Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Carte Orange

0 werkwoorden, tegenwoordige tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord

Jaar 2 (havo/vwo)

aller = gaan
je vais = ik ga
tu vas = jij gaat
il/elle/on va = zij gaat
nous allons = wij gaan
vous allez = jullie gaan/ u gaat
ils/elles vont = zij gaan
je suis allé = ik ben gegaan
tu es allé = jij bent gegaan
il/elle/on est allé = zij is gegaan
nous sommes allé = wij zij gegaan
vous êtes allé = jullie zijn gegaan
ils/elles sont allé = zij zijn gegaan
je allais = ik ging
tu allais = jij ging
il/elle/on allait = zij ging
nous allions = wij gingen 
vous aliez = jullie gingen
ils/elles allaient = zij gingen

avoir = hebben
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il/elle/on a = zij heeft
nous avons = wij gaan
vous avez = jullie hebben;u heeft
ils/elles ont = zij hebben
j'ai eu = ik heb gehad
tu as eu = jij hebt gehad
il/elle/on a eu = zij heeft gehad
vous avez eu = jullie hebben gehad; u heeft gehad
ils/elles ont eu = zij hebben gehad
j'avais= ik had
tu avais = jij had
il/ell/on avait = zij had
nous avions = wij hadden
vous aviez = jullie hadden; u had
ils/elles avaient = zij hadden
être = zijn
je suis = ik ben
tu es = jij bent
il/elle/on est = zij is
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn; u bent
ils/elles sont = zij zijn
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il/elle/on était = zij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren; u was
ils/elles étaient = zij waren
faire = doen; maken 
je fais = ik doe; ik maak
tu fais = jij doet; jij maakt
il fait = hij doet ; hij maakt
elle fait = zij doet; zij maakt
on fait = men doet; men maakt; wij doen; wij maken
nous faisons = wij doen; wij maken
vous faites = jullie doen; jullie maken; u doet; u maakt
ils font; elles font = zij doen; zij maken
j'ai fait = ik heb gedaan; ik heb gemaakt;
tu as fait = jij heb gemaakt; jij hebt gedaan
il/elle/on a fait = zij heeft gemaakt; zij heeft gedaan
nous avons fait = wij hebben gemaakt; wij hebben gedaan
vous avez fait = juillie hebben gemaakt; jullie hebben gedaan; u heeft gemaakt ; u heeft gedaan
ils/elles ont fait - zij hebben gemaakt; zij hebben gedaan
je faisais = ik maakte ; ik deed
tu faisais - jij maakte; jij deed
il/elle/on faisait = zij maakte ; zij deed
nous faisions = wij maakte; wij deden
vous faisiez = jullie maakten; jullie deden; u maakte; u deed
ils/elles faisaient = zij deden; zij maakten
partir = vertrekken
je pars = ik vertrek
tu pars = jij vertrekt
il/elle/on part = zij vertrekt
nous partons = wij vertrekken
vous partez = jullie vertrekken; u vertrekt
ils/elles partent = zij vertrekken
je suis parti = ik ben vertrokken
je partais = ik vertrok
perdre = verliezen
je perds = ik verlies
tu perds = jij verliest
il perd = hij verliest
elle perd = zij verliest
on perd = men verliest; wij verliezen
nous perdons = wij verliezen
vous perdez = jullie verliezen; u verliest
ils perdent; elles perdent = zij verliezen
j'ai perdu = ik heb verloren
je perdais = ik verloor.
pouvoir = kunnen
je peux = ik kan 
tu peux = jij kunt
il peut = hij kan
elle peut = zij kan
on peut = men kan; wij kunnen
nous pouvons = wij kunnen
vous pouvez = jullie kunnen; u kunt
ils peuvent; elles peuvent = zij kunnen
j'ai pu = ik heb gekund
je pouvais = ik kon
prendre = nemen
je prends = ik neem
tu prends = jij neemt
il/elle/on prend = zij neemt
nous prenons = wij nemen
vous prenez = jullie nemen;u neemt
ils/elles prennent = zij nemen
j'ai pris = ik heb genomen
je prenais = ik nam
sentir = voelen;ruiken
je sens = ik voel; ik ruik
tu sens = jij voelt ; jij ruikt
ils/elles/on sent = zij voelt; zij ruikt
nous sentons = wij voelen; wij ruiken
vous sentez = julile voelen; jullie ruiken
ils/elles sentent = zij voelen; zij ruiken
j'ai senti = ik heb gevoeld; ik heb geroken
je sentais = ik voelde; ik rook
vouloir = willen
je veux = ik wil
tu veux = jij wilt
il veut = hij wil
elle veut = zij wil
on veut = men wil; wij willen
nous voulons = wij willen
vous voulez = jullie willen; u wilt
ils veulent; elles veulent = zij willen
j'ai voulu = ik heb gewild
je voulais = ik wilde
sortir = uitgaan
je sors = ik ga uit
tu sors = jij gaat uit 
il/elle/on sort = zij gaat uit
nous sortons = wij gaan uit
vous sortez = jullie gaan uit; U gaat uit
ils/elles sortent = zij gaan uit
je suis sorti = ik ben uitgegaan
je sortais = ik ben uit gegaan
venir = komen
je viens = ik kom
tu viens = jij komt 
il/elle/on vient = zij komt
nous venons = wij komen
vous venez = jullie komen; u komt
ils/elles viennent = zij komen
je suis venu = ik ben gekomen
je venais = ik kwam

Ingezonden op 30-06-2010 - 1989x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 22-06-2011.
Waardering 8 (aantal stemmen: 6)

voting system
1
2
3
4
5

bij hij/zij/men heb ik in het nederlands alleen de vorm van zij gezet. Het is echt zo veel schrijfwerk.. bahbah..
maar ik heb het af

Misschien is het een beetje raar, in dat geval sorry.
maar ik hoop dat het jullie helpt!!
-xxXxx-

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Carte Orange

0 werkwoorden, tegenwoordige tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord