Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
5MMtWe
› 1 woordenlijst Kapitel 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
5MMtWe
, deel DUITS
1 woordenlijst Kapitel 1
Jaar 5 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Ferien = de vakantie { NIET der Urlaub} der Urlaub = de vakantie {NIET die Ferien} der Ferientag = de vakantiedag {NIET der Urlaubstag} der Urlaubstag = de vakantiedag {NIET der Ferientag} Ferien = vakantie hebben {NIET Urlaub machen} die Freizeit = de vrije tijd der Feierabend = de rust na werktijd; de vrije tijd der Feiertag (e) = de feestdag Weihnachten = kerstmis Ostern = Pasen der Ausflug (¨e) = het uitstapje die Disko (s) = de discotheek das Konzert (e) = het concert der Freizeitpark = het pretpark die Kneipe (n) = de kroeg das Kino (s) = de bioscoop das Meer = de zee die Ausstellung (en) faulenzen = luieren reden = babbelen {NIET plaudern} plaudern = babbelen {NIET reden} pauken = blokken bummeln = flaneren; rond hangen erholsam = ontspannend anstrengend = vermoeiend abenteuerlich = avontuurlijk langweilig = saai toll = leuk riesig = reuze; fantastisch billig = goedkoop preiswert = het geld waard teuer = duur langsam = langzaam; traag schnell = vlug am Morgen; morgens = 's morgens mittags; am Mittag = 's middags abends; am Abend = 's avonds täglich = dagelijks wöchentlich = wekelijks monatlich = maandelijks häufig = vaak; dikwijls das Gesetz (e) = de wat der Jugendliche = de jongere der Erwachsene = de volwassene heiraten = trouwen wählen kiezen der Politieker (-) = de politicus nett = vriendelijk das Reiseziel = de vakantiebestemming der ferienort = het vakantieoord die Sprachreise = de taalvakantie das Ferienhaus = het vakantiehuis der Strand = het strand das Reisebüro = het reisbureau der Prospekt (e) = de folder das Ausland = het buitenland die Insel (n) = het eiland die Sehenswürdigkeit (en) = de bezienswaardigheid sich etwas angucken = iets bekijken erkunden = verkennen das Verkehrsmittel (-) = het verkeersmiddel der Bahnhof = het station der Züg (¨e) = de trein die Fahrkarte (n); das Ticket (s) = het ticket; het kaartje die einfache Fahrt = het kaartje enkele reis; enkele reis die Rückfahrkarte (n) = het retourbiljet der Schalter = het loket der Bahnsteig = het perron das Gleis = het spoor umsteigen = overstappen die Abfahrt = het vertrek die verspätung = de vertraging die Pünktlichkeit = de stiptheid das Flugzeug (e) = het vliegtuig der Flughafen = de luchthaven die Fluggesellschaft = de luchtvaartmaatschappij der Abflug = het vertrek {ALLEEN BIJ VLIEGTUIGEN!!!} die Ankunft = de aankomst der Flug = de vlucht der Bus (se) = de bus der Wagen = de wagen das Moped = de bromfiets das Mofa = de snorfiets das Motorrad = de motor(fiets) trampen = liften der Tramper (-) = de lifter das Hotel (s) = het hotel das Einzelzimmer (-) = de éénpersoonskamer das Doppelzimmer (-) = de tweepersoonskamer das Wetter = het weer der Wetterbericht (e) = het weerbericht die Wettervorhersage (n) = de weersvoorspelling die Sonne = de zon die Wolke (n) = de wolk der Regen = de regen der Schauer (-) = de regenbui der Schnee = de sneeuw der Wind = de wind der Sturm (¨e) = de storm der Nebel = de nevel; de mist das Gewitter (-) = het onweer der Frost = de vrieskou; de vorst die Temperatur (en) = de temperatuur das Glatteis = de ijzel die Kälte = de kou; de koude die Hitze = de hitte; de warmte es regnet = het regent es friert = het vriest es stürmt het stormt es gewittert = het onweert es schneit = het sneeuwt es weht = het waait es taut = het dooit kalt = koud warm = warm heiss = heet sonnig = zonnig heiter = helder wolkig; bewölkt = bewolkt neblig = nevelig jobben; arbeiten = werken der Ferienjob (s) = de vakantiejob die Arbeit = het werk das Taschengeld = het zakgeld die Kohle; die Knete = het geld das Sparkonto = de spaarrekening das Handy (s) = de gsm
Ingezonden op 15-11-2010 - 1293x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-11-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Het is de bedoeling dat je ook de meervouden geeft zoals in het werkboek.
bij het invullen: Eszett is "ss"
Bij hints: spatie wordt ook als een punt gerekend
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!