Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Le monde de Narnia: II. Le lion, la sorcière blance et l'armoire magique
› 11 Aslan se rapproche
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Le monde de Narnia: II. Le lion, la sorcière blance et l'armoire magique
11 Aslan se rapproche
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la mioche; le mioche = de kleuter le bol = de kom le quignon = de homp brood la piste = het spoor l'enceinte = de omheining; de omwalling; de omsluiting {feminin} la gaieté = de vrolijkheid; het lolletje la fourchette = de vork la vermine = het ongedierte; het gespuis la gloutonnerie = de gulzigheid le gaspillage = de verkwisting la gâterie = de verwennerij la cuiller = de lepel la faveur = de gunst la mousse = het mos; het schuim la saccade = de schok; de stoot; de ruk l'embardée = de plotselinge zwenking; de zwieper le fracas = het lawaai; het kabaal; het misbaar; de ophef le bruissement = het geruis; het geritsel; het gesuis le babillage = het geklets l'ornière = het wagenspoor; de sleur {feminin} la boue = de modder; het slijk le dégel = de dooi l'esclave = de slaaf {feminin et masculin} le juron = de vloek la parcelle = het perceel; de kavel; het deeltje; het beetje la ramure = de takken; het takwerk le chêne = de eik; het eikenhout la brume = de mist; de nevel le détour = de bocht; de omweg la clairière = de open plek in het bos; het laar le perce-neige = het sneeuwklokje le crocus = de krokus le gosier = de keel; het keelgat l'espace = de ruimte; de tussenruimte; de tijdruimte; de wereldruimte; het luchtruim; la gouttelette = het druppeltje la parure = de opschik l'abeille = de bij {feminin} ----- defaillir = flauwvallen; verzwakken; het begeven remporter = weer meenemen; behalen; winnen grignoter = knabbelen; oppeuzelen; met lange tanden eten mastiquer = kauwen op bondir = springen; opspringen filer = snel gaan; snel weggaan; ervandoor gaan flairer = ruiken; lucht krijgen van; beruiken; besnuffelen renifler = opsnuiven; snuiven; ruiken surprendre = verrassen; betrappen; overvallen; overrompelen refroidir = afkoelen; verkoelen; bekoelen renoncer à = ophouden te; afzien van; afstand doen van; dénoncer = aan de kaak stellen; hekelen; aangeven; verklikken; aanzeggen; doen blijken; verraden se débarrasser de = zich bevrijden van; zich ontdoen van; afkomen van se dérouler = zich ontrollen; zich afspelen; verlopen dépeindre = afschilderen; beschrijven se figer = stollen; stijf worden; verstarren délier = losmaken hurler = uitschreeuwen; schreeuwen; uitbrullen; brullen bégayer = stamelen; stotteren rugir = brullen marteler = hameren op; beuken op se épaissir = dikker worden; dichter worden bringuebaler = schommelen; slingeren heurter = stoten tegen; botsen tegen; botsen met; kwetsen; aanstoot geven aan propager = verbreiden; verspreiden; propageren; voortplanten houspiller = uitvoeteren; op zijn kop geven; afkatten enliser = doen vastlopen mordre = bijten; inbijten; bijten in; inbijten in; steken; aantasten clapoter = kabbelen; klotsen gronder = mopperen; brommen; grommen; bulderen; razen; rommelen se embourber = in de modder blijven steken; zich vastwerken; verstrikt raken couper = snijden; doorsnijden; afsnijden; knippen; afknippen; maaien; kappen; hakken; behakken; verbreken; onderbreken; afbreken; verdelen; versperren; schrappen; weglaten forcer = forceren; dwingen; openbreken; nopen; verplichten; te veel eisen van; overdrijven; geweld aandoen décocher = toewerpen; afschieten rétrécir = vernauwen; krimpen; nauwer worden dépouiller = ontdoen van; beroven van; uitkleden; plunderen; stropen; afstropen; villen darder = werpen consteller = bezaaien met retentir = weerklinken; galmen gazouiller = sjilpen; brabbelen; murmelen pourchasser = najagen se quereller = twisten; ruziën éparpiller = verspreiden; verstrooien; versnipperen bourdonner = gonzen; mompelen; brommen détruire = vernielen; vernietigen; verdelgen; tenietdoen parsemer = bezaaien; bestrooien; overal verspreid zijn in se élancer = vooruitsnellen; toesnellen; zich werpen; zich verheffen; hoog opschieten frayer = banen ~~~~~ pourtant = echter; toch; evenwel repoussant = afstotend; weerzinwekkend pas de sitôt = niet zo gauw avec insistance = nadrukkelijk puisque = aangezien; daar; toch trempé = doornat interminable = eindeloos manifeste = duidelijk; duidelijk blijkend; klaarblijkelijk; manifest lorsque = toen; wanneer; terwijl aigu = scherp; hevig percant = doordringend; scherp; snerpend étourdissant = oorverdovend; overweldigend; verbluffend navrant = zeer bedroevend; intreurig; akelig; pijnlijk; navrant tout au long de jour = gedurende de gehele dag; gedurende de hele dag; gedurende heel de dag par saccades = schoksgewijs; met horten en stoten cahotant = hotsend; hobbelig ballant = los neerhangend; zwaaiend fondu = gesmolten désormais = voortaan; van nu af aan; van toen af aan pour de bon = voorgoed; werkelijk à moins de = tenzij détrempé = doorweekt rageuse = opvliegend; driftig doré = verguld; goudgeel; goudskleurig pourpre = purperrood momentanément = gedurende een ogenblik; tijdelijk à plein gosier = luidkeels puis = daarna; vervolgens en l'espace d'une heure = in een uur
Ingezonden op 21-10-2010 - 1562x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
13-09-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!