Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Methoden van onderzoek B
› 4 College 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Methoden van onderzoek B
4 College 4
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is longitudinaal onderzoek? = Een nieuw type onderzoek. Er zijn 2 soorten van onderzoek. Panelonderzoek en tijdreeksonderzoek. De designs die we tot nu toe hebben besproken zijn voor één moment in de tijd: crossectioneel onderzoek of zoiets. Hier wordt er op meer dan één tijdstip gegevens verzameld om een verband over de tijd te zien. Belangrijkste verschil met suvrey is dat het hier echt gaat om ontwikkelingen door de tijd heen. Wat is panelonderzoek? = Het verschil met survey is dat het gericht is op ontwikkelingen en er worden steeds nieuwe waarnemingen verricht. Je kunt mensen door de tijd volgen en daarmee ook individuele veranderingen verklaren. Wat specifiek is aan panelonderzoek is dat een vaste groep mensen ondervraagd wordt door de tijd. Een vaste groep wordt benaderd om individuele veranderingen in kaart te brengen. Het zijn vaak grootschalige onderzoeken met een grote onderzoekspopulatie. Ook vergelijkbaar met survey is de gegevensverwerking: statistische analyse. Het belangrijkste verschil is dat dezelfde groep mensen op meerdere momenten door de tijd wordt bevraagd. Panel: een vaste groep personen die bij herhaling voor informatie wordt benaderd met als doel het vaststellen van individuele veranderingen in opvattingen of gedrag en de invloed van andere factoren daarop. Vergelijk met survey: grootschalig, hoge mate van structurering van de vragen, kwantitatieve verwerking van gegevens Welke keuzes moet je maken bij paneldesign? = Er zijn verschillende keuzes die je maakt als onderzoeker als je zo’n panelonderzoek gaat uitvoeren en die zijn ook van invloed op de keuzes die er worden gemaakt. Je bevraagt mensen op meerdere momenten in de tijd en dat noemen we ook wel waves (golven: waarnemingsmomenten), die ook wel worden aangeduid als t1, t2 en t3 etc. De vraag is natuurlijk welke momenten je kiest om die mensen steeds weer te benaderen. De spreiding tussen de waarnemingsmomenten is een van de keuzes die je als onderzoeker moet maken en dat is afhankelijk van het onderwerp van de studie die je onderzoek. Welk voorbeeld van panelonderzoek kom je in het boek tegen? = People’s choice: er is daar onderzoek gedaan naar de Amerikaanse verkiezingen van 1944. Onderzoekers wilden inzicht krijgen in de partijvoorkeur een jaar voor de verkiezingen. Er is gekozen om belangrijke momenten in het jaar te ondervragen. Voor en na republikeinse of democratische conventies en voor en na de verkiezingen. Het onderwerp van het onderzoek kan dus van invloed zijn op de spreiding van de waarnemingsmomenten. Ook de lengte van de intervallen (hoe veel tijd zit er tussen de waves), daar zijn inhoudelijke en methodologische redenen voor en we komen terug op methodologische als we kijken naar panelproblemen. Een derde keuze die gemaakt moet worden heeft te maken met het aantal groepen en dat heeft te maken met drie verschillende paneldesigns die je kunt kiezen. Wat zijn de paneldesigns waar je uit kunt kiezen? = (Zie balken op powerpoint). 1. Panel: De balk is niet onderbroken, dus je ziet dat dezelfde groep mensen op drie meetmomenten is ondervraagd. Dit is de ideale variant van het panel. Er kunnen methodologische problemen spelen die zorgen dat er voor iets anders gekozen wordt. 2. Split panel: Een lijn blijft hetzelfde, maar op ieder meetmoment wordt er ook een controlegroep ondervraagd. Die controlegroep is een steekproef die uit dezelfde groep mensen wordt getrokken, maar het zijn steeds andere mensen. 