Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 1

9 Les 2 t/m 9 op zijn Knijnenburgs

Jaar 3 (Gymnasium)

ό ανθρωπος = mens; man 
ό θεος = god 
ό δουλος = slaaf 
ό φοβος = angst; vrees 
ή χωρα = land; streek 
εστι(ν) = zijn; te zijn 
εχει = hebben
ου, ουκ, ουχ = niet 
τι = waarom; wat 
δε, δ' = en; maar 
το θηριον = wild dier; beest 
βαινει = gaan 
φερει = dragen; brengen
προς (+acc) = naar; naartoe; naar(toe); tot 
ή μαχη = gevecht; strijd 
ό δεσποτες = heerser; meester 
φευγει (+acc) = vluchten; vluchten voor; vluchten (voor) 
ποιει = doen; maken 
λαμβανει = nemen; vastpakken; pakken 
και = en; ook; zelfs 
γαρ = want
εις (+acc) = naar; naar binnen 
νυν = nu 
τουτο (onz)= dit; dat
ενταυθα = daar
μηγας, μηγαλη, μεγα = groot
δεινος, δεινη, δεινον = verschrikkelijk; geducht
πολυσ = veel
φοβερος, φοβερα, φοβερον = angstaanjagend
μια = één; een; 1
ή κεφαλη = hoofd; kop
αλλα, αλλ = maar
ζητει = zoeken
ευρισκει = vinden; ontdekken
μακρος, μακρα, μακρον = lang
επειτα = daarna
ουδεν = niets
πρωτον μεν.., επειτα δε = eerst...daarna; eerst daarna; eerst… daarna
αποκτεινει = doden
καλει = roepen 
ό φιλος = vriend
νεοσ, νεα, νεον = nieuw; jong
ούτω(ς) = zo; op die manier
αλλος, αλλη, αλλο = ander
έκαστος, έκαστε, έκαστον = ieder
αθτικα = meteen; onmiddellijk
κρυπτει = verbergen
ουν = dan; nu; dus
ανδρειος = dapper
η βασιλεια = koningin
μαλα = erg; zeer
καλος = mooi
το δωρον = geschenk; cadeau
φιλος = geliefd
θαυμαζω = bewonderen; zich verwonderen; verwonderen
φιλεο = houden van
συ = jij; u; je
εθελεω = willen; bereid zijn
επιθυμεω = verlangen te/om; verlangen te; verlangen om
επι = op...af; naar; op af; op… af
μελλω = op het punt staan om; van plan zijn; zullen; op het punt staan
αιτεω = iemand vragen om; vragen; iemand vragen; vragen om
λεγω = zeggen
ωσπερ = zoals
σος = jouw; uw
αυτην = haar
πεμπο = sturen; zenden
ηκω = komen; gekomen zijn
σε = jou; u
λυω = losmaken
ο ξενος = vreemdeling
κακος = slecht
το εργον = werk; daad
δη = dan; dus
τι = wat; waarom
ενθαδε = hier(heen); hierheen; hier
εμος = mijn
αει = altijd
κελευω = bevelen; verzoeken; vragen om; vragen; vragen (om)
εμε, με = mij; me
παρεχω = verschaffen; geven
αγο = brengen; leiden
λειπο = (ver)laten; laten; verlaten
αυτον = hem
υστερον = later
γαμεω = trouwen
Aθεηαιος = Atheens
ó πολιτης = burger
ισχυρος = sterk; krachtig
φυλαττω = bewaken
τò τεκνον = kind
οικεω = wonen
εισιν = zijn
η νησος = eiland
ó κινδυνος = gevaar
δια = door/wegens; door; wegens
ουδεις = niemand
ó Aθηναιος = Athener
μονον = slechts; alleen maar; alleen
η παρτενος = meisje
αι Aθηναι = Athene
ó χρονος = tijd
τó πλοιον = schip
πλεω = varen
η λυπη = verdriet
μετα + gen = na
σωζο = redden
ει = als, indien
χαιρω = blij zijn
'ωδε = zo 
μενω = blijven 
'υμεις = jullie 
'η 'ημερα = dag 
'ημεις = wij 
ειναι = zijn 
'η ανδρεια = moed 
θαυμαζω 'οτι = zich erover verwonderen dat; zich verwonderen dat; verwonderen dat
'η θυρα = deur 
μονος = alleen 
'αμα = tegelijk 
ακουω = horen 
καθευδω = slapen 
αιρω = optillen 
'η θαλαττα = ze
'ο θανατος = de dood; dood
'η ελευθερια = vrijheid 
τυγχανω = krijgen; treffen; bereiken 
μετα + abl = (samen) met; met; samen
εκ = uit 
μετεχω = deelhebben aan; deelnemen aan; deelhebben; deelnemen
'η φυγη = vlucht 
ιερος = heilig; gewijd aan 
εκβαινω = gaan uit; uit gaan; gaan
επι = op 
'ο οινος = wijn 
'εαυτον = zichzelf 
επιθυμεω = verlangen naar; begeren; verlangen 
νομιζω = beschouwen als; vinden 
αιτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan; schuldig; verantwoordelijk
'ο 'ηλιος = zon 
'ο 'υπνος = slaap 
πλην = behalve {+gen.}
αυθις = opnieuw; weer {bijwoord}
'η φονη = stem 
ανευ = zonder {+ gen.}
αναβαινω = omhoog gaan; beklimmen; klimmen
βλεπω = kijken 
'ο 'υιος = zoon 
κατεχω = in zijn macht hebben 
δακρυω = huilen 
αποστερεω = beroven van; beroven; beroven (van)
'ο βιος = leven 
απο = vanaf; van af; van; af 
πιπτω = vallen 
αποθνηισκω = sterven 
τις = wie; wat; welke 
'η αιτια = oorzaak 
'η συμφορα = gebeurtenis; ongeluk 
περι = om; over 
φροντιζω = zich bekommeren om; bekommeren om; bekommeren; zich bekommeren
... τε και = en
'η αληθερια = waarheid
εν = in, bij, op
'ο στρατηγος = legeraanvoerder
ουκετι = niet meer
αυτοις = (aan) hen; hun; aan hen
παρεισιν = aanwezig zijn
'ο ναυτης = matroos
'ο στρατιως = soldaat
παλιν = weer; opnieuw
χαιρω = blij zijn met; blij zijn
παυω = doen stoppen
'η θεος = godin
'ο ανεμος = wind
ουδε = en niet
εχθρος = gehaat bij; vijandig aan; gehaat; vijandig
αυτης = van haar
φιλτατος = liefste; zeer geliefd; geliefd
'η τυχη = lot
'ο αγγελος = bode
'η στρατια = leger
'ο νους = geest
κωλυω = verhinderen
τοδε = dit; het volgende
εν νωι εχω = van plan zijn
πιστευω = vertrouwen
'ο λογος = woord
ευνους = goedgezind
'ο γαμος = huwelijk
αυτηι = (aan) haar; haar
'ηδη = al; reeds
παρεστιν = aanwezig zijn
αντι = in plaats van; ipv
τα 'οπλα = wapens
βοηθεω = te hulp komen; helpen
altcodeς = slecht

Ingezonden op 26-05-2010 - 1438x bekeken.
Waardering 8.4 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

Dit is een kopie van iemand anders (naam vergeten), maar ik heb het een beetje veranderd zodat ik mezelf en de rest van de klas er beter mee kan overhoren :3

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pallas, deel 1

9 Les 2 t/m 9 op zijn Knijnenburgs