Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna

0 hoofdstuk 1 t/m 9

Jaar 2 (Gymnasium)

ad = naar, tot, bij
agricola = boer
altus, alta, altum = hoog, diep; hoog
amat = houdt van
ambulat = wandelt
amici = vrienden
amicus = vriend
amittere = verliezen
ante = voor
apud = bij
aqua = water
audit = hoort
bellum = oorlog
bibere = drinken
bonus, bona, bonum = goed
capiunt = pakken
causa = reden, oorzaak
circa = rondom, om...heen; rondom
clarus, clara, clarum = helder, beroemd; helder
cogitat = denkt aan, overweegt; denkt aan
cognoscere = vernemen; leren kennen, vernemen; leren kennen
cognoscit = leert kennen, verneemt; leert kennen
consilium = besluit; besluit, plan; plan
crudelis = wreed
cupit = verlangt naar
dea = godin
debeo = moeten
defendit = verdedigt; beschermt
deinde = daarna, vervolgens
deus = god
dicit = zegt
dominus = heer; heerser
ducit = leidt, brengt; leidt
duo = twee; wee; 2
eius = van hem; zijn
enim = want; want, namelijk, immers
ergo = dus
esse = (te) zijn
est = is
et = en; en, ook
etiam = ook
facit = maakt
faciunt = doen; maken
filia = dochter
filii = zonen
filius = zoon
fluvius = rivier
fortis = dapper; sterk
frater, fratrem = broer
fratres = broers
gaudent = zijn blij; blij zijn
gero = dragen; (oorlog) voeren; dragen, oorlog voeren
gloria = roem
habet = heeft
habitare = (be)wonen; bewonen
habitare = wonen; bewonen
iacent = liggen
immortalis, immortale = onsterfelijk
in = naar binnen
In Italia = in Italië; in Italie
in templo = in de tempel
incipiunt = beginnen
incolumis = ongedeerd
invenit = vindt; vind
iratus, iratum, irata; iratus = boos
ita = zo
lacrimat = huilt
leatus, laetum, leata = blij
locus = plaats
magnus, magna, magnum = groot
malum = ramp
malus, mala, malum = slecht
mater = moeder
meas, meum, mea = mijn
miser, misera, miserum = ongelukkig
mittit = zendt
morbus = ziekte
mors, mortem = dood
nam = want
necat = doodt
nomen = naam
non = niet
non iam = niet meer
nondum = nog niet
nos = ons; wij
novus, nova, novum = nieuw
nunc = nu
obscura, obscuram, obscurum = donker, duister
omnes = alle; allen
omnes = alle(n); allen
omnis = geheel; geheel, ieder elk; elk; geheel, ieder, elk
omnis, omne = geheel, ieder, elk; geheel
pario = voortbrengen
parva, parvus, parvum = klein
pater = vader
periclum = gevaar
populus = volk
portat = draagt; draagr; draaagt
praeterea = bovendien
primus = eerste
puella = meisje
pugna = gevecht
pulcher, pulchra, pulchrem = mooi
qouqou = ook
quid = wat
quis = wie
regina = koningin
regnat = heerst; heerst, regeert
regnum = heerschappij
rex, regem = koning
saepe = vaak, dikwijls; vaak dikwijls
salutant = begroeten
sed = maar
sedet = zit
servat; defendit = beschermt; bewaart; behoudt; bewaar; verdedigt
sic = zo
silva = bos
solus, sola, solum = alleen; alleen, als enige; allen
soror = zuster
subito = plotseling
sunt = zijn
super = boven (op), over; boven op, over
tempus = tijd
terret = maakt bang; verschrikt
timet = vreest
triste = droevig; triest; verdrietig
tum = toen; toen=dan
ubi = waar
uxor = vrouw
valde = erg, zeer
venit = komt
verus, vera, verum = echt, waar; echt
vester = jullie
videt = ziet
vir, virum = man
vivunt = leven
volunt = willen
vos = jullie
vult = wil
exclamo (exlamare) = uitroepen; uitschreeuwen
alter, altera, alterum = de een; de ander
consul, consulis = consul
unus, una, unum = een
corpus, corporus = lichaam
fugio, fugi (fugere) = vluchten
spes, spem = hoop; verwachting
ubique = overal
salus, salutis = redding; behoud; gezondheid
impetus = aanval
murus = muur
defendo, defendi (defendere) = verdedigen; beschermen
pons, pontis = brug
custodio (custodire) = bewaken; passen op
erant = zij waren
arma, armorum = wapens
fortuna = lot, geluk, ongeluk
dies, diem = dag
nox, noctis = nacht
sto, steti (stare) = staan
mons, montis = berg
fuit = hij was; hij is geweest
fuerunt = zij waren; zij zijn geweest
coepi = ik begon; ik ben begonnen
singuli = een voor een
statua = standbeeld
comprehendo, comprehendi (comprehendere) = vastpakken 
-que = en
consisto, constiti (consistere) = gaan staan; blijven staan
timor, timoris = angst
relinquo, relinqui (reliquere) = verlaten; achterlaten
erit = hij zal zijn 
cupidus, cupida, cupidum = gen. = begerig naar
acer, acris = scherp; vel; hevig
adiuvo, adiuvi (adiuvare) = helpen
necesse est = het is noodzakelijk
libertas, libertatis = vrijheid
simul = tegelijkertijd
eorum = van hen; hun; ervan
plenus, plena, plenum = vol van
virtus, virtutis = deugd; goede eigenschap; moed
interea = ondertussen
armatus, armata, armatum = gewapend
possum, potui (posse) = kunnen
obsideo, obsedi (obsidere) = bezetten; belegeren
civis, civis = burger
ignarus, ignara, ignarum + gen. = onkundig van; onwetend; onbekend met

Ingezonden op 01-07-2010 - 1452x bekeken.
Waardering 9.6 (aantal stemmen: 13)

voting system
1
2
3
4
5

hoi
ik hoop dat de lijst je bevalt

ik heb gewoon geknipt en geplakt van andere lijsten

is nieyt illigaal toch?????

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna

0 hoofdstuk 1 t/m 9