3. Roterend panel: Dezelfde groep mensen wordt slechts enkele meetmomenten ondervraagd en die groep wordt ververst en andere mensen worden dus vanaf een bepaald meetmoment ondervraagd. De eerste groep is buiten beeld en er wordt verder gegaan met een andere groep mensen. Het is afhankelijk van het onderwerp en de middelen, etc. De keuzes die onderzoekers maken zijn afhankelijk van bepaalde problemen die kunnen spelen bij een panelonderzoek. Die verschillende paneldesigns kunnen een oplossing vormen voor de bepaalde problemen. Bij split panel wordt er bij ieder meetmoment een nieuwe controlegroep getrokken. Wat zijn de problemen met panelonderzoek? = 1. Uitval: als een panel een bepaalde looptijd heeft en mensen worden op verschillende momenten gevraagd om mee te doen tijdens een onderzoek, dan heb je dat mensen uitvallen omdat ze op een bepaald meetmoment niet meer mee kunnen doen. Een tweede variant is dat ze vanaf en bepaald meetmoment niet meer mee doen. Het kan zijn dat mensen moe zijn van het panel: panelmoeheid, of verhuizen of overlijden. Op zich is uitval niet slecht tenzij er sprake is van selectieve uitval. Wanneer er sprake is van selectieve uitval, dan betekent dat dat een bepaalde groep niet meer mee doet met het onderzoek. Bijvoorbeeld uitval bij een bepaalde regio. Dat betekent dat ontwikkelingen die je ziet te maken hebben met verstorende factoren. Die selectieve uitval kan daarmee een bedreiging vormen voor verstorende factoren. Die selectieve uitval kan daarmee een bedreiging vormen voor de interne validiteit van de studie. De causale conclusies die je trekt op basis van wat je denkt te zien als ontwikkelingen in de tijd zijn misschien veroorzaakt door andere dingen. 2. Slijtage van het panel: het panel weerspiegelt niet meer de oorspronkelijke populatie. Dat kan zijn door ouderdom, overlijden of verhuizing, maar ook doordat de populatie verandert. Bijv. doordat er een nieuwbouwwijk bij komt. Ook dat kan een bedreiging zijn voor de interne validiteit. 3. Slijtage van het meetinstrument: heeft betrekking op je onderzoeksinstrument. Zijn je vragen nog wel goed of zijn ze verouderd? Zeker als er veel tijd tussen zit. Komt het verschil dat je tussen meetmoment 1 en 4 ziet door ontwikkelingen in de tijd, of komt dat doordat je meetinstrument niet meer op orde is. Bijv. de manier waarop gesproken wordt over mensen met een migratieachtergrond: de laatste tijd wordt gezegd dat we het woord allochtonen niet meer gebruiken. Als je daar vragen over stelt, dan kan het zijn dat je niet meer het correcte antwoord vat. Dit komt dus voor als je onderzoek een lange looptijd heeft of grote lengte tussen de intervallen heeft. 4. Paneleffecten: Zijn er in verschillende varianten. Ze hoeven niet per se problematisch te zijne n kunnen soms ook positief zijn: 1. Trainingseffecten: Als je mensen steeds dezelfde vragen stelt, dan leren mensen de vragen kennen. Positief kan zijn dat mensen minder geneigd zijn om dan geen antwoord te geven en zeggen ‘ik weet het niet’. Dit kan ook een negatief effect hebben. Mensen zeggen sneller dat ze hetzelfde stemmen als ze de vorige keer zeiden om er vanaf te zijn. 2. Vermoeidheid: Mensen gaan er snel doorheen. Mensen kiezen bepaalde antwoorden, omdat ze weten dat de vragenlijst van het kortst is. 3. Herinnering: Mensen kennen de vragen op een gegeven moment en als de tijd tussen de waarnemingsmomenten kort is, herinneren mensen zich welk antwoord ze de vorige keer gegeven hebben en dat kan hun antwoord op de huidige vraag beïnvloeden en dat kan allemaal een bedreiging zijn voor de interne validiteit van de vragen. 