Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Fdegier's Lijsten
› 1 12 Latijn, Lingua Latina
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Fdegier's Lijsten
, deel 1
1 12 Latijn, Lingua Latina
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
amare = verliefd zijn; houden van plaudire = applaudiseren; in je handen klappen consul = consul ecce = kijk intrare = binnen komen; binnen gaan ave = gegroet; hallo ibi = daar enim = namelijk; immers gaudere = zich verheugen; blij zijn imperator = veldheer; keizer audire = horen; luisteren nam = want; namelijk non = niet nunc = nu et = en; ook iterum = weer; opnieuw pater = vader populus = volk ridet = lacht clamare = schreeuwen; roepen sedere = zitten simulacrum = beeld spectaculum = schouwspel tacere = zwijgen tribunus = tribuun turba = menigte valde = zeer placere = bevallen; in de smaak vallen venire = komen tum = dan; vervolgens modo = juist; zojuist forum = marktplein; forum Romanus = Romeins; Romein vocare = roepen amica = vriendin amicus = vriend via = straat; weg latus = breed autem = maar; echter cur = waarom nihil = niets dicire = zeggen rogare = vragen laetus = blij; vrolijk esse = zijn sum = ik ben es = jij bent est = hij is; zij is; het is sumus = wij zijn estis = jullie zijn sunt = zij zijn respondere = antwoorden novus = nieuw serva = slavin semper = altijd; steeds nemo = niemand docere = les geven dubitare = aarzelen iam = al; reeds non iam = niet meer; niet langer magistra = lerares bonus = goed templum = tempel altus = hoog multus = veel servus = slaaf senator = senator clarus = beroemd etiam = ook Homo; Homines = mens Doctus = geleerd Pauci = weinig Iuvat = het is leuk Cavere = oppassen Licet = het is mogelijk Salve; Salvete = hallo Solere = gewoon zijn Studere = studeren Timere = bang zijn voor Videre = zien Agere = doen Legere = lezen Ludere = spelen Petere = gaan naar Certe = zeker Dum = terwijl Hic = hier Hodie = vandaag Itaque = daarom, dus Num? = soms? Negue = en niet, ook niet Quid? = wat? Qoud = omdat Tot = zoveel Tu, te = jij, jou Ubi = waar Ut = zoals vita = leven cicus = circus saepe = vaak laudare = prijzen deliberare = nadenken; nadenken over quantus = hoe groot; wat groot; hoe veel; wat veel aedificium = gebouw vicus = steeg clamor = geschreeuw dominus = meester domina = meesteres mercator = koopman vinum = wijn donum = geschenk poscere = verlangen tantus = zo groot; zo veel sustinere = uithouden; verdragen iuvat me = ik vind het leuk; ik vind het prettig inter; inter + acc. = tussen hora = uur per; per + acc. = door; doorheen ambulare = wandelen ad; ad + acc. = naar accedere = komen; komen naar petere = gaan naar; verlangen; vragen negare = ontkennen sed = maar ridere = lachen habere = hebben unus = een donare = geven studere = studeren in; in + acc. = in fortuna = geluk currere = hardlopen in; in +abl = in pro; pro +abl = voor expectare = verwachten subito = plotseling sine; sine +abl = zonder mater = moeder cum; cum +abl = met e; ex; e +abl; ex +abl = uit mulier = vrouw malus = slecht ego, me = ik, mij magnus = groot cura = zorg observare = letten op cuncti = alle stare = staan locus = plaats properare = zich haasten animus = geest de; de +abl = van descendere = afdalen manere = blijven spectare = zien sperare = hopen fortasse = mischien frustra = tevergeefs a; ab; a +abl; ab +abl = van af; van maestus = treurig deus = god dea = godin perdere = vernietigen in amino habere = van plan zijn gladiotor = gladiator salutare = groeten alius = ander alius...alius = de een ... de ander alii...alii = sommigen ... anderen petere = gaan naar; vragen; verlangen; aanvallen gladius = zwaard timor = angst vacare = vrij zijn van igitur = dus victoria = overwinning pugnare = vechten laborare = hard werken sustinere = uithouden observare = in het oog houden tandem = eindelijk modo = juist; (zo)juist; alleen; slechts neque...neque = niet ... en ook niet, noch...noch pugna = gevecht alter = de een; de ander alter...alterum = elkaar vulnerare = verwonden tam = zo iniustus = onrechtvaardig pecunia = geld abundare = in overvloed hebben divitae = rijkdom carere = niet hebben amor = liefde ne...quidem = zelfs niet; ook niet ludus = spel iacere = liggen victor = overwinnaar cedere = weggaan uit; weggaan nex = dood dolere = bedroefd zijn littera = letter litterae = brief scribere = schrijven posse = kunnen puella = meisje inquit = hij zegt; zegt solus = alleen -que = en accidere = gebeuren contentus; contentus +abl = tevreden convenire = samenkomen debere = moeten sic = zo orare = bidden dare = geven liberare; liberare +abl = bevrijden van tamen = toch finire = afmaken vale; vale! = dag; dag! protegere = beschermen si = als quis?; quis = wie?; wie conciliare = tot stand brengen nisi = behalve auxilium = hulp nonne?; nonne = dan niet?; niet?; dan niet; niet sacrificium = offer delectare = verheugen -ne; ne?; ne: -ne? = (vraagwoordje); vraagwoordje; niet?; niet vovere = beloven sero = laat ira = woede filius = zoon filia = dochter magister = leraar suus = zijn; haar; hun liber = boek curare = zich bekommeren om disputare de; disputare = discussiƫren over; discussiƫren narrare = vertellen consilium = plan rex; regis = koning pulcher = mooi tuus = jouw miser = ongelukkig meus = mijn plenus = vol van invidia = jaloezie puer = jongen vester = jullie noster = onze navigare = varen verbum = woord gloria = roem cupidus = vol verlangen naar; vol verlangen vir = man; kerel periculum = gevaar admonere = waarschuwen monstrum = monster terra = land situs = gelegen oppidum = stad ager = akker invenire = ontdekken ubique = overal quaerere = zoeken modo ... modo ... = nu eens ... dan weer ... apud + acc; apud = bij faber = handwerker ante + acc; ante = voor pretium = prijs scire = weten vox; vocis = stem gaudium = vreugde tum = dan vadere = gaan cito = snel officium = taak bene = goed explere = vervullen statim = meteen adeo = zo erg deserere = verlaten cum = toen quo; quo? = waarheen?; waarheen firmus = sterk tenere = vasthouden abducere = ontvoeren evadere = ontsnappen votum = gebed carcer; carceris = kerker claudere = sluiten post + acc; post = na nonnulli = enige; enkele discedere = weggaan tragoedia = tragedie profecto = werkelijk sumere = nemen materia = materiaal superbia = hoogmoed postquam = nadat copia = voorraad copiae MV; copiae = troepen vincere = overwinnen triumphus = triomftocht ubi = waar; zodra plebs; plebis = volk movere = bewegen patria = vaderland relinquere = verlaten adiuvare = helpen bellum = oorlog parrare = voorbereiden satis = genoeg accusare = aanklagen prodere = verraden circumdare = omsingelen fingere = vormen legio; legionis = legioen pellere = verslaan miles; militis = militair caedere = doden discere = leren comprehendere = begrijpen etiamsi = ook al ad +acc; ad = naar vituperare = afkeuren privatus = persoonlijk comparare = bijeenbrengen aeternus = eeuwig imminere = bedreigen nos = wij paulum = korte tijd; even caesar = caesar dictator = dictator insidiae = hinderlaag occidere = doden fere = bijna Graecia; graecia = griekenland; Griekenland se = zich heres = erfgenaam inimicus = vijand seditio = opstand donec = totdat sibi = zich notus = bekend vos = jullie ceteri = overige regina = koningin provincia = provincie imperium = rijk concedere = toestaan ut = zoals vivere = leven pax; pacis = vrede diuturnus = langdurig honor = eer tribuere = verlenen nominare = noemen ara = altaar licet mihi = ik mag inter + acc; inter = tussen perturbare = in verwarring brengen audacia = moed qui, quae, qoud = die, dat; die; dat favere (+dat) (pf: favi) = gunstig gezind zijn, begunstigen; gunstig gezind zijn; begunstigen uxor, -oris = echtgenote, vrouw; echtgenote; vrouw ducere (pf: duxi) = leiden, brengen; leiden; brengen uxorem ducere = trouwen quamquam = hoewel, ofschoon; hoewel; ofschoon magis (bijw.) = meer, liever; meer; liever optare = wensen nepos, nepotis = kleinzoon amittere (pf: amisi) = verliezen postea = later, daarna; later; daarna mos, moris (m), mores (mv) = gewoonte, gebruik, leeftwijze, karakter; gewoonte; gebruik; leefwijze; karakter asper = ruw, ruig; ruw; ruig mox = spoedig, weldra; spoedig; weldra parvus = klein insula = eiland transportare = overbrengen educare = grootbrengen, opvoeden; grootbrengen; opvoeden is, ea, id = hij, zij, het, deze, dit, die, dat; hij; zij; het; deze; dit; die; dat primo (bijw.) = eerst soror, -oris = zus deinde = daarna vita cedere = sterven annus = jaar gignere (pf: genui) = baren vitam agere = een leven leiden liber = vrij quoque = ook removere (pf: removi) = verwijderen atque = en iterum atque iterum = telkens weer venia = vergeving cum (voegwoord) = als, wanneer, toen; als; wanneer; toen vocare = roepen, noemen; roepen; noemen
Ingezonden op 20-03-2010 - 2150x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 5)
voting system
1
2
3
4
5
Voormalig les 1-11 nu les 1-12 als herhaling
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!