Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
manantial
› 4 el hogar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
manantial
, deel 1
4 el hogar
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
a la plancha = gegrild a toda leche = met een rotgang abajo = onder abierto = open al abrigo = de jas al algodón = het katoen al alquiler = de huur al fondo de = aan het eind van almorzar = lunchen ancho = breed; wijd antiguo = ouderwets apretarse el cinturón = de broekriem aanhalen arriba = boven arrojar el guante = iemand uitdagen artificial = kunst atender = de klant helpen auténtico = authentiek bajar = naar beneden gaan barato = goedkoop barrer = vegen beber = drinken bonito = mooi calentar = verwarmen caliente = warm cambiarse = zich omkleden caro = duur cenar = avondeten cerrado = gesloten cocinar = koken comer = eten como sardines en lata = als haringen in een ton cómodo = comfortabel comprar = kopen con vistas a = met uitzicht op construir = bouwen consultar algo con la almohada = ergens eerst een nachtje over slapen cortar = snijden corto = kort coser = naaien dar la lata = vervelend zijn; zeuren de primero = als voorgerecht de segundo = als hoofdgerecht delicioso = heerlijk demasiado = te desayunar = ontbijten descalzo = blootsvoets desear = wensen; willen desnudarse = zich uitkleden ducha de agua fría = een koude douche el aceite = de olie el ajo = de knoflook el alcohol = de alcoholische drank el alimento = het voedsel el almuerzo = de lunch el ama de casa = de huisvrouw el anillo = de ring el apartamento = het appartement; de flat el armario = de kast el arquitecto = de architect el arroz = de rijst el asado = het gebraad el atún = de tonijn el azúcar = de suiker el bacalao = de kabeljauw el balcón = het balkon el bañador = het badpak; de zwembroek el baño = het bad el bar = de bar el bistec = de biefstuk el bocadillo = het broodje; het belegde broodje el bolsillo = de zak el bolso = de tas; de zak el botón = de knoop el café = de koffie el calcetín = de sok el camarero = de ober el caramelo = het snoepje el carrito = het winkelwagentje el cerdo = het varken el cinturón = de riem el cliente = de klant el collar = de ketting; het collier el comedor = de eetkamer el cordero = het lam el cortado = de koffie met een beetje melk el cristal = de ruit; het glas el cuarto de baño = de badkamer el cubierto = het bestek el cuchillo = het mes el cuero = het leer el desayuno = het ontbijt el despacho = het kantoor el despertador = de wekker el diamante = de diamant el dormitorio = de slaapkamer el dueño = de eigenaar el embutido = de vleeswaren el enchufe = het stopcontact; de stekker el escaparate = de etalage el estanco = de tabakswinkel el estilo = de stijl el filete = de filet el fontanero = de loodgieter el frigorífico = de koelkast el fuego = het vuur el garaje = de gerage el gas = het gas el gazpacho = de gazpacho el grifo = de kraan el guante = de handschoen el hambre = de honger el helado = het ijs el huevo = het ei el jamón serrano = de ham el jardín = de tuin el jerez = de sherry el jersey = de trui el lavabo = de wastafel el lavabo = de wastafel; de wc el limón = de citroen el liquído = de vloeistof el mantel = het tafellaken el marisco = de schelpdieren; de schaaldieren el melocotón = de perzik el melón = de meloen el mercado = de markt el monedero = de portemonnee el mueble = het meubel el oro = het goud el pan = het brood el pantalón = de broek el pañuelo = de zakdoek el paraguas = de paraplu el pasillo = de gang el pastel = het gebakje; de taart el pendiente = de oorbel el pijama = de pijama el pimiento = de paprika el pintor = de schilder el plano = de tekening el plátano = de banaan el plato = het gerecht; het bord el pollo = de kip el polvo = het stof el portero = de portier; de concierge el postre = het toetje el precio = de prijs el queso = de kaas el refresco = de frisdrank el reloj = het horloge el restaurante = het restaurant el salón = de zitkamer el sillón = de leunstoel el almacén = het warenhuis el sofá = de bank el sombrero = de hoed el zumo = het sap el supermercado = de supermarkt el té = de thee el techo = het dak el tenedor = de vork el timbre = de deurbel; de bel el tomate = de tomaat el traje = het pak el trozo = het stuk el vaso = het glas el vestido = de jurk el vino = de wijn el zapato = de schoen elástico = elastisch en tela de juicio = niet zeker zijn estar bien = goed