5. Alternatieve verklaringen: Als een onderzoek langere tijd loopt, kunnen er tussentijdse oorzaken zijn van het geven van een ander antwoord. Bij het voorbeeldonderzoek was de 2e wereldoorlog er tussendoor gekomen. Dit heeft heel veel invloed op hoe iemand denkt over politiek. De vraag die zich dan aandient is of de ontwikkelingen echt zijn of te wijten zijn aan storingen die hebben plaatsgevonden. Welke oplossingen kunnen er geboden worden voor panelproblemen? = Als het bijv. gaat om uitval, dan zie je dat daar splitpanel voor ingezet kan worden. Door steeds weer toevoegen van controlegroepen kan de onderzoeker kijken of de uitval selectief is. Je kijkt of de groepen vergelijkbaar zijn of dat ze verschillen op belangrijke aspecten, zoals sekse. Dus kijken of de uitval selectief is geweest. Roterend panel gaat uitval tegen, omdat mensen minder lang gevraagd worden om mee te doen aan het onderzoek. Ook bij slijtage van het panel zien we dat roterend panel een oplossing kan bieden. En doordat mensen over een minder lange tijd gevraagd wordt is de kans groter dat de populatie wordt gerepresenteerd. De slijtage van het meetinstrument vind plaats bij langer onderzoek. Er is hier niet echt een design dat oplossing biedt. Als het mogelijk is meetinstrumenten vernieuwen of onderzoek verkorten. Hier is niet echt een duidelijke oplossing voor. Bij paneleffecten is splitpanel een mooie oplossing, want bij de controlegroepen kan er gekeken worden of er sprake is van andere effecten. Er wordt dan gekeken of de panelgroep en de controlegroep redelijk overeenkomen. Als dat zo is, mag je er vanuit gaan dat er geen paneleffecten zijn opgetreden. Een andere oplossing bij paneleffecten wanneer mensen dingen kunnen herinneren is het vergroten van de intervallen. Als je mensen na 2 jaar ondervraagt, is de kans groter dat mensen niet meer weten wat ze eerder geantwoord hebben. De oplossingen die er zijn voor panelproblemen kunnen voor het ene panelprobleem soms een oplossing bieden, maar voor een ander panelprobleem weer niet. Dus het is een afweging maken van kijken welke oplossing het beste past. Als het gaat om alternatieve verklaringen kun je niet veel doen. Gewoon goed monitoren wat er plaats heeft gevonden en kijken wat voor invloed dat zou kunnen hebben op jouw onderzoek. Zijn er situaties waarbij het klassieke panel de voorkeur heeft? = In principe heeft dat de voorkeur, want het is goedkoper. Splitpanel is goed, want het kan bepaalde problemen ondervangen. Je zou klassiek panel kunnen gebruiken wanneer de looptijd niet heel erg lang is, maar wanneer je dan veel meetmomenten hebt, dan is de kans op paneleffecten groter waardoor splitpanel toch weer beter is. Het kan ook zijn dat mensen dingen leren naar aanleiding van ervaring die mensen opdoen bij het onderzoek waardoor ze door meer kennis de vragen ander beantwoorden. Hoe werkt de analyse bij panelonderzoek? = 1. Turn-over tabel: Kijken naar antwoorden uit eerdere data en de laatste data. Op de powerpoint staat een voorbeeld van een turn over tabel. Er staat veel informatie in. Je ziet bovenin stemintentie in oktober. Allereerst is er in oktober gevraagd wat mensen gaan stemmen. Ze hadden drie keuzes, republikeinen, democraten of ik ga niet stemmen. Aantalen staan er bij. In November is mensen hetzelfde gevraagd met dezelfde drie keuzes. In oktober wilde 50% republikeinen stemmen, 36% democraten. In November wilde 50% republikeinen, 32% democraten en de rest niet. Bij de randen zijn de marginalen weergegeven. De cellen in de tabel (het midden). In de diagonaal zie je mensen die zowel in oktober als in november gelijk zijn gebleven. Dit zijn de mensen die niet veranderd zijn. Buiten