Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
eigen methode
› 2 hoofdstuk 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
eigen methode
, deel 1
2 hoofdstuk 2
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
perdón = pardon ?Es usted el señor Pons? = Bent u de heer Pons? el señor = heer, meneer soy yo = dat ben ik mucho gusto = aangenaam encantado/a = aangenaam (beleefd) la señora = vrouw, mevrouw ?Cómo está usted? = Hoe gaat het met u? muy bien = heel goed gracias = bedankt ?Y usted? = En met u? ?verdad? = nietwaar? Toch? sois = jullie zijn el amigo = vriend la amiga = vriendin ?no? = nietwaar? ?De dónde es usted? = Waar komt u vandaan? ustedes = u (mv) somos = wij zijn ser = zijn él = hij ella = zij nosotros/as = wij vosotros/as = jullie ellos, ellas, ustedes = zij (mv) ?Cómo estás? = Hoe gaat het met je? regular = het gaat wel !fatal! = verschrikkelijk! ?Cómo se llaman estas ciudades en español? = Hoe heten deze steden in het Spaans? ser de ... = uit ... komen escuche = luister (naar) ?Cómo se escribe ...? = Hoe schrijf je ...? con = met el acento = accent sin = zonder el alfabeto = alfabet minúscula = kleine letter mayúscula = hoofdletter la diéresis = trema be larga = b (lange b) be corta = v (korte b) la reserva = reservering la habitación individual = éénpersoonskamer la habitación doble = tweepersoonskamer el baño = bad el nombre = naam el apellido = achternaam ?Qué hace usted? = Wat doet u (voor werk)? la oferta de empleo = personeelsadvertentie busca = (hij,zij) zoekt el enfermero = verpleegkundige (m) la enfermera = verpleegkundige (vr) la empresa = onderneming textil = textiel necesita = (hij, zij) heeft nodig el representante = vertegenwoordiger la representante = vertegenwoordigster la experiencia = ervaring enviar = sturen, zenden el currículum vitae = curriculum vitae la recepcionista = receptioniste el recepcionista = receptionist contactar = contact opnemen met el banco = bank ofrece = (hij, zij) biedt aan las prácticas = stage (plaats) la estudiante = studente el estudiante = student por 3 meses = voor 3 maanden el mes = maand el centro comercial = winkelcentrum el empleado administrativo = administratief medewerker la empleada administrativa = administratief medewerkster los conocimientos de informática a nivel usuario = computerkennis op gebruikersniveau los conocimientos = kennis la informática = informatica el apartado de Correos = postbus multinacional = multinationaal el programador = programmeur (m) la programadora = programmeur (vr) la edad = leeftijd entre = tussen el año = jaar la fábrica = fabriek eléctrico/a = elektrisch el técnico comercial = commercieel technisch medewerker la técnica comercial = commercieel technisch medewerkster experiencia mínima 2 años = minstens 2 jaar ervaring el ingeniero = ingenieur (m) la ingeniera = ingenieur (vr) la interesada = geïnteresseerde (vr) el interesado = geïnteresseerde (m) escribir (a) = schrijven (naar) el centro clínico = kliniek la médica = arts (vr) el médico = arts (m) la especialidad = specialiteit la radiología = radiologie por = per la agencia de viajes = reisbureau el secretario = secretaris la secretaria = secretaresse el colegio = school mirar = bekijken, kijken naar la clase = klas hablar = spreken, praten el compañero = klasgenoot la compañera = klasgenote ya = al, reeds ?Qué hacen ahora? = Wat doen ze nu? hacer = doen pues = nou trabajar = werken el Instituto = Middelbare school hago = ik doe el chófer = chauffeur el carnicero = beenhouwer, slager el vendedor = verkoper el gerente = directeur, chef el campesino = landbouwer el pensionisca = gepensioneerde vive = (hij, zij) leeft, woont vivir = wonen aquí = hier pero = maar no tiene trabajo = hij, zij heeft geen werk el trabajo = werk !Qué lástima! = Wat jammer! todavía = nog el jefe = chef, hoofd el departamento de créditos = kredietafdeling el crédito = krediet ?Dónde? = Waar? !Qué bien! = Wat goed, wat leuk! mi ex-novia = mijn ex-vriendin ?Qué hace? = Wat doet hij/ zij (voor werk)? el ama de casa = huisvrouw Tiene tres hijos que estudian en la Universidad. = Hij/ zij heeft drie studerende kinderen. los hijos = kinderen estudiar = leren, studeren !No me digas! = Wat zeg je me nu! Ga weg! está casado (con) = hij/ zij is getrouwd (met) los dos = beiden, alletwee complete = vul aan completar = aanvullen busque = zoek buscar = zoeken las formas que faltan = de ontbrekende vormen ?Qué lenguas hablan? = Welke talen spreken ze? un poco de francés = een beetje Frans ?Qué haces? = Wat doe je (voor werk)? ser responsable (de) = verantwoordelijk zijn (voor) ser empleado (de) = medewerker zijn (bij) ser empleada (de) = medewerkster zijn (bij) bueno = nou (ja) aprender = leren la Universidad Popular = volksuniversiteit !Qué interesante! = Wat interessant! allí = daar una empresa que vende tractores = een bedrijf dat tractoren verkoopt vender = verkopen