zijn; geschikt zijn estar de mala uva = ergens de pest in hebben estar en el ajo = er alles van weten estar hecho polvo = doodop zijn estar mal = slecht zijn; slecht staan estrecho = smal favorecer = goed staan; flatteren fregar = boenen; dweilen fréir = braden; bakken fresco = fris; vers frito = gebraden; gebakken guisar = koken gustar = lekker vinden hervir = koken incluido = inclusief incómodo = ongemakkelijk ir de compras = boodschappen doen ir pisando huevos = op eieren lopen; heel voorzichtig te werk gaan la aceituna = de olijf la alfombra = het tapijt; het vloerkleed la almohada = het kussen la americana = de blazer la arena = het zand la basura = het afval; het vuilnis la bebida = de drank la blusa = de blouse la bolsa = de tas la bombilla = de gloeilamp la bota = de laars la botella = de fles la cadena = de ketting la caja = de kassa; de doos la calefacción = de verwarming la calidad = de kwaliteit la cama = het bed la camisa = het overhemd la carne = het vlees la carnicería = de slagerij la carta = de menukaart la cartera = de portefeuille la casa = het huis la cebolla = de ui la cena = het avondeten la cereza = de kers la cerveza = het bier la chaqueta = het colbertjasje la chuleta = de karbonade; de kotelet la ciruela = de pruim la cocina = de keuken la comida = het eten; de maaltijd la copa = het glas; de borrel la cortina = het gordijn la cuchara = de lepel la cucharilla = het theelepeltje la ducha = de douche la electricidad = de electriciteit la ensalada = de sla; de salade la ensalada mixta = de gemengde salade la entrada = de ingang la escalera = de trap la escoba = de bezem la falda = de rok la fresa = de aardbei la fruta = het fruit la galleta = het koekje la gamba = de gamba la harina = het meel la joya = het sieraad; het juweel la lámpara = de lamp la lana = de wol la lata = het blik la lavadora = de wasmachine la lavandería = de wasserij la leche = de melk la loncha = de plak la luz = het licht la mancha = de vlek la manta = de deken la mantequilla = de boter la manzana = de appel la mayonesa = de mayonaise la mermelada = de jam la mesa = de tafel la mudanza = de verhuizing la naranja = de sinaasappel la nevera = de koelkast la paella = de paella la panadería = de bakkerij la pared = de muur; de wand la patata = de aardappel la pera = de peer la pescadería = de viswinkel la piedra = de steen la piel = het leer; het bont la pintura = het schilderij la planta = de verdieping la plata = het zilver la propina = de fooi la puerta = de deur la pulsera = de armband la ración = de portie la raja = de schijf; de plak la rebanada = de boterham la receta = het recept la sábana = het laken la sal = het zout la sala de estar = de woonkamer la sandía = de watermeloen la sardina = de sardine la sed = de dorst la seda = de zijde la silla = de stoel la servilleta = het servet la sopa = de soep la taza = het kopje la tela = de stof la ternera = het kalf la terraza = het terras la tienda = de winkel la tortilla = de omelet la tostada = de toast; het geroosterd brood la uva = de druif la ventana = het raam la verdura = de groente la vivienda = de woning la zapatería = de schoenenwinkel largo = lang las bragas = het slipje las gafas de sol = de zonnebril las medias = de kousen las tapas = de tapas las tijeras = de schaar lavar = wassen llevar = dragen los tejanos = de spijkerbroek maduro = rijp matar la sed = de dorst lessen mezclar = mengen moderno = modern mudarse = verhuizen muy hecho = doorbakken no entender ni patata = er geen snars van begrijpen no tragar a alguien = iemand niet kunnen uitstaan pedir = bestellen pelar = schillen perder hasta la camisa = alles verliezen pintar = schilderen; verven planchar = strijken ponerse = aantrekken ponerse como un tomate = zo rood worden als een tomaat precioso = prachtig preparar = voorbereiden; klaarmaken privado = privé probar = proberen; proeven probarse = passen que aproveche = smakelijk eten quitarse = uittrekken seco = droog ser una joya = goud waard zijn servir = bedienen sintético = synthetisch suave = mild; zacht subir = omhoog gaan típico = typerend; kenmerkend tirar de la manta = alles onthullen tomar = nemen tragar = slikken valioso = waardevol; kostbaar vender = verkopen verde = onrijp; groen verter = gieten vestirse = zich aankleden
Ingezonden op 16-10-2009 - 1559x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-01-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!