Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Go for it!

0 onregelmatige werkwoorden vaklokaal

Jaar 5 (vwo)

zijn, worden = be was/were been
slaan = beat beat beaten
worden = become became become
beginnen = begin began begun
buigen = bend bent bent
wedden = bet bet bet
bloeden = bleed bled bled
blazen = blow blew blown
breken = break broke broken
fokken = breed bred bred
brengen = bring brought brought
uitzenden = broadcast broadcast broadcast
bouwen = build built built
(ver)branden = burn burnt burnt
kopen = buy bought bought
vangen = catch caught caught
kiezen = choose chose chosen
komen = come came come
kosten = cost cost cost
snijden, knippen = cut cut cut
omgaan met = deal (with) dealt dealt
graven = dig dug dug
doen = do did done
tekenen, trekken = draw drew drawn
dromen = dream dreamt dreamt
drinken = drink drank drunk
rijden = drive drove driven
eten = eat ate eaten
vallen = fall fell fallen
voeden, voeren = feed fed fed
voelen = feel felt felt
vechten = fight fought fought
vinden = find found found
vliegen = fly flew flown
verbieden = forbid forbade forbidden
vergeten = forget forgot forgotten
vergeven = forgive forgave forgiven
vriezen = freeze froze frozen
krijgen = get got got
geven = give gave given
gaan = go went gone
groeien = grow grew grown
hangen = hang hung hung
hebben = have had had
horen = hear heard heard
verbergen = hide hid hidden
slaan, raken = hit hit hit
vasthouden = hold held held
pijn doen = hurt hurt hurt
houden, bewaren = keep kept kept
weten, kennen = know knew known
leiden = lead led led
leunen = lean leant leant
(ver)laten = leave left left
lenen aan = lend lent lent
laten, verhuren = let let let
liggen = lie lay lain
verliezen = lose lost lost
maken = make made made
betekenen, bedoelen = mean meant meant
ontmoeten = meet met met
betalen = pay paid paid
zetten, leggen = put put put
lezen = read read read
rijden = ride rode ridden
bellen = ring rang rung
stijgen, toenemen = rise rose risen
rennen = run ran run
zeggen = say said said
zien = see saw seen
verkopen = sell sold sold
(ver)zenden, (ver)sturen = send sent sent
zetten, plaatsen, instellen = set set set
schudden = shake shook shaken
schijnen = shine shone shone
schieten = shoot shot shot
tonen, laten zien = show showed shown
dicht doen = shut shut shut
zingen = sing sang sung
zinken = sink sank sunk
zitten = sit sat sat
slapen = sleep slept slept
ruiken = smell smelt smelt
zaaien = sow sew sown
spreken = speak spoke spoken
spellen = spell spelt spelt
doorbrengen, uitgeven = spend spent spent
verspillen = spill spilt spilt
spugen = spit spit spit
splijten = split split split
knoeien, verpesten = spoil spoilt spoilt
springen = spring sprang sprung
staan = stand stood stood
stelen = steal stole stolen
plakken = stick stuck stuck
steken = sting stung stung
stinken =stink stank stunk
(in)slaan = strike struck struck
zweren, vloeken = swear swore sworn
vegen = sweep swept swept
zwemmen = swim swam swum
zwaaien, schommelen = swing swung swung
nemen = take took taken
onderwijzen = teach taught taught
scheuren, trekken = tear tore torn
vertellen = tell told told
denken = think thought thought
gooien, werpen = throw threw thrown
begrijpen, verstaan = understand understood understood
wakker worden = wake (up) woke woken
dragen (kleding) = wear wore worn
wenen = weep wept wept
winnen = win won won
schrijven = write wrote written

Ingezonden op 26-01-2019 - 690x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

Go for it!

0 onregelmatige werkwoorden vaklokaal