Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basisvocabulaire
› 1 De 100 meest voorkomende woorden in het Spaans
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basisvocabulaire
, deel 1
1 De 100 meest voorkomende woorden in het Spaans
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
el agua = het water el amor = de liefde el año = het jaar el apellido = de achternaam ayer = gisteren bien = goed bueno = goed la cabeza = het hoofd la calle = de straat el cambio = de verandering, het wisselgeld la casa = het huis el caso = het geval el centro = het centrum la ciudad = de stad claro = natuurlijk, helder la cosa = het ding el cuerpo = het lichaam deber = moeten decir = zeggen después = na el día = de dag el dinero = het geld la dirección = het adres, de leiding la edad = de leeftijd entonces = dus, toen la familia = de familie el final = het einde la forma = de vorm la fuente = de bron, de fontein la gente = de mensen gracias = bedankt grande = groot el grupo = de groep la guerra = de oorlog hablar = spreken hacer = maken, doen el hijo = de zoon el hombre = de man la hora = het uur hoy = vandaag igual = gelijk, hetzelfde importante = belangrijk el lado = de kant llegar = aankomen el lugar = de plaats, de plek la madre = de moeder el mal = de pijn, de kwaal la manera = de manier la mano = hand (la) mañana = (de) morgen el mercado = de markt el mes = de maand mientras = terwijl mucho = veel la muerte = de dood la mujer = de vrouw el mundo = de wereld nada = niets nadie = niemand el niño = het kind la noche = de nacht el nombre = de naam nuevo = nieuw nunca = nooit la obra = het werk el ojo = het oog el padre = de vader el país = het land parecer = lijken la parte = het deel partir = weggaan/ delen poco = weinig poder = kunnen, mogen posible = mogelijk el pueblo = het dorp la realidad = de werkelijkheid la relación = de relatie saber = weten la semana = de week el sentido = de zin el señor = de meneer ser = zijn siempre = altijd el siglo = de eeuw la situación = de situatie la sociedad = de maatschappij tarde = laat tener = hebben el tiempo = de tijd, het weer la tierra = de aarde el tipo = het type todo = alle el trabajo = het werk último = laatste valer = waard zijn venir = komen ver = zien la verdad = de waarheid la vez = de keer la voz = de stem
Ingezonden op 03-10-2010 - 23434x bekeken.
Waardering 8.6 (aantal stemmen: 10)
voting system
1
2
3
4
5
Leer de woorden Nederlands-Spaans. Begin niet te laat met leren en leer bij voorkeur met WRTS.
Mucho éxito (veel succes).
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!