de diagonaal in de cellen, zie je de mensen die wel veranderd zijn van mening. Als het gaat om mensen die in oktober op de democraten wilden stemmen, zeiden 7 op de republikeinen te gaan stemmen. Zo moet je de tabel lezen. Onder in de tabel zijn dubbele percentages weergegeven. In de tabellen tellen we de kolommen op. De x is stemintentie in oktober. Dat is de startpositie. Die gegevens worden gebruikt om te vergelijken met november. Dus ten opzichte van oktober is 94% van de mensen gelijk gebleven bij de republikeinen. In de diagonaal zie je mensen die niet veranderd zijn. Want bij republikeinen zijn dat de mensen die in oktober en november zeiden daarop te gaan stemmen. Hoe kun je ontwikkelingen er uit halen? Als eerste kijken we naar de shift. Die heeft betrekking op structurele veranderingen. Bijv. stemintentie oktober en november. Daarvoor moet je kijken naar de veranderingen in de marginalen van de tabel. Als je terug gaat naar de tabel zie je bij de rode vlakken de verdeling van stemmen in oktober en rechts in de randen van de tabel zie je hoe die verdeling eruit ziet in november. 2. Shift: verandering op partijniveau: Als we willen zien hoe het is veranderd ga je kijken naar percentages (nettere manier is kijken naar aantallen). Als je stemintentie naast elkaar zet ga je kijken naar wat nou de verandering is. Bij de democraten is er 4 procent verschil geweest van mensen die zijn veranderd in november. De partijaanhang is in november afgenomen. De partijvoorkeur is bij niet stemmen met 4 procent toegenomen. Je zou zeggen – 4 en + vier is geen verandering, maar we kijken naar de absolute verandering. Dus we tellen alle veranderingen bij elkaar op. Dat is dus 4+4=8% verandering. Dat percentage van 8 procent moeten we door 2 delen, want we moeten in acht nemen dat er wist en verlies door twee parijen is opgenomen, dus de shift is hier 8:2=4%. Ontwikkeling op individueel niveau is de turn over. In de cellen om de diagonaal heen zie je de individuen die van voorkeur zijn veranderd. 4 % wilde toch voor de republikeinen stemmen die eerst op democraten wilde stemmen. Alle individuen die zijn veranderd tellen we bij elkaar op en die delen we door het totaal aantal bevraagde mensen. Als we die rekensom maken, zien we dat 23 mensen zijn veranderd en dat levert een turn over op van 9,3%. Dat betekent dat ongeveer 400 mensen niet zijn veranderd. Het gaat om het onderscheid tussen veranderingen op partijniveau en op individueel niveau. Bij de shift kunnen we ook nog kijken naar de nettowinst tabel. Dan kun je winst en verlies van partijen zien. Wat is het nadeel van roterend panel? = Dat je lange termijn individuele ontwikkelingen niet in kaart kunt brengen. Als je mensen als individuen wil volgen is het niet zonvol om te kiezen voor een roterend panel. Shift en turnover: welke uitspraken zijn juist: 1. Als shift 0% is, kan de turnover groter zijn van 0% 2. Als turnover 0% is kan shift groter zijn dan 0%. = Alleen uitspraak 1 is juist dus: als shift 0% is, kan de turnover groter zijn dan 0%. Een shift kan 0 zijn doordat er evenveel mensen bij de een weg gaan als er bij de ander terugkomen, maar dat betekent dat er op individueel niveau wel verandering plaats heeft kunnen vinden. Turnover gaat over individuen dus als daar geen verandering is, kan er ook op partijniveau geen verandering hebben plaatsgevonden. Wat is tijdreeksonderzoek? = Een voorbeeld van longitudinaal onderzoek. Er zijn wel verschillen met panelonderzoek. Van tijdreeks is sprake als hetzelfde verschijnsel in de loop der tijd herhaalde malen is geobserveerd, maar in tegenstelling tot panelonderzoek gaat het hier om verschillende