keer minder frequent is dan vervalt het 10 keer zo snel. Een soort berekening. Sterke werkwoorden kunnen economisch zijn, omdat ze korter zijn. Wat is de conclusie bij het ontstaan en het vergaan van woorden? = Waarom ontstaan nieuwe woorden en hoe? Waarom: nieuwe concepten, prestige. Hoe: verschillende manieren (bv. coinage, clipping, ...) Waarom verdwijnen/veranderen woorden en hoe? Waarom: concepten verdwijnen, nieuwe woorden voor zelfde concept Hoe: klankverandering, betekenisverandering, analogie; effect van frequentie; Survival of the fittest. De woordverandering is een survival of the fittest verhaal. Als je kunt bepalen of een woord fit is, dan kun je voorspellen of het blijft.
Ingezonden op 04-01-2019 - 1106x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!