Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Treulose Tomate!
› 0 Engels alle onregelmatige werkwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Treulose Tomate!
, deel 1
0 Engels alle onregelmatige werkwoorden
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
zijn; worden = to be, was/were, been; to become, became, become (ver)slaan = to beat, beat, beaten worden = to become, became, become wedden = to bet, bet, bet binden = to bind, bound, bound bijten = to bite, bit, bitten blazen; waaien = to blow, blew, blown breken = to break, broke, broken brengen = to bring, brought, brought uitzenden = to broadcast, broadcast, broadcast bouwen = to build, built, built (ver)branden = to burn, brunt, burnt; to burn, burnt, bunt; to burn, burnt, burnt kopen = to buy, bought, bought vangen = to catch, caught, caught kiezen = to choose, chose, chosen komen = to come, came, come kosten = to cost, cost, cost snijden; knippen = to cut, cut, cut zaken doen; (uit)delen = to deal, dealt, dealt graven = to dig, dug, dug doen = to do, did, done trekken; tekenen = to draw, drew, drawn drinken = to drink, drank, drunk (aan)drijven; rijden (auto) = to drive, drove, driven eten = to eat, ate, eaten vallen = to fall, fell, fallen (zich) voeden; voeren = to feed, fed, fed (zich) voelen = to feel, felt, felt vechten = to fight, fought, fought vinden = to find, found, found; to finf, found, found vluchten = to flee, fled, fled vliegen = to fly, flew, flown; to ly, flew, flown vergeten = to forget, forgot, forgotten vergeven = to forgive, forgave, forgiven (be)vriezen = to freeze, froze, frozen krijgen; worden = to get, got, got geven = to give, gave, given; to give, gve, given gaan = to go, went, gone groeien; worden = to grow, grew, grown; to become, became, become hangen = to hang, hung, hung hebben = to have (got), had, had; to have, had, had horen = to hear, heard, heard (zich) verbergen = to hide, hid, hidden slaan; raken = to hit, hit, hit (vast)houden = to hold, held, held pijn doen = to hurt, hurt, hurt houden; bewaren = to keep, kept, kept weten; kennen = to know, knew, known leggen = to lay, laid, laid; to put, put, put leiden = to lead, led, led leren = to learn, learnt, learnt (ver)laten = to leave, left, left laten; verhuren = to let, let, let; to let, let, elt liggen = to lie, lay, lain; to lie, lay, lin verliezen = to lose, lost, lost maken = to make, made, made bedoelen; betekenen = to mean, meant, meant ontmoeten = to meet, met, met; to meet-met-met betalen = to pay, paid, paid zetten; leggen = to put, put, put ophouden (met) = to quit, quit, quit lezen = to read, read, read rijden (fiets/paard) = to ride, rode, ridden (op)bellen = to ring, rang, rung opstaan; stijgen = to rise, rose, risen rennen = to run, ran, run zeggen = to say, said, said zien = to see, saw, seen verkopen = to sell, sold, sold (ver)zenden, (ver)sturen = to send, sent, sent zetten; plaatsen; instellen = to set, set, set schudden = to shake, shook, shaken schieten = to shoot, shot, shot tonen; laten zien = to show, showed, shown sluiten; dichtdoen = to shut, shut, shut; to shit, shut, shut zingen = to sing, sang, sung zitten = to sit, sat, sat slapen = to sleep, slept, slept ruiken = ro smell, smelt, smelt; to smell, smelt, smelt spreken = to speak, spoke, spoken spellen = to spell, spelt, spelt doorbrengen; uitgeven = to spend, spent, spent splijten = to split, split, split stelen = to steal, stole, stolen staan = to stand, stood, stood plakken = to stick, stuck, stuck slaan; staken = to strike, struck, struck zweren; vloeken = to swear, swore, sworn vegen = to sweep, swept, swept zwemmen = to swim, swam, swum nemen; brengen = to take, took, taken onderwijzen = to teach, taught, taught scheuren = to tear, tore, torn zeggen; vertellen = to tell, told, told denken = to think, thought, thought gooien = to throw, threw, thrown begrijpen; verstaan = to understand, understood, understood wakker maken; wakker worden = to wake, woke, woken dragen (kleding) = to wear, wore, worn winnen = to win, won, won schrijven = to write, wrote, written
Ingezonden op 31-10-2009 - 1351x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!