steekproeven. Bij tijdreeksonderzoek hebben we te maken met geaggregeerde waarnemingen, dus niet op individueel niveau, maar op hoger niveau. Het kan gaan om een werkloosheidscijfer, maar ook om het aantal abonnees op een krant. Wel heel erg belangrijk is, is dat je oppast voor de ecologische fout. Je mag op basis van deze gegevens geen uitspraken doen over individuen. De relaties die worden onderzocht, worden alleen op macroniveau onderzocht. Dat betekent dat je geen uitspraken mag doen over individuele ontwikkelingen of veranderingen. De onderzoekseenheid bij tijdreeksonderzoek zijn die geaggregeerde gegevens. Dat zijn de gegevens waar je uitspraken over wil doen. We bekijken de cijfers op een hoger niveau. Het gaat dus over bijv. een werkeloosheidscijfer over een bepaald land door de tijd heen. Bij tijdreeksonderzoek zien we dat die gericht zijn op structurele veranderingen. Dat zijn veranderingen op geaggregeerde gegevens. De voorbeeldstudie die hier wordt genoemd is uitgevoerd door Eisinga en collega’s en zij hebben onderzoek gedaan naar iets met weerstatistieken over Nederland. Ze hebben gekeken naar o.a. weerstatistieken, wat er is uitgezonden op tv, etc. Het idee is dat wat voor weer het is buiten dat dat de stemming bepaald en dat die van invloed is op het kijken van informatie of entertainmentprogramma’s. Dus dat mensen met slecht weer liever entertainmentprogramma’s kijken. Dat is het voorbeeld van hoe er met geaggregeerde gegevens dingen kunnen worden gezegd over tijdsreeksen. Noem een voorbeeld van een studie met tijdreeksonderzoek. = Kijkgedrag Nederlands publiek 1996-2005: Hier zie je een voorbeeld van het onderzoek. Ze hebben echt gegevens over een langere periode gekeken. Ze hebben hier datagebruik van kijkerspanel van stichting kijkersonderzoek. De groep was representatief voor Nederland. Ze hebben gegevens meegenomen van 650 dagen. Dat zijn er heel veel. Er zijn een aantal pieken. Bijv. 4 januari 1997: Elfstedentocht. Begin 2002 was er ook weer een piek: bruiloft van Willem Alexander en Maxima. Wat opvalt is dat de aanslagen van 9/11 niet opvallen in deze statistiek. Hier zie je dus het proces, de ontwikkeling, de trend van een hele lange periode. Wat waren de doelstellingen van Kijkgedrag Nederlands publiek 1996-2005 met tijdreeksonderzoek? = 1. Belangrijk doel van tijdreeks analyse is gedrag van een bepaald verschijnsel door de tijd heen aan de hand van zo’n cijferreeks inzichtelijk te maken. De vraag is of er systematische patronen zijn te ontdekken in zo’n reeks. Als het gaat om een trend, dan gaat het om een lange termijn ontwikkeling van een reeks. Als het gaat om cyclische bewegingen, dan gaat het om periodieke schommelingen rondom een algemene trend. Seizoenspatronen hebben betrekking op fluctuaties die zichzelf herhalen volgens een vrijwel identiek patroon. Bijv. de gemiddelde buitentemperatuur. Dat is ook elk jaar wel hetzelfde. In de winter wordt ook veel meer tv gekeken dan in de zomer. Daarin zie je een mooi seizoenspatroon in terug. In de linkertabel zie je kijktijd per avond door de tijd heen. Daarin zie je zowel een trend als seizoenspatroon. Vervolgens zie je rechtsboven de trend, een lijn die langzaam oploopt en rechts onder zie je de seizoenspatroon. Er zijn ook voorbeelden van niet-systematische ontwikkelingen of toevallige fluctuaties, dat wordt ook wel ruis genoemd. Het is niet belangrijk en van korte duur. De toevallige fluctuaties worden onderscheiden van de systematische patronen. 