escribir = schrijven el periódico = krant pasar = doorbrengen las vacaciones = vakantie sólo = slechts, alleen miren = kijk mirar = kijken si = als, indien pasar (por) = (langs) komen Aquí tienen ... = Hier hebt u ... (mv) el número de mi teléfono móvil = mijn mobiele nummer el móvil = mobieltje amable = aardig muchas gracias = hartelijk dank las cataratas de Iguazú = de watervallen van Iguazú marque = markeer marcar = markeren la diferencia = verschil ?Cuál es tu número de móvil? = Wat is je mobiele nummer? ?Cuál? = wat?, Welk?, Welke? el correo electrónico = e-mail la arroba = apenstaartje @ el punto = punt el guión = koppelteken el celular = mobieltje (LA) no, no tengo = nee, die, dat heb ik niet tener = hebben su = zijn, haar, uw, hun claro = tuurlijk, natuurlijk el vídeo = video el ordenador = computer el contestador automático = antwoordapparaat la cámara (digital) = (digitale) camera el centro = centrum ?Quién del curso ...? = Wie van de cursisten ...? viajar = reizen mucho = veel, vaak la jefa = cheffin, bazin la instrucción = instructie, aanwijzing deletrear = spellen espacio = spatie agente de viajes = reisagent el poema = gedicht el encuentro = ontmoeting el veterinario = dierenarts (m) la veterinaria = dierenarts (vr) el profesor = leraar la profesora = lerares el taxista = taxichauffeur (m) la taxista = taxichauffeur (vr) soy de ... = ik kom uit ... mi profesión = mijn beroep el mecánico = monteur (m) la mecánica = monteur (vr) el cocinero = kok la cocinera = kokkin vivo = ik leef, ik woon trabajo = ik werk escuchar = luisteren necesitar = nodig hebben ?Y qué hace usted? = En wat doet u? ?Qué lenguas habla usted? = Welke talen spreekt u? ?Qué lenguas hablas? = Welke talen spreek je? un poquito = een klein beetje de aquí = van hier ?Cuántos años tienes? = Hoeveel jaar ben je? ?De dónde son estas personas? = Waar komen deze personen vandaan? ?Cuál es tu número de teléfono? = Wat is jouw telefoonnummer? ?Tiene móvil? = Heb jij een mobieltje? ?Cuál es tu correo electrónico? = Wat is je e-mail? el dentista = tandarts (m) la dentista = tandarts (vr) trabajas = jij werkt trabaja = hij werkt trabajamos = wij werken trabajáis = jullie werken trabajan = zij werken vivo = ik woon vives = jij woont vive = hij woont vivimos = wij wonen vivís = jullie wonen viven = zij wonen tengo = ik heb tienes = jij hebt tiene = hij heeft tenemos = wij hebben tenéis = jullie hebben tienen = zij hebben aprendo = ik leer aprendes = jij leert aprende = hij leert aprendemos = wij leren aprendéis = jullie leren aprenden = zij leren estudiar = studeren estudio = ik studeer estudias = jij studeert estudia = hij studeert estudiamos = wij studeren estudiáis = jullie studeren estudian = zij studeren hablo = ik praat hablas = jij praat habla = hij praat hablamos = wij praten habláis = jullie praten hablan = zij praten ?Dónde vives? = Waar woon jij? ?Dónde trabajas? = Waar werk jij? ?Dónde trabaja usted? = Waar werkt u? Trabajo en un banco = Ik werk in een bankkantoor Hablo inglés = Ik spreek Engels ?Cuál es su número? = Wat is uw nummer? el fax = fax Somos los amigos de Ben = Wij zijn vrienden van Ben Adiós se escribe sin acento, ?verdad? = Adiós schrijf je zonder accent, nietwaar? Sí, estudia medicina en la universidad = Ja, zij studeert medicijnen in de universiteit La hija de Leen estudia en Madrid, ?no? = De dochter van Leen studeert in Madrid, niet? ?Dónde aprenden holandés? = Waar leren jullie Nederlands? Koen viaja mucho = Koen reist veel Petra vive en el centro = Petra woont in het centrum ?Quién tienes hijos? = Wie heeft kinderen? ?Qué hacéis? = Wat doen jullie? ?Qué estudias? = Wat studeer jij? ?De dónde eres? = Van waar ben jij? Leen no es enfermera, es empleada = Leen is geen verpleegster, zij is medewerkster No trabaja en un hospital, trabaja en una oficina = Zij werkt niet in een hospitaal, zij werkt in een kantoor por supuesto = vanzelfsprekend !Pero hablan muy bien castellano! = Maar zij spreken heel goed Casteliaans! ustedes no son de aquí = jullie zijn niet van hier ?Tú eres Ben? = Ben jij Ben? Ella escribe para un periódico = Zij schrijft voor een krant ?Qué es esto? = Wat is dit? ?Qué es eso? = Wat is dat? ?Cómo dice? = Wat zegt u? ?Cómo dices? = Wat zeg je? ?Dónde está ...? = Waar is ...? ?Dónde están ...? = Waar zijn ...? ?Cuántos años tiene? = Hoe oud bent u? Tiene ...años = Hij/zij is .. jaar Tengo dos hijos = Ik heb twee kinderen su hija = zijn/haar/uw dochter ?Es usted de Holanda? = Komt u uit Nederland? ?Dónde está la oficina de turismo? = Waar is het VVV-kantoor? ?Trabaja usted aquí? = Werkt u hier? el panadero = bakker (m) Trabajo con Petra en Amberes = Ik werk met Petra in Antwerpen Tenemos una casa en Marbella = Wij hebben een huis in Marbella
Ingezonden op 19-10-2010 - 1650x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
07-11-2010
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!