2. Naar aanleiding van zo’n cijferreeks zou je zicht kunnen krijgen op de toekomst. Je zou toekomstig gedrag kunnen voorspellen, maar daar moet je voorzichtig mee zijn om op basis van verleden een voorspelling over de toekomst te doen. 3. Relatie berekenen tussen verschillende tijdsreeksen. Het uitgangspunt is dat het niet bepaald kan worden door dezelfde tijdreeks, maar ook bepaald kan worden door waarnemingen in een andere tijdreeks. Je zou je voor kunnen stellen dat er een relatie bestaat tussen een ontwikkeling tussen twee tijdreeksen. Op die manier kun je de invloed van een reclame op de verkoopcijfers van een product bekijken. 4. Evaluatie van interventies: veranderingen onderzoeken die het effect zijn van geplande ingevingen of interventies. Mensen willen bekijken wat de effecten zijn van de campagne op een opinie bij een specifiek onderwerp. Doet er zich een verschil in de trend voor, verandering van niveau of spreiding. Je wil inzicht krijgen op de gemiddelde opvatting, dan betekent het bij mindere spreiding dat opvattingen homogener worden en meer op elkaar gaan lijken. Het kan ook gaan om een seizoenspatroon. Bij de invoering van ov van studenten werd er verwacht dat er een nieuwe relatie zou ontstaan tussen tijd van het jaar en reispatronen. Als het gaat om het toetsen van het effect op de ingreep is belangrijk om te onthouden dat hier ook een bedreiging van de interne validiteit op de loer ligt. Mogelijk andere zaken die van invloed kunnen zijn die plaats hebben gevonden ten tijden van de ingreep, die maakt dat je niet meer met zekerheid kan zeggen dat de ontwikkeling van de ingreep komt. Welke keuzes moeten er worden gemaakt bij tijdreeksanalyse? = Wanneer we moeten waarnemen. En van veel sociale processen is onbekend wanneer pieken of dalen optreden dus wanneer je zou moeten meten. Je moet gewoon zo veel mogelijk waarnemingen meenemen. Dan krijg je het beste inzicht in hoe iets zich ontwikkeld. Dat voorkomt dat je een bepaalde piek of dal mist. Als je het vergelijkt met panel onderzoek is dat er over het algemeen veel meer waarnemingen worden gedaan. Welke dataverzamelingsmethoden kun je gebruiken bij tijdreeksonderzoek? = Gevarieerd: survey, inhoudsanalyse, apparatuur (bv. kijkmeter), secundaire data (CBS, DANS), archief (gemeente, bedrijven). Individueel niveau (aggregeren!) of geaggregeerd niveau. Op welke aandachtspunten moet je letten bij tijdreeksanalyse? = 1. Validiteit secundaire data: bijv. je wil inzicht in fietsendiefstallen in Nederland en daarbij maak je gebruik van aangiften. De vraag is of dit wel goed zicht geeft. Want hoe zit het met de aangiftebereidheid. Meet je wel wat je wil weten? Bij zware delicten zijn aangiften beter om te gebruiken bij meten dan bij lichte vergrijpen. 2. Afhankelijkheid van de waarnemingen: de waarnemingen die jij in de cijferreeks hebt zitten, zijn niet onafhankelijk van elkaar. Bijv. als het gaat om de gemiddelde waardering van een tv programma over een aantal maanden dan zal de waardering in de ene maand dat ook in de andere maand zijn. Dat noemen we autocorrelatie en dat heeft gevolgen voor twee dingen: 1. Het heeft consequenties voor de statistische analyse die je gebruikt. Dat is hier niet het geval. Gangbare statistische methodes kun je hier niet gebruiken dus het vergt wat moeilijkere analyses om je onderzoek uit te voeren. 2. Twee keer zoveel waarnemingen betekent niet dat je twee keer zoveel informatie hebt, omdat de waarnemingen afhankelijk zijn van elkaar. Dat betekent dat je heel veel waarnemingen nodig hebt om een beter onderzoek te krijgen. Zeker met secundaire data zijn er veel mogelijkheden om heel frequent waar te nemen om lange reeksen te onderzoeken. Dat is wel een aandachtspunt om daarbij in gedachten te houden.
Ingezonden op 23-03-2019 - 980x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!